Home

Gerechtshof Arnhem, 03-06-2009, BI7568, 08-00551

Gerechtshof Arnhem, 03-06-2009, BI7568, 08-00551

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
3 juni 2009
Datum publicatie
12 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BI7568
Zaaknummer
08-00551

Inhoudsindicatie

Volksverzekeringen.

Verwijzingsprocedure HR 14 november 2008, nr. 42094. Belanghebbende heeft op grond van art. 14sexies Verordening EEG 1408/71 recht op vermindering van premie volksverzekeringen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 08/0551

uitspraakdatum: 3 juni 2009

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het beroep van X te Z (hierna:belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Heerlen (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aanslag

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is over het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 202.015, waarbij een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is verleend van ƒ 20.865.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd, in die zin dat het belastbaar inkomen nader is vastgesteld op ƒ 201.806 en een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter grootte van ƒ 20.850 wordt verleend.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard en heeft de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 201.806, rekening houdend met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 29.800.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 14 november 2008, nr. 42.094 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigd behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof ) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

1.5 De Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het arrest een schriftelijke conclusie ingediend. Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, op de inhoud van die conclusie gereageerd.

1.6 Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben het Hof verzocht in de onderhavige zaak geen mondelinge behandeling te houden.

1.7 Het Hof heeft het onderzoek op 25 maart 2009 gesloten.

2. De vaststaande feiten

2.1 Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen het gerechtshof te 's-Hertogenbosch hieromtrent in zijn uitspraak van 12 april 2005 heeft vastgesteld, onder aanvulling van het volgende.

2.2 Op grond van de door partijen ingediende schriftelijke conclusies staat vast dat belanghebbende in de periode van 25 oktober 1998 tot en met 31 december 1998 in totaal op 15 dagen in Italië werkzaam was.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Na verwijzing is tussen partijen uitsluitend nog in geschil of belanghebbende op grond van artikel 14sexies van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de EG van 14 juni 1971 (hierna: de Verordening) recht heeft op vermindering van premie volksverzekeringen geheven over de periode na 24 oktober 1998.

3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

3.3 Zowel belanghebbende als de Inspecteur concluderen tot vernietiging van de omstreden uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van

ƒ 201.806, rekening houdend met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 29.800 en een vermindering van 15/360e deel van de ingehouden premie volksverzekeringen (ad ƒ 13.801), ter grootte van ƒ 575.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Partijen komen gezamenlijk tot de conclusie dat belanghebbende op grond van artikel 14sexies van de Verordening recht heeft op vermindering van premie volksverzekeringen over de periode na 24 oktober 1998 in die zin dat belanghebbende gedurende vijftien dagen niet premieplichtig is. Het Hof, van oordeel zijnde, dat deze conclusie niet onjuist voor komt, maakt deze tot de zijne.

4.2 Ingevolge artikel 8 en artikel 10, derde en vijfde lid, van de Wet financiering volksverzekeringen en artikel 4, eerste lid, en artikel 5 van de Uitvoeringsregeling premieheffing volksverzekeringen 1990 (zoals deze bepalingen luidden in 1998) bedraagt de belastingbare som voor de premieheffing 345/360 van ƒ 47.184, ofwel ƒ 45.218.

4.3 Naar het Hof begrijpt gaat belanghebbende niet akkoord met het niet verminderen van de ingehouden premie volksverzekeringen voor zover dat ziet op de periode voor 25 oktober 1998. Het Hof gaat aan deze grief voorbij omdat dit de door de Hoge Raad bepaalde omvang van de rechtsstrijd te buiten gaat.

slotsom

4.4 Op grond van het vorenstaande is het beroep gegrond.

5. Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof merkt daarbij op dat het griffierecht voorzover deze betrekking heeft op de bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch gevoerde procedure reeds op grond van vorenbedoelde uitspraak van dat hof aan belanghebbende moest worden vergoed, welk gedeelte van de uitspraak ook na het arrest van de Hoge Raad in stand is gebleven. Het Hof berekent de kosten voor de bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch gevoerde procedure, overeenkomstig het bepaalde onder “7. Proceskosten” van de in 1.3 bedoelde uitspraak, op

€ 32,50.

6. Beslissing

Het Hof:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 201.806, rekening houdend met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 29.800 en naar een belastbare som voor de premieheffing van ƒ 45.218;

-veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 32,50 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.

Deze uitspraak is op gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. P.M. van Schie, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 3 juni 2009 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

J.L.M. Egberts A.J. Kromhout

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.