Home

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2009, BI3295, 08-00291

Gerechtshof Arnhem, 15-04-2009, BI3295, 08-00291

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 april 2009
Datum publicatie
8 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BI3295
Zaaknummer
08-00291

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Verhuur kantoorunits belast in box I en niet in box III.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

nummer 08/00291

uitspraakdatum: 15 april 2009

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 20 mei 2008, nummer AWB 07/362, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.133.

1.2. De Inspecteur heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 mei 2008 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vanwege een motiveringsgebrek vernietigd en de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand gelaten.

1.4. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 25 juni 2008, ingekomen op dezelfde datum, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2009 te Arnhem. Deze zaak is gezamenlijk behandeld met de zaken met nr. 08/00292, 08/00293, 08/00294 en 08/00295. Bij faxbericht van 18 februari 2009 heeft belanghebbendes gemachtigde, zijn vader te Z, aan het Hof meegedeeld dat hij noch belanghebbende bij de mondelinge behandeling aanwezig zal zijn. Bij het faxbericht is een pleitnota gevoegd. De Inspecteur is verschenen.

1.6. Ter zitting is een exemplaar van de pleitnota overgelegd aan de Inspecteur. De pleitnota wordt door het Hof tot de stukken van het geding gerekend. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam bij A B.V. te Q.

2.2. Belanghebbende heeft het pand a-straat 1 te Z in eigendom. Op de begane grond bevinden zich zes kantoorunits die door belanghebbende in eigen beheer worden verhuurd. Blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie staan er sinds 1999 gemiddeld niet meer dan drie huurders ingeschreven op voornoemd adres. Eén van de units is om niet in gebruik bij belanghebbendes vader. De bovenverdieping van het pand wordt door belanghebbende bewoond. Deze woonruimte heeft een eigen opgang.

2.3. Belanghebbende heeft gesteld dat hij in het onderhavige jaar met betrekking tot de verhuur van de kantoorunits de volgende werkzaamheden zelf verricht: het innen van huren, het verzorgen van de administratie, het onderhouden en schoonmaken van de verhuurde units, de reparatie en vervanging van de stoffering van de kantoorunits, reparatie en vervanging van andere zaken die niet goed functioneren (bijvoorbeeld het ontstoppen van de riolering). Verder heeft belanghebbende gesteld dat hij voor het schoonmaken van de verhuurde kantoorunits een aparte vergoeding ontvangt en dat hij in 2003 gedurende twee maanden een medewerker voltijds in dienst heeft gehad. Desgevraagd heeft de Inspecteur ter zitting verklaard deze gestelde feiten niet te betwisten. Het Hof neemt deze feiten dus als vaststaand aan.

2.4. Ter zitting heeft de Inspecteur een kopie van een schriftelijke huurovereenkomst ter zake van een kantoorunit overgelegd. De overeenkomst is op 1 januari 2001 aangegaan tussen belanghebbende als verhuurder en B als huurder. In die huurovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

"Art. 07 Huur meubilair en/of apparatuur

Huurder huurt het gehuurde voorzien van vloerbedekking alsmede lamellen/jaloezieën voor de ramen.

Art. 08 Gebruik collectieve voorzieningen

De collectieve voorzieningen bestaan uit:

Gebruik van sanitaire voorzieningen incl. keuken;

Gebruik van de spreekkamer;

Levering van elektra en verwarming. (...)

Art. 09 Huurprijzen

Huurder betaalt per maand (...) aan huurgelden het navolgende:

Huurprijs ten aanzien van de kantoorruimte de som van fl. 625 (...);

Ten aanzien van de collectieve voorzieningen betaalt huurder per maand fl. 50 (...) (dit zijn externe kosten)

(...)

Art. 24 Onderhoud

De huurder zal conform deze overeenkomst alsmede naar gebruik van een goed huurder, het gehuurde onderhouden. Hieronder wordt bedoeld het klein onderhoud zoals alle hang en/of sluitwerk met betrekking tot het door huurder gehuurde, alsmede schilder en/of behangwerk binnen het gehuurde. (...) Voor rekening van verhuurder komen alle andere kosten van onderhoud."

2.5. Belanghebbende heeft ter zake van de verhuuractiviteiten een winst uit onderneming aangegeven van negatief € 4.973. Bij de vaststelling van de aanslag heeft de Inspecteur de verhuuractiviteiten als normaal vermogensbeheer aangemerkt en het aangegeven verlies gecorrigeerd. Daarnaast is een bedrag van € 1.886 aan renteaftrek gecorrigeerd. Belanghebbende heeft laatstgenoemde correctie niet betwist. De Rechtbank heeft de Inspecteur voor wat betreft de correctie van € 4.973 in het gelijk gesteld.

3. Geschil

3.1. In geschil is of de door belanghebbende ter zake van de verhuuractiviteiten genoten opbrengsten voor hem winst uit onderneming vormen, zoals belanghebbende heeft gesteld. Volgens de Inspecteur is sprake van normaal vermogensbeheer, als gevolg waarvan deze huuropbrengsten als inkomen uit sparen en beleggen (box 3) in de belastingheffing worden betrokken. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.2. Elk van de partijen concludeert overeenkomstig haar conclusie in eerste aanleg.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Blijkens HR 17 augustus 1994, nr. 29.755, BNB 1994/319, is van normaal vermogens¬beheer geen sprake indien het rendabel maken van de onroerende zaken mede geschiedt door middel van arbeid welke de eigenaar van de onroerende zaak verricht, en deze arbeid naar zijn aard en omvang onmiskenbaar ten doel heeft het behalen van voordelen uit de onroerende zaak, welke het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat.

4.2. Naar het oordeel van het Hof gaan belanghebbendes persoonlijk verrichte werkzaam¬heden ter zake van de verhuur, zoals deze onder 2.3 zijn vermeld, de werkzaamheden die bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk zijn, te boven. Van normaal vermogensbeheer kan derhalve niet worden gesproken.

4.3. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat, indien de werkzaamheden meer omvatten dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is, de met de verhuuractiviteiten genoten opbrengsten voor belanghebbende inkomen uit werk en woning vormen. De Inspecteur heeft derhalve ten onrechte het aangegeven verlies van € 4.973 gecorrigeerd.

4.4. Voor het onderhavige jaar kan in het midden blijven of de opbrengsten voor belanghebbende winst uit onderneming of een resultaat uit overige werkzaamheden vormen. In artikel 3.95 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is immers bepaald dat het resultaat uit overige werkzaamheden overeenkomstig het winstregime wordt vastgesteld. Het verschil zit in de toepassing van de ondernemingsfaciliteiten, maar daarop heeft belanghebbende voor het onderhavige jaar geen aanspraak gemaakt.

4.5. Gelet op het vorenoverwogene dient het hoger beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd.

5. Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende in bezwaar of beroep kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank van 20 mei 2008, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht;

– vernietigt de uitspraak op bezwaar;

– vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.160;

– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof betaalde griffierecht van € 107 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. J.A. Monsma, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2009.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op `16 april 2009

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.