Home

Gerechtshof Arnhem, 12-11-2008, BG4936, 06-00400

Gerechtshof Arnhem, 12-11-2008, BG4936, 06-00400

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
12 november 2008
Datum publicatie
21 november 2008
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2008:BG4936
Zaaknummer
06-00400

Inhoudsindicatie

Leges.

Tijdstip indiening bouwaanvraag is niet het tijdstip van in behandeling

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

twaalfde enkelvoudige belastingkamer

nr. 06/00400

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

appellant : X (hierna: belanghebbende)

te : Z

verweerder in hoger beroep : de heffingsambtenaar van de gemeente Doetinchem (hier-na: de verweerder)

uitspraak in eerste aanleg : van de rechtbank Zutphen van 29 augustus 2005, nr. 06/144 LEGGW

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen gevorderd bedrag

soort belasting : leges

dagtekening kennisgeving : 27 juli 2005

onderzoek ter zitting : op 29 oktober 2008 te Arnhem door mr. Monsma, vice-president, in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als grif-fier

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de verweerder

gronden:

1. De bestreden legesheffing van € 905 is belanghebbende opgelegd voor het in be-handeling nemen van een aanvraag om een reguliere bouwvergunning. De aanvraag is blijkens de aan belanghebbende verzonden ontvangstbevestiging van 24 juni 2005 op het gemeentehuis ontvangen op 8 juni 2005. De aanvraag is door belanghebbende ingetrok-ken bij brief van 10 juli 2005, die op het gemeentehuis is ontvangen op 12 juli 2005.

2. Van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2005 van de gemeente Doetinchem luiden de onderdelen 5.5.2.3 en 5.5.2.4:

5.3.2.3 Indien binnen één maand na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning doch voor het verlenen van de vergunning, de-ze aanvraag wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van de geheven leges verleend, onder verrekening van € 50,00

5.3.2.4 Indien op een later tijdstip dan in 5.3.2.3 bedoeld na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning doch voor het verlenen van de vergunning,deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van 75% van de geheven leges verleend.

3. Niet in geschil is dat, indien tariefonderdeel 5.3.2.4 van toepassing is, de leges op het juiste bedrag zijn berekend.

4. Belanghebbende bepleit echter dat niet tariefonderdeel 5.3.2.4 van toepassing is maar tariefonderdeel 5.3.2.3, zodat van hem voor de voormelde aanvraag € 50 in plaats van € 905 geheven moest worden.

5. De verweerder verdedigt dat de aanvraag niet is ingetrokken binnen één maand na het in behandeling nemen van de aanvraag. Volgens de verweerder is de aanvraag in be-handeling genomen zodra deze op het gemeentehuis was ontvangen.

6. Anders dan de verweerder tot uitgangspunt neemt, volgt noch uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening (zoals deze tot 1 juli 2008 heeft gegolden) noch uit de Woningwet noch uit enige daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur of ministeriële rege-ling, dat een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning in behandeling is of geacht wordt te zijn genomen zodra deze is ingediend. Integendeel kan volgens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het bestuursorgaan dat tot in be-handeling nemen van de aanvraag bevoegd is onder de daar vermelde omstandigheden besluiten een aanvraag niet te behandelen. Voor de vraag wanneer de aanvraag in behan-deling is genomen, kan derhalve niet zonder meer de datum van ontvangst van de aan-vraag bepalend zijn.

7. Dat brengt mee dat in dezen moet worden beoordeeld, of en, zo ja, wanneer de aan-vraag van belanghebbende in behandeling is genomen. Voor die beoordeling komt bete-kenis aan de omstandigheden:

7.1. dat de ontvangst van de aanvraag is bevestigd namens het college van burgemeester en wethouders eerst ruim twee weken na de ontvangst;

7.2. dat belanghebbendes aanvraag onderdeel is van een project van B;

7.3. dat op 30 juni 2005 mondeling overleg heeft plaatsgevonden tussen belanghebben-de, de heer A van B Vastgoed te Q en de heren C en D van de gemeente;

7.4. dat het gespreksverslag van dat overleg op 4 juli 2005 is toegezonden aan de heer A voornoemd doch niet aan belanghebbende;

7.5. dat dit gespreksverslag weliswaar vermeldt dat is afgesproken dat belanghebbende zijn vergunningaanvraag formeel intrekt, waarna er van de zijde van B een gezamenlijk bouwplan wordt ingediend dat eerst door ambtenaren van de gemeente wordt beoordeeld alvorens de stukken formeel worden ingediend, doch niet binnen welke termijn die in-trekking zou volgen;

7.6. dat na de intrekking van de onderhavige aanvraag een herhaalde aanvraag is inge-diend, waarvoor opnieuw leges verschuldigd zullen zijn.

8. Uit die omstandigheden, in onderling verband beschouwd, leidt het Hof af dat, zo-als ter zitting ook door belanghebbende is geopperd, het initiatief tot het overleg van 30 juni 2005 ten minste enige tijd voordien moet zijn genomen. Hieruit wordt wel aanneme-lijk dat de aanvraag in behandeling was genomen toen de uitnodiging tot het overleg van 30 juni 2005 werd geïnitieerd, doch niet zonder meer, dat de aanvraag reeds in behande-ling was genomen toen deze op het gemeentehuis werd ontvangen en ingeboekt.

9. Over de precieze datum waarop de aanvraag in behandeling is genomen, kan noch aan de hand van de stellingen van partijen noch aan de hand van andere in dit geding gebleken of aannemelijk geworden gegevens zekerheid worden verkregen. Die zekerheid ligt even-min besloten in de stelling van de verweerder dat de onder ?7.2 vermelde omstandigheid rechtvaardigt aan te nemen dat belanghebbende door B ‘van alle ins en outs op de hoogte wordt gesteld, waaronder de van toepassing zijnde termijnen.’

10. Het Hof moet daarom in goede justitie aannemen, dat de datum van in behandeling nemen ligt halverwege 8 en 30 juni 2005, derhalve op (vrijdag) 17 of (maandag) 20 juni 2005. Uiterlijk 12 juli 2005, derhalve binnen één maand nadien, heeft de intrekking de ge-meente bereikt.

slotsom:

Het hoger beroep is gegrond. Het gevorderde bedrag moet worden verminderd tot € 50.

kosten:

De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 15 aan reis en verblijfkosten voor het bijwonen van de zit-ting van het Hof.

beslissing:

Het Gerechtshof, recht doende in hoger beroep:

– vernietigt de uitspraak van de rechtbank en, opnieuw recht doende:

– vernietigt de uitspraak van de verweerder;

– vermindert het onder nummer 001 aan leges geheven bedrag tot € 50;

– gelast de gemeente Doetinchem aan belanghebbende de door hem gestorte griffierechten van € 37 in eerste aanleg en van € 105 in hoger beroep te vergoeden;

– veroordeelt de verweerder in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 15, te vergoeden door de gemeente Doetinchem.

Aldus gedaan te Arnhem op 12 november 2008 door mr. Monsma voornoemd. De beslis-sing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(W.J.N.M. Snoijink) (J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 november 2008

Binnen zes weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal kunnen de belanghebbende en het col-lege van burgemeester en wethouders tegen deze mondelinge uitspraak beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20 303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van dit proces-verbaal overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid alsnog gronden voor het beroep in cassatie aan te voeren.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.