Home

Gerechtshof Arnhem, 28-01-2009, BH2877, 07/00397

Gerechtshof Arnhem, 28-01-2009, BH2877, 07/00397

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
28 januari 2009
Datum publicatie
13 februari 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BH2877
Zaaknummer
07/00397

Inhoudsindicatie

Algemeen.

Bewijslast met betrekking tot tijdigheid van bezwaar ligt bij boetezaken in beginsel bij inspecteur.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nr. 07/00397

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

appellant : X (hierna: belanghebbende)

te : Z

verweerder in hoger beroep : de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspec-teur)

uitspraak in eerste aanleg : van de rechtbank te Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 28 juni 2007, nr. AWB 06/4462, inzake de uitspraken van de Inspecteur op bezwaarschrift tegen aanslag nr. 01.H.26 en verzuimboetebeschikking

soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

jaar : 2002

onderzoek ter zitting : op 14 januari 2009 te Arnhem door mr. Kromhout, voor-zitter, mr. Den Ouden en mr. Van Suilen in tegenwoor-digheid van mr. Snoijink als griffier

waarbij verschenen : de Inspecteur

waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet uitgeno-digd

gronden:

1. De aanslag en de boetebeschikking zijn belanghebbende ter kennis gebracht bij een aanslagbiljet dat is gedagtekend 10 juni 2005. Niet is gesteld of gebleken dat de dag van de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. De bezwaartermijn eindigde dus met (vrijdag) 22 juli 2005.

2. Het bezwaarschrift is gedagtekend 15 juli 2005. Bij de in één geschrift vervatte uit-spraken van de Inspecteur is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het be-zwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken is ontvangen.

3. Belanghebbende heeft in zijn brief van 10 mei 2007 aan de Rechtbank gesteld dat hij het bezwaarschrift op 15 juli 2005 heeft geschreven en op zaterdag 16 juli 2005 als gewone brief heeft gepost en aangeboden dit onder ede te verklaren.

4. In hoger beroep stelt belanghebbende wel dat hij op 15 juli 2005 een bezwaarschrift heeft ingediend (op blad 4/4 van derde bijlage van het hogerberoepschrift) maar herhaalt hij niet het aanbod om dat onder ede te verklaren.

5. De Inspecteur voert aan dat hij het bezwaarschrift eerst heeft ontvangen op 8 novem-ber 2005 en dat de eerder overgelegde brief – kennelijk wordt gedoeld op de brief gedagte-kend 15 juli 2005, die in kopie is overgelegd bij de brief van de Inspecteur van 18 april 2007 aan de Rechtbank – niet eerder dan als bijlage van belanghebbendes brief van 4 november 2005 is ontvangen in een envelop die het poststempel ‘ 7 XI 05 22’ draagt.

6. Ter zitting van het Hof concludeert de Inspecteur – nadat het Hof hem heeft voorge-houden dat in boetezaken de bewijslast met betrekking tot de gestelde termijnoverschrijding in beginsel op het bestuursorgaan rust, de Inspecteur daarin voorshands niet is geslaagd en zulks in beginsel ertoe zou leiden dat de zaak wat de boetebeschikking betreft moet worden teruggewezen naar de Inspecteur – nader dat de verzuimboete vervalt. Dat brengt mee dat het bezwaarschrift, voor zover in hoger beroep nog van belang, enkel de aanslag en niet de boetebeschikking betreft en dat derhalve, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008, nr. 43 871, BNB 2008/175*, op belanghebbende de last rust te bewijzen dat het bezwaarschrift, binnen de onder ?1 bedoelde termijn ter post is bezorgd.

7. Belanghebbende slaagt niet in het van hem verlangde bewijs. In het bijzonder maakt hij tegenover de stellige en consequente ontkenning door de Inspecteur niet aannemelijk dat de onder ?5 genoemde brief op 15 of 16 juli 2005 per post zou zijn verzonden.

8. Geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege had moeten blijven omdat redelijker-wijs niet zou kunnen worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.

slotsom:

De Rechtbank heeft het beroep inzake de aanslag terecht ongegrond verklaard. Het hoger beroep is slechts gegrond voor zover de boetebeschikking overeenkomstig de nadere con-clusie van de Inspecteur moet worden vernietigd.

proceskosten:

In beroep en hoger beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proces-kosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof, recht doende in hoger beroep:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover het beroep inzake de boetebeschikking ongegrond is verklaard, en in zoverre opnieuw recht doende:

– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de boetebeschikking, als-mede die beschikking;

– gelast de Staat aan belanghebbende de door hem gestorte griffierechten van € 38 (bij de Rechtbank) en € 106 (bij het Hof) te vergoeden.

Aldus gedaan te Arnhem op 28 januari 2009 door mr. Kromhout, voorzitter, mr. Den Ouden en mr. Van Suilen. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (A.J. Kromhout)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 februari 2009

Binnen zes weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal kan ieder van de partijen tegen deze mondelinge uitspraak beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20 303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van dit proces-verbaal overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid alsnog gronden voor het beroep in cassatie aan te voeren.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.