Home

Gerechtshof Arnhem, 09-07-2008, BD9747, 07-00133

Gerechtshof Arnhem, 09-07-2008, BD9747, 07-00133

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
9 juli 2008
Datum publicatie
8 augustus 2008
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2008:BD9747
Zaaknummer
07-00133

Inhoudsindicatie

Rioolrechten.

Schending rechterlijke onpartijdigheid. Rechter is als voormalige gemeentesecretaris betrokken geweest bij rioleringskwestie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

nummer 07/00133

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X, wonende te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Almelo van 28 februari 2007, nummer 06/1034, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hof van Twente (hierna: de Ambtenaar)

1. De belastingaanslag, het bezwaar en het geding voor de Rechtbank

1.1 Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2005 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen opgelegd in de onroerende-zaakbelastingen en de rioolrechten (hierna: de belastingaanslagen).

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de belastingaanslagen gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank Almelo (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 28 februari 2007 ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan deze uitspraak gehecht.

2. Het geding voor het Hof

2.1 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

2.2 Tot de stukken van het geding behoren het beroepschrift en het verweerschrift, beide met de daarin genoemde bijlagen, alsmede de conclusies van re- en dupliek met de daarin genoemde bijlagen.

2.3 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 mei 2008 te Arnhem door de eerste meervoudige belastingkamer. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Ambtenaar. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.4 Belanghebbende heeft bij deze mondelinge behandeling een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota wordt als hier ingelast aangemerkt.

3. De vaststaande feiten

Het Hof verwijst voor de feiten naar onderdeel 3 van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

- Beantwoordt de behandeling van het geschil door de Rechtbank aan de eis van rechterlijke onpartijdigheid;

- Berusten de onderhavige aanslagen op rechtsgeldige belastingverordeningen.

4.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de in beroep bestreden uitspraken op bezwaar.

4.4 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

5. Beoordeling van het geschil

5.1 In zijn conclusie van repliek in de procedure voor dit Hof heeft belanghebbende aangegeven een verzoek als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te willen indienen tot wraking van de rechter die de zaak bij de Rechtbank heeft behandeld, te weten mr. W.M.B. Elferink. Als bijlage bij de conclusie van repliek heeft belanghebbende een daartoe strekkend verzoekschrift gevoegd.

5.2 In het verzoekschrift, de pleitnota ten behoeve van de zitting van 16 mei 2008 en hetgeen hij daaraan ter zitting heeft toegevoegd, heeft belanghebbende, zakelijk weergegeven, ter onderbouwing van zijn verzoek tot wraking het volgende aangevoerd. Mr. Elferink is vele jaren gemeentesecretaris geweest van één van de rechtsvoorgangers van de huidige gemeente Hof van Twente, Q. Ook van R, een andere rechtsvoorganger van Hof van Twente, is hij enkele jaren gemeentesecretaris geweest. Mr. Elferink is als gemeentesecretaris nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de voorlopers van de belastingverordeningen waarop de in geding zijnde aanslagen berusten. Hij is ook nauw betrokken geweest bij de discussie over de vraag of de verfijningsuitkering rioleringen in mindering zou moeten komen op de kosten die door middel van rioolrechten kunnen worden verhaald. Deze vraag vormt een van de geschilpunten in de onderhavige procedure. Mr. Elferink heeft voorts in zijn periode als gemeentesecretaris nauw samengewerkt met de toenmalige wethouder van Financiën, A, die een prominente rol heeft gespeeld in de bedoelde discussie. A en mr. Elferink wonen nog altijd, op enkele honderden meters van elkaar in S, een dorpskern binnen de gemeente Hof van Twente. Zij behoren, mede gezien hun voormalige functies, tot de notabelen van de gemeente. Door een opmerking ter zitting over artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet heeft mr. Elferink de indruk gewekt een belangengerichtheid te hebben gevormd naar de overheid, althans de gemeenten. In die omstandigheden is althans de schijn aanwezig dat mr. Elferink in deze zaak niet als onpartijdig rechter heeft kunnen functioneren.

5.3 De Ambtenaar heeft zich in zijn conclusie van dupliek op het standpunt gesteld geen partij te zijn in deze kwestie en het verzoek van belanghebbende voor kennisgeving aan te nemen. Ter zitting heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot wraking vooraf of tijdens de zitting van de Rechtbank gedaan had moeten worden. Hij bevestigt dat mr. Elferink jaren geleden gemeentesecretaris is geweest in de voormalige gemeente Q. Van de nieuwe (fusie)gemeente Hof van Twente is hij geen gemeentesecretaris geweest. De fusie van de voormalige gemeenten heeft plaatsgevonden in 2001 of 2002, dus jaren geleden en ruim voordat de belastingverordeningen zijn vastgesteld waarop de onderhavige aanslagen berusten.

5.4 Het Hof stelt voorop dat een verzoek tot wraking van een rechter die een zaak behandelt, op de voet van de artikelen 8:15 en 8:16 van de Awb in beginsel gedaan dient te worden voorafgaand aan of tijdens de mondelinge behandeling van de zaak, zoals de Ambtenaar terecht heeft opgemerkt, doch in ieder geval voordat die rechter uitspraak doet. Dit staat er evenwel niet aan in de weg – ook niet in het licht van artikel 8:18, lid 5, van de Awb – dat in de eerstvolgende instantie de onpartijdigheid van de rechter ten toets kan komen in het kader van een klacht over schending van het fundamentele recht op behandeling van de zaak door een onpartijdige rechter (vergelijk HR 2 december 2005, nr. 40 066, LJN AU7352). Het Hof zal het verzoek om wraking opvatten als een klacht als hiervoor is omschreven.

5.5 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter geldt blijkens het onder 5.4 genoemde arrest van de Hoge Raad als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

5.6 De onder 5.2 aangevoerde omstandigheden vormen, elk voor zich maar ook in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van het Hof onvoldoende grond voor het oordeel dat mr. Elferink jegens belanghebbende een vooringenomenheid koestert. Mr. Elferink heeft in de huidige gemeente Hof van Twente nimmer een positie bekleed waardoor hij betrokken zou kunnen zijn geweest bij de totstandkoming van de onderhavige belastingaanslagen of de belastingverordeningen waarop deze steunen. Dat neemt niet weg dat met name de betrokkenheid die mr. Elferink - naar moet worden aangenomen - in zijn positie van gemeentesecretaris heeft gehad bij de discussie die in de voormalige gemeente Q is gevoerd over de vraag of de verfijningsuitkering riolering in mindering zou moeten komen op de kosten die door middel van rioolrechten kunnen worden verhaald - welke vraag een van de geschilpunten vormt in deze procedure - bij belanghebbende de schijn kan hebben gewekt dat mr. Elferink ten aanzien van althans het desbetreffende geschilpunt een bepaalde vooringenomenheid zou kunnen koesteren. Gelet op de betrokkenheid van mr. Elferink bij deze discussie in een hoedanigheid die hem deed staan aan de zijde van een der partijen in het onderhavige geschil, kon de behandeling daarvan door mr. Elferink niet beantwoorden aan de eis van rechterlijke onpartijdigheid (vergelijk HR 10 augustus 2007, nr. 42 516, LJN BB1375).

5.7 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat belanghebbendes eerste grief gegrond is. De uitspraak waartegen het hoger beroep is gericht kan niet in stand blijven. De zaak dient te worden teruggewezen naar de Rechtbank voor een nieuwe behandeling van de zaak in volle omvang door een andere rechter. De tweede grief behoeft in dit verband geen behandeling.

6. Kosten

Belanghebbendes kosten voor de behandeling van het hoger beroep bij dit Hof zijn in overeenstemming met het Besluit proces¬kosten bestuursrecht te berekenen op € 35 aan reis- en verblijfkosten.

7. Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- wijst de zaak terug naar de Rechtbank;

- gelast dat de gemeente Hof van Twente aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij dit Hof betaalde griffierecht van € 106;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 35 en wijst de gemeente Hof van Twente aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Deze uitspraak is op 9 juli 2008 gedaan door de eerste meervoudige belastingkamer in de samenstelling mr. J.A. Monsma, voorzitter, mr. N.E. Haas en mr. F.J.P.M. Haas, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.

De griffier, De voorzitter,

(V.F.R. Woeltjes)

(J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.