Gerechtshof Arnhem, 20-08-2008, ECLI:NL:GHARN:2008:85 BF0538, 07/00281
Gerechtshof Arnhem, 20-08-2008, ECLI:NL:GHARN:2008:85 BF0538, 07/00281
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 20 augustus 2008
- Datum publicatie
- 12 september 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2008:BF0538
- Zaaknummer
- 07/00281
Inhoudsindicatie
WOZ.
Rechtbank ziet Fierensdrempel over het hoofd.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 07/00281
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : X
verweerder : heffingsambtenaar van de gemeente Ermelo (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak van de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank) van 26 april 2007, nr. 06/1210 WOZ
betreft : beschikking waardevaststelling ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ) voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006
nummer : 100291151
mondelinge behandeling : op 7 augustus 2008 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Ambtenaar
gronden:
1. In geschil is de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Ermelo naar de toestand op de waardepeildatum 1 januari 2003. De Rechtbank heeft aannemelijk geacht dat de in geschil zijnde waarde € 415.000 bedroeg. Deze laatste waarde wijkt niet meer dan 4% af van de bij beschikking vastgestelde waarde van € 432.000. Gelet op artikel 26a van de Wet WOZ wordt in dat geval de bij beschikking vastgestelde waarde geacht juist te zijn. Uitgaande van haar oordeel dat de in geschil zijnde waarde € 415.000 bedroeg, had de Rechtbank derhalve het beroep ongegrond moeten verklaren. Reeds om deze reden komt de uitspraak van de Rechtbank in aanmerking voor vernietiging.
2. Belanghebbende heeft bij verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld door te bepleiten dat de in geschil zijnde waarde € 391.000 bedroeg. De Ambtenaar is evenwel, anders dan artikel 27m van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voorschrijft, niet in de gelegenheid gesteld het incidentele hoger beroep te beantwoorden. Ter zitting heeft de Ambtenaar verklaard voldoende in de gelegen¬heid te zijn geweest te reageren op het incidentele hoger beroep en geen behoefte te hebben het alsnog schriftelijk te beantwoorden.
3. De Ambtenaar verdedigt dat de waarde terecht op € 432.000 is vastgesteld. Tot steun voor zijn stelling wijst de Ambtenaar erop dat bij de waardevaststelling gebruik is gemaakt van de diensten van taxatiebureau SMQ. Voorts wijst hij erop dat in de bezwaarfase door een taxateur in dienst van A-diensten is geadviseerd de vastgestelde waarde te handhaven en dat B in de beroepsfase een taxatierapport heeft opgesteld, waarin de waarde wordt getaxeerd op € 432.000. Ter zitting heeft de Ambtenaar verklaard dat de taxaties van A en van B inhouden dat de desbetreffende taxateurs van mening zijn dat de vastgestelde waarde met inachtneming van artikel 26a van de Wet WOZ wordt geacht juist te zijn.
4. In zijn beroepschrift wijst belanghebbende erop dat de toe te rekenen waarde per m³ inhoud van de drie meest geschikte vergelijkingsobjecten respectievelijk € 398, € 410 en € 405 is, terwijl de Ambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de woning van belanghebbende uitgaat van € 485 per m³. De Ambtenaar heeft de berekening van belanghebbende niet betwist. Ter verklaring van de hogere m³-prijs van de woning van belanghebbende heeft de Ambtenaar slechts in algemene zin gewezen op de zijns inziens betere ligging. Voorts heeft de Ambtenaar gewezen op de hiervoor vermelde taxaties.
5. De verwijzingen van de Ambtenaar maken naar het oordeel van het Hof niet inzichtelijk en evenmin aannemelijk dat de waarde van de woning van belanghebbende hoger moet worden vastgesteld dan de door hem bepleite waarde van € 391.000. Daarbij kent het Hof betekenis toe aan de omstandigheid dat de taxaties van A en B naar uit de verklaring van de Ambtenaar volgt niet meer inhouden dan dat de waarde ten minste € 414.720 (96% van € 432.000) bedraagt. Het Hof beschikt niet over een verslag of rapport van de taxatie van A en het taxatierapport van B vermeldt niet op welke wijze rekening is gehouden met overeenkomsten en verschillen tussen de woning van belanghebbende en de vergelijkingsobjecten. In het bijzonder is daarin slechts vermeld dat de ligging van de woning van belanghebbende ‘voldoende’ is. Over de ligging van de vergelijkingsobjecten is niets vermeld.
6. De slotsom luidt dat de Ambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde hoger is dan € 391.000. De uitspraak van de Rechtbank moet worden vernietigd en de waarde moet op dit bedrag worden vastgesteld.
proceskosten:
Belanghebbende heeft in de procedure voor de Rechtbank verzocht om vergoeding van proceskosten, maar deze niet gespecificeerd. Daaraan had de Rechtbank niet de conclusie mogen verbinden dat van proceskosten niet is gebleken. Als de Rechtbank een nadere specificatie of bewijsstukken nodig achtte, had zij belanghebbende in de gelegenheid moeten stellen die alsnog over te leggen (Hoge Raad 30 september 2005, nr. 40.379, BNB 2005/373).
Het Hof acht termen aanwezig de Ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en van het hoger beroep bij het Hof. De reis , verblijf en verletkosten van de bijstand van belanghebbende komen op grond van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet gesteld of gebleken is dat sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Wel voor vergoeding komen in aanmerking de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van een zitting te Zutphen (€ 22,40) en een zitting te Arnhem (€ 24,30). Voorts komen voor vergoeding in aanmerking de verletkosten van belanghebbende voor het bijwonen van deze zittingen. Het Hof stelt deze op 4 uren elk. Met toepassing van het door belanghebbende onweersproken gestelde uurbedrag komt dat op € 152,44. De totale proceskosten bedragen dan € 200 (afgerond).
beslissing:
Het Gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
– vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Ambtenaar,
– vermindert de vastgestelde waarde tot € 391.000;
– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 200 en wijst de gemeente Ermelo aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 20 augustus 2008 door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. R.F.C. Spek.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordig¬heid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(W.J.N.M. Snoijink) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 augustus 2008
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.