Home

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2009, BI2199, 07/00510, 07/00511 en 07/00512

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2009, BI2199, 07/00510, 07/00511 en 07/00512

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 april 2009
Datum publicatie
24 april 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BI2199
Zaaknummer
07/00510, 07/00511 en 07/00512

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting.

Correctie voorbelasting ter zake van privégebruik taxi is terecht.

Uitspraak

uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

nummer 07/00510, 07/00511 en 07/00512

uitspraakdatum: 15 april 2009

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 21 september 2007, nummers AWB 06/4966, AWB 06/4968 en AWB 06/4970, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

1. Ontstaan en loop van het geding voor de Rechtbank

1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak van 26 november 1999 tot en met 25 november 2002 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 6.587. Na gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd. De Rechtbank heeft het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.

1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 2000, 2001 en 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen (hierna: IB/PH) opgelegd, berekend naar belastbare inkomens van respectievelijk € 5.349 (ƒ 11.788), € 9.384 en € 17.405. Bij de navorderingsaanslagen zijn tevens bij beschikking boetes opgelegd van respectievelijk € 61 (ƒ 135), € 584 en € 992. Nadat belanghebbende tegen deze navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen bezwaar had gemaakt, heeft de Inspecteur bij zijn in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd en de boetes verminderd tot op respectievelijk € 31 (ƒ 69), € 292 en € 496. De Rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingaanslagen ongegrond verklaard en tegen de boetebeschikkingen gegrond en de boetes verminderd tot bedragen van € 19 (ƒ 41), € 175 en € 297.

1.3. Aan belanghebbende zijn over de jaren 2000, 2001 en 2002 navorderingsaanslagen in de premieheffing ziekenfondswet (hierna: Zfw) opgelegd, berekend naar premie-inkomens van respectievelijk € 5.349 (ƒ 11.788), € 7.802 en € 14.569, elk met een boete van 50 percent. Nadat belanghebbende tegen deze navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen bezwaar had gemaakt, heeft de Inspecteur bij zijn in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd en de boetes verminderd tot op respectievelijk € 102 (ƒ 225), € 100 en € 55 (25 percent van de nagevorderde premie Zfw). De Rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingaanslagen ongegrond verklaard en tegen de boetebeschikkingen gegrond en de boetes verminderd tot bedragen van € 61 (ƒ 135), € 60 en € 33.

1.4. Aan belanghebbende zijn over de jaren 2000 en 2001 navorderingsaanslagen in de premieheffing arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd, berekend naar premie-inkomens van respectievelijk € 17.507 (ƒ 38.581) en € 15.468, elk met een boete van 50 percent. Nadat belanghebbende tegen deze navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen bezwaar had gemaakt, heeft de Inspecteur bij zijn in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd en de boetes verminderd tot op respectievelijk € 96 (ƒ 211) en € 51 (25 percent van de nagevorderde premie WAZ). De Rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingaanslagen ongegrond verklaard en tegen de boetebeschikkingen gegrond en de boetes verminderd tot bedragen van € 57 (ƒ 126) en € 30.

1.5. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd, tot een bedrag van € 793, alsmede bij beschikking een boete van € 396. Nadat belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag en boetebeschikking bezwaar had gemaakt, heeft de Inspecteur bij zijn in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot op € 198. De Rechtbank heeft het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en tegen de boetebeschikking gegrond en de boete verminderd tot een bedrag van € 118.

2. Het geding voor het Hof

2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 8 november 2007.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2009 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde, alsmede Inspecteur.

2.4. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

3. Feiten

Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de Rechtbank hieromtrent in haar uitspraak heeft vastgesteld.

4. Geschil, standpunten en conclusies van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of de auto voor ten minste 90 percent als taxi is gebruikt, of belanghebbende de auto in het jaar 2000 voor 1000 km en in de jaren 2001 en 2002 voor 500 km of meer per jaar heeft gebruikt voor privédoeleinden en of de boetes terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

4.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur en tot vernietiging van de in geding zijnde belastingaanslagen en boetebeschikkingen.

4.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. De Rechtbank heeft naar het oordeel van het Hof voor de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslagen IB/PH, WAZ en Zfw alsmede de naheffingsaanslag BPM op goede gronden juiste beslissingen genomen. Het Hof verenigt zich met deze beslissing en de daartoe gebezigde gronden.

5.2. Voor wat betreft het beroep tegen de naheffingsaanslag OB merkt het Hof het volgende op. Aan de toepassing van artikel 15, lid 6, van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verbinding met artikel 15, lid 1, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, wordt eerst toegekomen, indien de Inspecteur aannemelijk maakt, dat de auto mede wordt gebezigd anders dan in het kader van de onderneming van belanghebbende (privégebruik) (HR 24 augustus 1999, nr. 34.608, BNB 1999/384).

5.3. De Inspecteur draagt in dit verband als bewijs voor het privégebruik van de auto het volgende aan. Een belastingdienstmedewerker heeft op 11 maart 2000 om 15:00 uur geconstateerd, dat belanghebbende in zijn auto met twee kinderen op de achterbank bij de afslag A de snelweg richting B op reed in de richting van C. Op 13 en 15 juni 2000 heeft belanghebbende in D het ziekenhuis bezocht. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende bevestigd dat hij om privéredenen met de auto van en naar het ziekenhuis is gereden en dat hij dit elk half jaar moet doen. In het door de Inspecteur opgestelde overzicht van de met de auto verreden kilometers signaleert de Inspecteur een aantal malen dat belanghebbende de auto voor privédoeleinden heeft gebruikt. Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbende verklaard, dat hij een gering aantal privékilometers met de auto heeft gereden en dat hij die privékilometers niet noteerde.

5.4. Gelet op het voorgaande acht het Hof de stelling van de Inspecteur aannemelijk, dat belanghebbende de auto ook buiten het kader van zijn onderneming heeft gebezigd. Het feit dat een aantal van deze constateringen inzake het privégebruik niet in, maar buiten het naheffingstijdvak zijn gelegen, doet hieraan niet af. Van een wijziging in het privégebruik in de loop van de jaren is, gelet op de uitlatingen van belanghebbende ter zitting van de Rechtbank, geen sprake. De verklaring die belanghebbende geeft voor het feit dat is geconstateerd dat hij in de richting van C reed, is niet valide. Hij stelt dat hij enkel de auto van zijn oude woning in E naar zijn nieuwe woning in D bracht. Geconstateerd is echter dat hij in de tegenovergestelde richting reed, namelijk richting E. Evenmin heeft hij kunnen verklaren dat op dagen waarop geen rittenstaat is ingevuld, er niettemin brandstofbonnen zijn aangetroffen in zijn administratie.

5.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de Inspecteur aan belanghebbende terecht de onderhavige naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd.

5.6. De na de vermindering door de Inspecteur en de Rechtbank resterende boetebedragen acht het Hof passend en geboden.

5.7. Het hoger beroep tegen de betreffende aanslagen en beschikkingen is ongegrond.

6. Slotsom

Het hoger beroep is ongegrond.

7. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende.

8. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan te Arnhem door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. C.M. Ettema, raadsheren, in aanwezigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2009.

(S. Darwinkel) (R.F.C. Spek)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 april 2009

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.