Gerechtshof Arnhem, 27-08-2008, BF0551, 06-00380
Gerechtshof Arnhem, 27-08-2008, BF0551, 06-00380
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 27 augustus 2008
- Datum publicatie
- 12 september 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2008:BF0551
- Zaaknummer
- 06-00380
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Navordering wegens privé-gebruik taxi is terecht.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 06/00380
uitspraakdatum: 27 augustus 2008
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X, wonende te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 25 augustus 2006, nummer 05/4007, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)
1. De navorderingsaanslag, de beschikking, het bezwaar en het geding voor de Rechtbank
1.1 Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 15.245. Bij beschikking is daarbij aan belanghebbende een boete van ƒ 1.014 opgelegd. Het aanslagbiljet is genummerd 1.H.07.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot ƒ 507.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 augustus 2006 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover deze de boetebeschikking betreft en de boete verminderd tot een bedrag van ƒ 404 (€ 183).
2. Het geding voor het Hof
2.1 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Tot de stukken van het geding behoren het beroepschrift, het op 5 december 2006 ingekomen verweerschrift en de aanvulling daarop van 9 oktober 2007, en de op 5 maart 2008 ingekomen nadere stukken van belanghebbende.
2.2 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2008 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur.
2.3 De gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur hebben bij deze mondelinge behandeling een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's wordt als hier ingelast aangemerkt.
2.4 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
3. De vaststaande feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandel¬de ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
3.1 Belanghebbende is werkzaam als taxichauffeur in de regio Y. Hij exploiteert, tezamen met A in de vorm van een vennootschap onder firma, een taxibedrijf onder de naam B 000 (hierna: de vof). Het nummer in de naam van de vof slaat terug op het nummer waaronder door het Openbaar lichaam taxizaken Q een vergunning is verleend voor het vervoer van personen tegen betaling als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000.
3.2 Belanghebbende was vanaf 7 september 1998 houder van een personenauto, merk Mercedes, met het kenteken AA-BB-00 (hierna: de Mercedes). Met de Mercedes, die tot zijn ondernemingsvermogen behoorde, verrichtte belanghebbende zijn werkzaamheden als taxichauffeur. A maakte voor dat doel gebruik van een Ford Scorpio. Belanghebbende en zijn echtgenote beschikken tevens over een personenauto die tot het privé-vermogen behoort.
3.3 Voor het inbouwen van de vereiste taxameter heeft belanghebbende met het Taxameter inbouw- en reparatiebedrijf C een afspraak gemaakt voor dinsdag 8 september 1998. In de agenda van C staat voor die dag de volgende afspraak vermeld:
" 000, Mercedes, inbouw, Digitax inbouwen "
In de agenda van C is voor maandag 21 december 1998, 9:45 uur vermeld:
" 000 Div "
3.4 Tot de stukken van het geding behoren gegevens, waaronder kopieën van processen-verbaal en verslagen van telefoontaps, afkomstig uit een onderzoek bij C, waaruit kan blijken dat C zich in 1998 - onder meer - bezig hield met het inbouwen in taxi's van een kilometertelleronderbreker (hierna: kto). Met behulp van een kto kunnen aanvankelijk met de kilometerteller van de taxi geregistreerde kilometers achteraf worden verwijderd. Bij het uitschakelen van de kto springt de kilometerteller automatisch terug naar de stand waarop de teller stond toen de kto werd ingeschakeld. Of een kto is ingeschakeld, is voor een klant niet waarneembaar. Op grond van de bevindingen bij het onderzoek heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat met de term "div" (of soortgelijke aanduidingen) in de werkplaatsagenda van C wordt gedoeld op het inbouwen van een kto. Onder gelijke termen werden de uit te voeren werkzaamheden vermeld in de werkschriften van een werknemer van C. Voor de werkzaamheden in verband met het inbouwen van een kto werden door C geen facturen afgegeven. Het gebruik van een kto in een taxi is niet toegestaan. Dit verbod is ook de reden waarom de werkzaamheden in de agenda, het werkschrift en (meestal) tijdens telefoongesprekken, versluierd werden weergegeven.
3.5 Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en premieheffing wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het onderhavige jaar geen rekening gehouden met - kort gezegd - een bijtelling wegens privégebruik van de Mercedes.
3.6 Voor de beantwoording van de vraag of belanghebbende de regels omtrent - kort gezegd - het privégebruik van de Mercedes juist heeft toegepast, heeft de Inspecteur in 2003 bij belanghebbende een boekenonderzoek doen instellen. De bevindingen tijdens het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 29 september 2003 (hierna: het rapport) waarvan een kopie tot de stukken van het geding behoort. In het rapport is - onder meer - het volgende vermeld:
"(...)
2.2 Ter beschikking gestelde administratie
De volgende bescheiden zijn ingeleverd voor het boekenonderzoek.
- Rittenkaarten 1998 tot en met 2001
- Maandlijsten 1998 tot en met 2001
Kostenfacturen 1998 tot en met 2001
- Werkmappen A 1 van 26-04-1999 t/m 30-04-2000
A 2 van 01-05-2000 t/m 06-05-2001
A 3 van 07-05-2001 t/m 12-05-2002
- Ritten op rekening declaraties
2.3 Niet ter inzage verstrekte administratie
De volgende bescheiden zijn niet overgelegd.
- Gegevens van de taxameter
- Kilometeradministraties
- Werkmap van 01-04-99 tot en met 26-04-1999
3 Kilometeradministratie
3.1 Algemeen
De kilometeradministratie van de auto bestaat uit de rittenkaarten van de betreffende chauffeurs. Hierop worden in de vakjes totale km per dienst de stand van de taxameter van de auto opgenomen. Als de kaarten van de chauffeurs op datum worden gelegd, moet er in samenhang met een vastgelegde begin- en eindstand een sluitende kilometeradministratie ontstaan.
De overige kilometers (naar de garage en dergelijke) worden (ten onrechte) niet apart geadministreerd maar zijn opgenomen in de totale kilometers van de rittenkaart van die dag.
(...)
3.2 Kilometertelleronderbreker
Uit aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens is gebleken dat in de auto met het kenteken AA-BB-00 een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. (...)
3.3 Aansluiting
Ondanks dat geen juiste en controleerbare kilometeradministratie wordt bijgehouden is beoordeeld of hetgeen wel aanwezig is gebreken vertoon[t].
Hierbij valt op dat de door de garage opgenomen stand van de kilometerteller altijd afwijkt van de door de bestuurders opgenomen stand waarbij het verschil niet constant is.
(...)
[Hof: in het rapport volgt daarna een aantal berekeningen voor een zestal perioden tussen 17 november 1998 en 6 september 2000 waaruit naar het oordeel van de controlerend ambtenaar onverklaarbare verschillen tussen de kilometerstanden volgens de garagenota's en de rittenkaarten blijken van resp. 1.773, neg. 2.757, neg 466, 1.051, 75 en neg. 976 kilometers.]
(...)
In de ritten op rekeningadministratie is gebleken dat er op diverse data ritten op rekening zijn gereden, welke niet zijn terug te vinden op de rittenkaarten over deze periode.
(...)
In de ritten op rekeningadministratie is tevens gebleken dat er op diverse data ritten op rekening zijn gereden, waarvan op die dag geen rittenkaart aanwezig was. De betreffende rit is dus niet aangegeven in de rittenadministratie.
(...)
[Hof: in het rapport wordt vervolgens een aantal waarnemingen van vervoer in 2000 en 2001 opgesomd die niet op rittenkaarten zijn vermeld en waarvan derhalve onduidelijk is gebleven of van een zakelijke of een privé-rit moet worden gesproken.]
(...)
Omdat de gegevens van de taxameter niet worden bewaard (en/of aan de inspecteur verstrekt) kunnen deze niet vergeleken worden met de gegevens van de rittenkaarten.
(...)
4.2.2 Opsomming van gebreken bij het invullen van de rittenkaarten
Tijdens het ingestelde onderzoek is geconstateerd dat de rittenkaarten niet juist worden ingevuld. Dit blijkt uit het volgende:
Vóór 1 januari 2000;
De volgende vakken zijn niet of niet altijd ingevuld;
- Vertrektijd per rit,
Op de rittenkaarten is niet of meestal niet ingevuld;
- kilometertellerstand van de auto bij begin en einde van de dienst,
- tijdstip vertrek en aankomst per rit,
- naam en adres van de vervoerder
Vanaf 1 januari 2000;
Op de rittenkaarten is niet of niet altijd ingevuld;
- kenteken van de auto,
- kilometertellerstand van de auto bij begin en einde van de dienst,
- tijdstip vertrek en aankomst per rit,
- naam en adres van de vervoerder
(...)"
3.7 Op grond van de bevindingen tijdens het bij belanghebbende ingestelde boekenonderzoek heeft de Inspecteur de onderhavige navorderingsaanslag en boetebeschikking opgelegd. Daarbij heeft hij het aanvankelijk op negatief ƒ 6.445 vastgestelde belastbare inkomen in verband met de toepassing van de zogenoemde autokostenfictie verhoogd met ƒ 21.690, en nader vastgesteld op ƒ 15.245
4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur de onderhavige navorderingsaanslag terecht heeft opgelegd. Het Hof verstaat het beroep van belanghebbende aldus dat hij stelt dat de Mercedes op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt en dat de autokostenfictie derhalve buiten toepassing moet blijven. De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan.
4.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in voormeld proces-verbaal.
4.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslag en de boetebeschikking.
4.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Op grond van artikel 42, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet IB) worden bij het bepalen van winst uit onderneming de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot een bedrag van ten minste twintig percent van de catalogusprijs van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming. Deze bepaling vindt, op grond van het vijfde lid van genoemd artikel, geen toepassing indien blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
5.2 Deze, op belanghebbende rustende, bewijslast houdt in dat hij een en ander onomstotelijk moet aantonen. Met een zwakkere vorm van bewijs, het aannemelijk maken, kan geen genoegen worden genomen.
5.3 Met hetgeen hij naar voren heeft gebracht slaagt belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet in zijn bewijs. Van een sluitende kilometeradministratie is geen sprake. Met de rittenkaarten die belanghebbende heeft bijgehouden valt niet een zodanige administratie te construeren. Voor een aantal door de Inspecteur gesignaleerde gebreken is belanghebbende een onomstreden verklaring schuldig gebleven. De onjuistheid van de notities op de garagenota’s is door belanghebbende niet, met een verwijzing naar een controleerbaar juiste administratie, onomstotelijk aangetoond. Voor een aantal waarnemingen van ritten door de Inspecteur waarvoor geen rittenkaarten aanwezig waren, of die niet waren vermeld op de wel aanwezige rittenkaarten, heeft belanghebbende geen afdoende verklaring kunnen geven. De enkele verklaring dat soms klanten worden opgepikt in een verkeerssituatie die het (onmiddellijk) maken van aantekeningen op de rittenkaart onmogelijk maakt, is daartoe onvoldoende, evenals de - niet door hem nader uitgewerkte - stelling dat hij ook in privé over een auto beschikt.
5.4 Nu belanghebbende het van hem verlangde bewijs niet heeft geleverd, heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld. In zoverre is het hoger beroep ongegrond.
5.5 De Inspecteur heeft aanvankelijk een boete opgelegd van ƒ 1.014 (50 percent van de nagevorderde belasting) omdat het naar zijn mening aan opzet van belanghebbende is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. In verband met het proportionaliteitsbeginsel (aan belanghebbende is naar aanleiding van het ingestelde boekenonderzoek een groot aantal naheffings- en navorderingsaanslagen opgelegd) is deze boete bij de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking teruggebracht tot 25 percent van de nagevorderde belasting, ofwel ƒ 507. In verband met het overschrijden van de redelijke termijn (artikel 6 EVRM) is de boete door de Rechtbank verder verminderd tot ƒ 404.
5.6 Uit de stukken van het geding leidt het Hof af dat de Inspecteur zijn standpunt omtrent het opzet van belanghebbende baseert op zijn stellingen omtrent de (on)aanvaardbaarheid van de door belanghebbende bijgehouden rittenadministratie in verband met de omstandigheid dat belanghebbende in de Mercedes een kto heeft doen inbouwen. Het Hof heeft echter in de procedures met betrekking tot de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (zaak 06/00381) en de motorrijtuigenbelasting (zaak 06/00382) geoordeeld dat de Inspecteur zulks niet aannemelijk heeft gemaakt, en dat belanghebbende voor een deel van de geconstateerde overige gebreken aannemelijke verklaringen heeft afgelegd. Naar het oordeel van het Hof kan uit de omstandigheid dat belanghebbende in de onderhavige procedure niet heeft doen blijken dat het autokostenforfait in zijn geval niet van toepassing is, niet worden afgeleid dat het aan zijn opzet is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Omtrent de aanwezigheid van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven, is door de Inspecteur in het verweerschrift in eerste aanleg, noch in hoger beroep iets gesteld hoewel dit wel op zijn weg had gelegen (vergelijk Hoge Raad 17 augustus 1998, nr. 31.947, BNB 1998/329). Hieruit volgt dat de boetebeschikking moet worden vernietigd. In zoverre is het hoger beroep gegrond.
6. Kosten
Gelet op de gelijktijdig met deze uitspraak gedane uitspraak met het nummer 06/00381 kent het Hof in de onderhavige zaak geen afzonderlijke proceskostenvergoeding toe.
7. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing omtrent de boete;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking;
- verklaart het hoger beroep voor het overige ongegrond, en
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij dit Hof betaalde griffierecht van € 105.
Deze uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer in de samenstelling mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. R.F.C. Spek, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
De beslissing is op 27 augustus 2008 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A.W.M. van der Waerden) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 augustus 2008
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.