Home

Gerechtshof Arnhem, 17-09-2008, BF3164, 07-00384

Gerechtshof Arnhem, 17-09-2008, BF3164, 07-00384

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
17 september 2008
Datum publicatie
26 september 2008
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2008:BF3164
Zaaknummer
07-00384

Inhoudsindicatie

Precariobelasting.

Onjuiste tenaamstelling aanslag leidt in appel tot vernietiging.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

nummer 07/00384

Uitspraakdatum: 17 september 2008

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de provincieambtenaar belast met de heffing van provinciale belastingen van de provincie Overijssel (hierna: de Ambtenaar)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 juni 2007, nummer AWB 06/1792, in het geding tussen de Ambtenaar

en

X BV, gevestigd te Z (hierna: belanghebbende).

1. Ontstaan en loop van het geding voor de Rechtbank

1.1 Aan X BV is voor het jaar 2005 een aanslag in de precariobelasting (hierna: de aanslag) opgelegd.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3 Tegen die uitspraak is beroep ingesteld bij de Rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 juni 2007 gegrond verklaard, de artikelen 3a en 3b van de Precarioverordening Overijssel 1998, plus het tarief opgenomen in de Tarieventabel 2005, behorende bij en deel uitmakende van de Precarioverordening Overijssel 1998, onder punt 1.0 geldend met ingang van 1 januari 2005 onverbindend verklaard en de uitspraak van de Ambtenaar vernietigd. De uitspraak van de Rechtbank is aan deze uitspraak gehecht.

2. Het geding voor het Hof

2.1. De Ambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 3 augustus 2007 en aangevuld bij brief van 4 oktober 2007.

2.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en met dagtekening 19 november 2007 nog een brief ingezonden.

2.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2007 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord A namens belanghebbende en de Ambtenaar, bijgestaan door B. De Ambtenaar heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier een proces-verbaal opgemaakt, dat op 22 januari 2008 aan partijen is toegezonden.

2.4. Bij brieven van 27 december 2007 en van 14 januari 2008 heeft belanghebbende op verzoek van het Hof nadere inlichtingen gegeven. Bij brief van 14 maart 2008 heeft de Ambtenaar daarop gereageerd. Op verzoek van het Hof heeft belanghebbende vervolgens zonder begeleidend schrijven uittreksels uit het handelsregister van C Beheer BV en van D Beheer BV aan het Hof gezonden. Van alle vermelde brieven en stukken heeft de griffier afschriften aan de wederpartij gezonden. Bij verklaringen van 16 april 2008 en van 25 april 2008 hebben partijen toestemming gegeven zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.

3. De vaststaande feiten

Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de Rechtbank hieromtrent in haar uitspraak heeft vastgesteld. Voorts stelt het Hof op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, nog de volgende feiten vast.

3.1. Met dagtekening 1 september 1997 is aan de heer D, p/a D Handelsonderneming B.V., de volgende ontheffing verleend:

“ Voor het gebruik maken van de (…) provinciale weg (…) tot het wijzigen, laten staan en exploiteren van een verkooppunt van motorbrandstoffen c.a. verlenen wij u, voor zover van toepassing, ontheffing van de verbodsbepaling, vervat in artikel 16, van de Provinciale wegenverordening Overijssel 1978. ”

3.2. Aan X BV is de in geding zijnde aanslag in de precariobelasting opgelegd voor het hebben van een tankstation op voor de openbare dienst bestemde provinciale grond. Dit tankstation is het verkooppunt waarop de hiervoor aangehaalde ontheffing betrekking heeft.

3.3. Enig aandeelhouder en bestuurder van X BV is E Holding BV. Bestuurders van E Holding BV zijn C Beheer BV en D Beheer BV. Enig aandeelhouder en bestuurder van C Beheer BV is C. Enig aandeelhouder en bestuurder van D Beheer BV is D.

3.4. Met dagtekening 12 juli 2005 is tegen de aanslag bezwaar gemaakt door A in een brief die in de kop vermeldt: Tankstation F. De uitspraak op het bezwaarschrift is gezonden aan Tankstation F. Tegen de uitspraak op bezwaar is beroep aangetekend door “Tankstation F, A” in een brief die in de kop vermeldt: Tankstation F.

3.5. Op verzoek van het Hof is een machtiging overgelegd die als volgt luidt:

“ Hierdoor deel ik mee dat we de volmacht van X BV overleggen aan Tankstation F V.O.F. namens deze de heer A/mevrouw A-G om in beroep te komen bij de rechtbank inzake bovengenoemde procedure. (…)

Met vriendelijke groet, X BV

C

Directeur ”

Met handgeschreven daaronder vermeld:

“ Voor akkoord,

D. ”

3.6. Ter zitting en in de brief van zijn gemachtigde van 14 maart 2008 heeft de Ambtenaar verklaard dat hij het beleid voert dat aanslagen als de onderhavige worden opgelegd aan de ontheffinghouder.

4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4.1 Tussen partijen is onder meer in geschil of de aanslag terecht, aan de juiste (rechts)persoon en tot het juiste bedrag is vastgesteld.

4.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4.3 Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.4 De Ambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en, naar het Hof begrijpt, tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep dan wel tot ongegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het aanslagbiljet is geadresseerd aan X BV. Het bevat geen aanwijzingen dat de aanslag is opgelegd aan een ander dan die BV. De aanslag is derhalve opgelegd aan X BV. De andersluidende vaststelling van de rechtbank is onjuist.

5.2. Artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bepaalt, voor zover hier van belang, dat beroep slechts kan worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd, in dit geval dus X BV. Uit artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt dat dan ook slechts aan X BV het recht toekwam tegen de aanslag een bezwaarschrift in te dienen.

5.3. De Ambtenaar heeft het bezwaarschrift inhoudelijk behandeld, zonder nader onderzoek in te stellen naar de hoedanigheid waarin A het bezwaarschrift heeft ingediend. Kennelijk ging hij ervan uit dat A of Tankstation F het bezwaar bevoegdelijk indiende namens X BV. De Ambtenaar heeft de uitspraak op het bezwaarschrift gezonden aan Tankstation F, kennelijk in de hoedanigheid van gemachtigde van X BV.

5.4. Tegen de uitspraak op bezwaar is beroep aangetekend door “Tankstation F, A” in een brief die in de kop vermeldt: Tankstation F. Aangezien naar hiervoor is overwogen slechts X BV tot het indienen van een beroepschrift bevoegd was, had het op de weg van de Rechtbank gelegen een onderzoek in te stellen naar de hoedanigheid waarin de indiener het beroepschrift had ingediend. De Rechtbank heeft dit echter nagelaten.

5.5. Op verzoek van het Hof zijn uittreksels uit het handelsregister en de hiervoor onder 3.5. aangehaalde machtiging overgelegd. Het Hof begrijpt deze machtiging aldus dat X BV aan Tankstation F V.O.F. (A en A-G) volmacht heeft verleend om namens haar bezwaar, beroep en hoger beroep aan te tekenen met betrekking tot de thans in geding zijnde aanslag. Naar het oordeel van het Hof zijn het bezwaarschrift, het beroepschrift en het hogerberoepschrift bevoegdelijk namens belanghebbende ingediend en derhalve ontvankelijk. Daaraan doet niet af dat de machtiging niet eerder op schrift is gesteld.

5.6. Namens belanghebbende is ter zitting van het Hof gesteld dat de aanslag niet op de juiste naam is gesteld. Ter zitting en in de brief van zijn gemachtigde van 14 maart 2008 heeft de Ambtenaar verklaard dat hij het beleid voert dat aanslagen als de onderhavige worden opgelegd aan degene aan wie ontheffing is verleend. In het onderhavige geval is de ontheffing verleend aan D en niet aan belanghebbende. De aanslag diende derhalve gelet op artikel 4:84 van de Awb te worden opgelegd aan D. Niet gesteld of gebleken is dat in dezen van dat beleid moest worden afgeweken op grond van bijzondere omstandigheden.

5.7. Het aanslagbiljet dient de naam van de belastingplichtige te vermelden, tenzij sprake is van een zo geringe onvolkomenheid dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan voor wie het aanslagbiljet is bestemd (HR 31 augustus 1998, nr. 33.569, BNB 1998/335, en HR 30 september 1998, nr. 33.264, BNB 1998/379). Van een dergelijke geringe onvolkomenheid is naar ’s Hofs oordeel in dit geval geen sprake, nu het aanslagbiljet de naam vermeldt van een andere (rechts)persoon dan degene voor wie de aanslag was bestemd en evenmin voor de ontvanger van het aanslagbiljet onmiddellijk duidelijk was of behoorde te zijn dat de aanslag niet voor haar was bestemd.

5.8. De stelling van de Ambtenaar dat D en belanghebbende zijn te vereenzelvigen, kan het Hof niet volgen, nu het gaat om twee verschillende rechtssubjecten: een natuurlijke persoon en een rechtspersoon.

5.9. Naar het oordeel van het Hof heeft de Ambtenaar de aanslag ten onrechte aan belanghebbende opgelegd. De aanslag moet worden vernietigd. De overige grieven van belanghebbende behoeven geen behandeling.

6. Kosten en griffierecht

Belanghebbendes kosten voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij dit Hof zijn in overeenstemming met het Besluit proces¬kosten bestuursrecht te berekenen op de reiskosten per openbaar vervoer, laagste klasse, voor het bijwonen van een zitting te Zwolle respectievelijk een zitting te Arnhem. Het Hof schat deze kosten op € 45.

Telefonische navraag bij de Rechtbank heeft uitgewezen dat van belanghebbende geen griffierecht is geheven voor de behandeling van het beroep.

7. Beslissing

Het Gerechtshof

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

- vernietigt de uitspraak op bezwaar,

vernietigt de aanslag,

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 45 en wijst de provincie Overijssel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, M.C.M. de Kroon en C.M. Ettema, in aanwezigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier. De beslissing is op 17 september 2008 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

V.F.R. Woeltjes J. van de Merwe

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 september 2008

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.