Gerechtshof Arnhem, 04-02-2009, BH2873, 08-00016
Gerechtshof Arnhem, 04-02-2009, BH2873, 08-00016
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 4 februari 2009
- Datum publicatie
- 13 februari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2009:BH2873
- Zaaknummer
- 08-00016
Inhoudsindicatie
Boete.
Geen AVAS nu betalingsopdracht één dag voor het verstrijken van de betalingstermijn is verstrekt.
Uitspraak
uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 08/00016
Uitspraakdatum: 4 februari 2009
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Maatschap X en Y (ook bekend als Y/X Groep) te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 28 november 2007, nummer AWB 07/2226, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 195 wegens het niet tijdig betalen van de op aangifte verschuldigde omzetbelasting over de maand januari 2007.
1.2. De Inspecteur heeft, na tijdig daartegen gemaakt bezwaar, bij zijn uitspraak op bezwaar van 11 april 2007 de verzuimboete gehandhaafd. De uitspraak van 11 april 2007 is gevolgd door een tweede uitspraak op bezwaar van 20 april 2007 van gelijke strekking.
1.3. Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. Zij is ten onrechte uitgegaan van 20 april 2007 als datum waarop de Inspecteur uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Het beroepschrift is echter, ook indien wordt uitgegaan van de uitspraak op bezwaar van 11 april 2007, tijdig ingediend. De ontvankelijkheid van het beroep wordt door de Inspecteur derhalve terecht niet bestreden.
1.4. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 28 november 2007, nummer AWB 07/2226, het beroep ongegrond verklaard.
1.5. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Tot de stukken van het geding behoren het rechtbankdossier, het hogerberoepschrift van belanghebbende en het verweerschrift in hoger beroep van de Inspecteur. Van de zijde van belanghebbende is op 19 januari 2009 een stuk ingekomen, dat op dezelfde datum is toegestuurd aan de Inspecteur.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft op 22 januari 2009 plaatsgevonden te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord A namens belanghebbende en de Inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is het proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende heeft over het tijdvak januari 2007 aangifte omzetbelasting gedaan naar een te betalen bedrag aan omzetbelasting van € 3.906. Zij heeft met behulp van ‘Electronic banking voor Windows’ op 27 februari 2007, na 12.30 uur, de ING Bank opdracht gegeven dit bedrag over te boeken naar de rekening van de Belastingdienst.
2.2. Blijkens het door belanghebbende overgelegde mutatieoverzicht is het bedrag van € 3.906 op 28 februari 2007 afgeschreven van haar rekening. Op het overzicht wordt dit aangeduid als ‘boekdatum’. Het bedrag is op 1 maart 2007 op de rekening van de Belastingdienst bijgeschre-ven.
2.3. De Inspecteur heeft zich bij het opleggen van de verzuimboete op het standpunt gesteld dat de omzetbelasting te laat is betaald en is daarbij uitgegaan van een derde verzuim. Het eerste verzuim had betrekking op het tijdvak september 2006, het tweede verzuim op het tijdvak de-cember 2006.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is of de boetebeschikking moet worden vernietigd in verband met afwezigheid van alle schuld aan de zijde van belanghebbende betreffende de niet tijdige betaling van de op aangifte verschuldigde belasting over de maand januari 2007. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken. Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende verzoekt in hoger beroep de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Inspecteur en de boetebeschikking te vernietigen.
3.4. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelas-tingen dient de belastingplichtige de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting binnen één maand na afloop van het tijdvak te betalen. Een betaling is tijdig indien de verschuldigd gewor-den belasting binnen vorenbedoelde termijn op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschre-ven. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de verschuldigd geworden belasting op 1 maart 2007, derhalve niet tijdig, op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven.
4.2. In hoger beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat zij alle in de gegeven om-standigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de verschuldigde belasting tijdig op de rekening van de Belastingdienst zou zijn bijgeschreven, zodat zij met vrucht een beroep kan doen op afwezigheid van alle schuld (hierna: avas). In dit verband ver-wijst zij naar het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2007, nr. 42.687, BNB 2007/251.
4.3. Nu de Inspecteur betwist dat te dezen sprake is van avas, is het aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat zij alle in redelijkheid van haar te vergen zorg heeft betracht om een tijdige betaling te bewerkstelligen. Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende hier niet in geslaagd.
4.4. Belanghebbende heeft met het geven van de betalingsopdracht gewacht tot de (na)middag van de voorlaatste dag van de betalingstermijn. Enige marge voor een niet prompte verwerking van de betalingsopdracht heeft belanghebbende niet in acht genomen. Op het risico van een eventuele geringe hapering in de verwerking, bijvoorbeeld door een in de praktijk nu eenmaal voorkomende vertraging in de uitvoering van de betalingsopdracht of het verstrijken van tijd tussen de debitering van de rekening van de betalende partij en de creditering van de rekening van de ontvanger, heeft zij derhalve niet geanticipeerd.
4.5. Onder voormelde omstandigheden kan niet worden gezegd dat belanghebbende alle in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de verschuldigde belasting tijdig op de rekening van de Belastingdienst zou zijn bijgeschreven. Van avas is mitsdien geen sprake.
4.6. Het hoger beroep faalt.
5. Slotsom
Bij de uitspraak van de Rechtbank is het beroep terecht ongegrond verklaard.
6. Kosten
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.
7. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan te Arnhem door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. R. de Groot, in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2009.
De griffier, De voorzitter,
(V.F.R. Woeltjes) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 februari 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassa-tie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.