Gerechtshof Arnhem, 03-06-2009, BI7565, 08-00552
Gerechtshof Arnhem, 03-06-2009, BI7565, 08-00552
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 3 juni 2009
- Datum publicatie
- 12 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2009:BI7565
- Zaaknummer
- 08-00552
Inhoudsindicatie
Volksverzekeringen.
Verwijzingsprocedure HR 14 november 2008, nr. 42095. Belanghebbende heeft op grond van art. 14sexies Verordening EEG 1408/71 recht op vermindering van premie volksverzekeringen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 08/0552
uitspraakdatum: 3 juni 2009
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het beroep van X te Z (hierna:belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Heerlen (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aanslag
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is over het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 199.002, waarbij een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is verleend van ƒ 21.504.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het gerechtshof te 's Hertogenbosch. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard en heeft de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 197.229, rekening houdend met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 30.993.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 14 november 2008, nr. 42.095 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigd behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof ) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
1.5 De Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het arrest een schriftelijke conclusie ingediend. Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, op de inhoud van die conclusie gereageerd.
1.6 Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben het Hof verzocht in de onderhavige zaak geen mondelinge behandeling te houden.
1.7 Het Hof heeft het onderzoek op 25 maart 2009 gesloten.
2. De vaststaande feiten
2.1 Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen het gerechtshof te 's-Hertogenbosch hieromtrent in zijn uitspraak van 12 april 2005 heeft vastgesteld, onder aanvulling van het volgende.
2.2 Op grond van de door partijen ingediende schriftelijke conclusies staat vast dat belanghebbende in het jaar 1999 in totaal op 67 dagen in Italië werkzaam was.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Na verwijzing is tussen partijen uitsluitend nog in geschil of belanghebbende op grond van artikel 14sexies van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de EG van 14 juni 1971 (hierna: de Verordening) recht heeft op vermindering van premie volksverzekeringen.
3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
3.3 Zowel belanghebbende als de Inspecteur concluderen tot vernietiging van de omstreden uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 197.229, rekening houdend met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 30.993 en een vermindering van 67/360e deel van de ingehouden premie volksverzekeringen (ad ƒ 14.235), ter grootte van ƒ 2.649.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Partijen komen gezamenlijk tot de conclusie dat belanghebbende op grond van artikel 14sexies van de Verordening recht heeft op vermindering van premie volksverzekeringen over het jaar 1999. Het Hof, van oordeel zijnde, dat deze conclusie niet onjuist voor komt, maakt deze tot de zijne.
4.2 Ingevolge artikel 8 en artikel 10, derde en vijfde lid, van de Wet financiering volksverzekeringen en artikel 4, eerste lid, en artikel 5 van de Uitvoeringsregeling premieheffing volksverzekeringen 1990 (zoals deze bepalingen luidden in 1999) bedraagt de belastingbare som voor de premieheffing 293/360 van ƒ 48.175, ofwel ƒ 39.209.
slotsom
4.3 Op grond van het vorenstaande is het beroep gegrond.
5. Kosten
Hoewel het beroep gegrond is acht het Hof geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht omdat in de zaak van belanghebbende, bij het Hof bekend onder het nummer 08/551, waarin het Hof eveneens heden uitspraak heeft gedaan, daarbij reeds een proceskostenvergoeding terzake van reiskosten heeft toegekend. Aangezien de reiskosten die dienen te worden vergoed zijn gemaakt in verband met de gezamenlijke behandeling van de zaken 03/00719 en 03/00609 door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch worden deze reiskosten slechts eenmaal vergoed. Het Hof merkt daarbij op dat het griffierecht voorzover deze betrekking heeft op de bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch gevoerde procedure reeds op grond van vorenbedoelde uitspraak van dat hof aan belanghebbende moest worden vergoed, welk gedeelte van de uitspraak ook na het arrest van de Hoge Raad in stand is gebleven.
6. Beslissing
Het Hof:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 197.229, rekening houdend met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 30.993 en naar een belastbare som voor de premieheffing van ƒ 39.209.
Deze uitspraak is op gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. P.M. van Schie, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 3 juni 2009 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
J.L.M. Egberts A.J. Kromhout
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.