Gerechtshof Arnhem, 26-05-2009, BI6235, 08-00156
Gerechtshof Arnhem, 26-05-2009, BI6235, 08-00156
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 26 mei 2009
- Datum publicatie
- 4 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2009:BI6235
- Zaaknummer
- 08-00156
Inhoudsindicatie
Proceskosten.
Hof herstelt fout van rechtbank inzake verletkostenvergoeding.
Uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 08/00156
Uitspraakdatum: 26 mei 2009
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X wonende te Z (gemeente Montferland) (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank) van 22 februari 2008, num-mer 07/1416 WOZ, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Montferland (hierna: de Ambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 30 maart 2007 is de waarde van de onroerende zaak A-straat te Z per waardepeildatum 1 januari 2005 voor het tijdvak 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 vastgesteld op € 331.000.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. Ter zitting van de Rechtbank van 21 februari 2008 hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van genoemde onroeren-de zaak per peildatum 1 januari 2005 (€ 312.000).
1.4. De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 22 februari 2008 het beroep gegrond verklaard en onder meer beslist dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van proceskosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). De proceskosten zijn door de Rechtbank vervolgens berekend op € 19,80 aan reiskosten en € 18 aan door belanghebbende opgegeven verletkosten. De Rechtbank heeft bepaald dat de gemeente Montferland deze proceskos-ten tot een bedrag van ca. € 37,80 aan belanghebbende vergoedt.
1.5. De uitspraak van de Rechtbank is in afschrift op 26 februari 2008 aan partijen toegezonden.
1.6. Belanghebbende heeft bij brief van 4 april 2008, ingekomen bij het Hof op 7 april 2008, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift inge-diend.
1.7. Tot de stukken van het geding behoren het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken, die al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd, en waarvan door de griffier van het Hof afschriften zijn verstuurd aan de wederpartij.
1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2009 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Ambtenaar.
1.9. Van de zitting is het proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. De gemeente heeft - na ontvangst van de uitspraak van de Rechtbank - de daarin genoemde proceskosten vergoed.
2.2. Belanghebbende heeft naar aanleiding van de door de Rechtbank vastgestelde proceskos-tenvergoeding aan de (griffie van de) Rechtbank uitleg gevraagd over de hoogte van de verletkos-ten maar daarop - naar hij stelt - geen afdoende antwoord gekregen.
2.3. De Ambtenaar stelt dat hij zich voor wat betreft de hoogte van de proceskosten confor-meert aan het oordeel van de Rechtbank. Hij heeft in het hoger beroep geen aanleiding gezien bij de Rechtbank navraag te doen naar de door belanghebbende opgegeven verletkosten noch rede-nen aanwezig geacht om aan belanghebbende het verschil tussen het door hem gestelde opgege-ven bedrag (3 x € 18) en het door de Rechtbank vastgestelde bedrag (1 x € 18) te vergoeden.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Partijen houdt uitsluitend verdeeld of de door belanghebbende opgegeven verletkosten voor het bijwonen van de zitting van de Rechtbank, tot het juiste bedrag zijn vastgesteld.
3.2. Elk van partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar af-komstige stukken. Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot een vergoeding van verletkosten wegens de behandeling van het beroep in eerste aanlag van (3 x € 18 =) € 54. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende verzoekt - indien het hoger beroep gegrond verklaard wordt - bovendien om een vergoeding van verletkosten wegens het bijwonen van de zitting van het Hof tot een bedrag van (4 x € 18 =) € 72. De Ambtenaar concludeert tot een ver-goeding ter zake van maximaal (2 x € 18 =) € 36.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende aanspraak kan maken op een vergoe-ding van proceskosten ter zake van de behandeling van het beroep in eerste aanleg. Evenmin is in geschil dat daaronder op grond van het Besluit mede zijn begrepen de door een partij of belang-hebbende gemaakte verletkosten.
4.2. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard dat hij ter zitting van de Rechtbank op 21 februari 2008 schriftelijk opgave heeft gedaan van de door hem te maken proceskosten en dat hij de te maken verletkosten daarbij op 3 x € 18 heeft gesteld.
4.3. Naar aanleiding van het hoger beroep heeft de griffier van het Hof de griffier van de Rechtbank om opheldering verzocht omtrent de door belanghebbende aan de Rechtbank opgege-ven verletkosten. Blijkens het op 6 mei 2009 van de Rechtbank ontvangen faxbericht, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht, heeft belanghebbende aan de Rechtbank op 21 februari 2008 schriftelijk opgave gedaan van de door hem te maken proceskosten. Op het daartoe dienen-de formulier heeft belanghebbende onder het kopje ‘d. verletkosten’ aangegeven: ‘3 uur verlof à € 18’. De Ambtenaar heeft de griffier telefonisch meegedeeld geen behoefte te hebben aan een inhoudelijke reactie op de door de Rechtbank gefaxte opgave van proceskosten.
4.4. Op grond van het vorenstaande moet er van worden uitgegaan dat de Rechtbank de verlet-kosten per abuis te laag heeft vastgesteld. Het hoger beroep is derhalve gegrond.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb voor de behandeling van het hoger beroep. De proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn op grond van het Besluit te berekenen op € 90, te weten € 18 ter zake van reis- en ver-blijfkosten voor het bijwonen van de zitting van het Hof en de door belanghebbende opgegeven verletkosten van € 72 (4 x €18), die het Hof in dit geval (bepaald) niet onredelijk voorkomen.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot de vastgestelde proceskosten;
- bepaalt dat de gemeente Montferland aan belanghebbende vergoedt een bedrag van € 73,80 aan bij de Rechtbank gemaakte verletkosten;
- gelast de gemeente Montferland aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 107 te vergoeden;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 90, te vergoeden door de gemeente Montferland.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. M.C.M. de Kroon, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier,
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2009.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze uitspraak getekend door mr. J. van de Merwe.
De griffier De voorzitter
(A. Vellema) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassa-tie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.