Gerechtshof Arnhem, 23-06-2009, BJ1484, 07/00595 t/m 07/00601
Gerechtshof Arnhem, 23-06-2009, BJ1484, 07/00595 t/m 07/00601
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 23 juni 2009
- Datum publicatie
- 3 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1484
- Zaaknummer
- 07/00595 t/m 07/00601
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Firmant in schadeherstelbedrijf krijgt geen zelfstandigenaftrek nu sprake is van hoofdzakelijk ondersteunende werkzaamheden en een ongebruikelijk samenwerkingsverband.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummers 07/00595 t/m 07/00601
uitspraakdatum: 23 juni 2009
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X, wonende te Z (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 21 november 2007, nummers AWB 07/1345 en 07/1377 t/m 07/1382, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost/kantoor Doetinchem, (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2001 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.394. Daarbij is een bedrag van € 502 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Aan belanghebbende is over het jaar 2001 een navorderingsaanslag premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd naar een premie-inkomen van € 24.653. Daarbij is een bedrag van € 46 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.3. Aan belanghebbende is over het jaar 2001 een navorderingsaanslag premie Ziekenfondswet opgelegd naar een premie-inkomen van €19.059. Daarbij is een bedrag van € 105 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.4. Aan belanghebbende is over het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.523. Daarbij is een bedrag van € 665 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.5. Aan belanghebbende is over het jaar 2003 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.908. Daarbij is een bedrag van € 396 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.6. Aan belanghebbende is over het jaar 2003 een navorderingsaanslag premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd naar een premie-inkomen van € 31.025. Daarbij is een bedrag van € 38 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.7. Aan belanghebbende is over het jaar 2004 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.474. Daarbij is een bedrag van € 358 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.8. De Inspecteur heeft de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen ongegrond verklaard.
1.9. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 21 november 2007 ongegrond verklaard.
1.10. Belanghebbende heeft bij brieven van 19 december 2007, ingekomen bij het Hof op 20 december 2007, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.11. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2009 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en haar gemachtigde. Ook de Inspecteur is verschenen.
1.12. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De pleitnota moet als hier ingelast worden beschouwd. Verder heeft deze gemachtigde nog enige foto's ingebracht van het huidige bedrijf.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende drijft sinds 1995 met haar echtgenoot een autoschadeherstelbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: vof). In het bedrijf zijn zeven monteurs werkzaam. Vóór 1995 dreef belanghebbendes echtgenoot het bedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Daarnaast verhuurt de vof ook enige onroerende zaken.
2.2. De winst van de vof wordt jaarlijks, na uitkering van een arbeidsbeloning van € 9.081 aan belanghebbende en € 22.684 aan haar echtgenoot, tussen de echtgenoten gelijkelijk verdeeld.
2.3. De echtgenoot bezit een Audatex-certificaat, hetgeen noodzakelijk is voor het calculeren van schades.
2.4. In haar aangiften heeft belanghebbende de zelfstandigenaftrek alsmede een toevoeging aan de oudedagsreserve in aanmerking genomen.
2.5. In mei 2006 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Ter zake van dit boekenonderzoek is een rapport, met dagtekening 3 oktober 2006, opgesteld.
2.6. De resultaten van dat onderzoek hebben de Inspecteur aanleiding gegeven aan belanghebbende over de jaren 2001 tot en met 2004 de in 1.1 tot en met 1.7 genoemde navorderingsaanslagen op te leggen. Daarbij zijn de in aanmerking genomen zelfstandigenaftrek en toevoegingen aan de oudedagsreserve gecorrigeerd.
2.7. In het Kwaliteitshandboek KZS van oktober 1999 – dat onder meer is vereist in het kader van de ISO kwaliteitszorg – is het volgende opgemerkt omtrent de functie- en taakomschrijving van de echtgenoot X-Y en belanghebbende zelf:
“X-Y
A. Plaats in de organisatie
Staat aan het hoofd van de onderneming en vormt met X [belanghebbende] de directie van deze “vennootschap onder firma”.
B Verantwoordelijkheden
Staat aan het hoofd van de onderneming en is eindverantwoordelijk voor de gehele bedrijfsvoering.
Kwaliteitszorgsysteem.
C Taken
Opstellen van ondernemingsplan (3 jaar)
Opstellen van plan van Aanpak
Organiseren van tweemaandelijkse werkoverlegbijeenkomsten
Nauwlettend volgen van marktontwikkelingen
Contacten leggen en onderhouden met opdrachtgevers
Nauwlettend volgen van de bedrijfsresultaten
Het uitstippelen en bijsturen van de bedrijfsvoering
Controleren van de financiële zaken
Behartigen van belasting- en bankzaken
Behartigen van personeelszaken
Ontwikkelen en uitvoeren van investeringsplannen
Verwerken Audatex calculaties
Implementeren en controleren van het kwaliteitszorgsysteem
Productief binnen de werkplaats
D Bevoegdheden
De directie is onbeperkt bevoegd inzake alle handelingen zolang deze niet in strijd zijn met de wettelijke bepalingen of regels van het bedrijf.
E Bekwaamheidseisen
Patroonsdiploma autoschadeherstelbedrijven
Handelsdiploma
X
A. Plaats in de organisatie
Werkzaam in de receptieruimte
Vormt met X-Y de directie
B. Verantwoordelijkheden
Up to date houden van de totale bedrijfsadministratie conform de richtlijnen
Betalingen doen per kas/bank/giro
Medezeggenschap in beleid en bedrijfsvoering
C. Taken
Aannemen van telefoon en ontvangst klanten
Werkplaatsadministratie dagelijks verwerken
Betalingsopdrachten goedkeuren en uitvoeren
Alle voorkomende secretariële werkzaamheden
Aanmaken schadedossiers
Administratieve verwerking van het kwaliteitszorgsysteem
D. Bevoegdheden
Doen van betalingen
Inkopen van benodigde kantoorartikelen, koffie, etc.
E. Bekwaamheidseisen
Inzicht in bedrijfsvoering schadeherstel
Type-opleiding
Ervaring met computer
Bereidheid volgen van specifieke cursussen”
3. Geschil
In geschil is of belanghebbende in de onderhavige jaren aan het urencriterium van artikel 3.6 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) heeft voldaan. Daarbij zijn de volgende vragen aan de orde:
1. Staat het de Inspecteur vrij om in beroep het nadere standpunt in te nemen dat belanghebbende niet minimaal 1225 uren heeft gewerkt in de onderneming.
2. Bij een bevestigende beantwoording is vervolgens de vraag of belanghebbende ten minste 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor de onderneming.
3. Zo ja, dan is de vraag of de werkzaamheden die belanghebbende heeft verricht kunnen worden aangemerkt als niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard en of deze binnen een gebruikelijk samenwerkingsverband zijn verricht.
Bij een bevestigende beantwoording van deze vragen heeft belanghebbende recht op de zelfstandigenaftrek en toevoeging aan de oudedagsreserve.
4. Overwegingen
Omvang geschil in eerste aanleg
4.1. Ingevolge artikel 8:69 Awb bepalen de partijen de omvang van de rechtsstrijd. Anders dan belanghebbende meent, staat het de Inspecteur daarbij vrij om in beroep, in aanvulling op hetgeen in het rapport van het boekenonderzoek is vermeld, het standpunt in te nemen dat belanghebbende per kalenderjaar niet minimaal 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor de onderneming. Ook de goede procesorde is hierdoor niet geschonden. Belanghebbende is immers niet geschaad in haar verdediging, nu zij na de ontvangst van het verweerschrift voldoende gelegenheid heeft gehad zich ten aanzien van deze stelling te verweren.
4.2. Vaststaat dat de Inspecteur in het verweerschrift in eerste aanleg het standpunt heeft ingenomen dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij minimaal 1225 uren in de onderneming heeft gewerkt. Gelet op deze stelling, en de betwisting ervan door belanghebbende, was de Rechtbank gehouden zich over dit geschilpunt van feitelijke aard uit te laten.
4.3. Daarbij zij nog opgemerkt dat het de Inspecteur ook in hoger beroep vrijstaat om in aanvulling op hetgeen hij in de bezwaar- of beroepfase heeft aangevoerd, nieuwe stellingen te betrekken. Zelfs in het geval de Rechtbank in de beroepsprocedure buiten de rechtsstrijd zou zijn getreden, kan de Inspecteur in hoger beroep alsnog het standpunt innemen dat belanghebbende niet minimaal 1225 uren in de onderneming heeft gewerkt.
Urencriterium
4.4. Om aan het urencriterium te voldoen moet op grond van artikel 3.6, lid 1, Wet IB 2001 een ondernemer gedurende het kalenderjaar minimaal 1225 uren besteden aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Daarnaast moet hij van de voor werkzaamheden beschikbare tijd meer dan de helft besteden aan die onderneming (grotendeelscriterium). Dit laatste criterium is tussen partijen niet in geschil.
4.5. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, aannemelijk dient te maken dat zij ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor de onderneming heeft besteed. Belanghebbende heeft in de desbetreffende jaren geen urenstaat bijgehouden. Niettemin acht het Hof belanghebbende geslaagd in het bewijs. Redengevend doorvoor is dat belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat zij gemiddeld vier dagen per week gedurende negen uren per dag op de zaak aanwezig is, en dat zij regelmatig na werktijd en in de weekenden werkt. Gelet op de omvang van de onderneming en de groei die deze onderneming in de desbetreffende jaren heeft doorgemaakt, acht het Hof deze verklaring geloofwaardig. Derhalve is aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren minimaal 1225 uren aan werkzaamheden voor de onderneming heeft besteed.
Hoofdzakelijk van ondersteunende aard en ongebruikelijk samenwerkingsverband
4.6. In artikel 3.6, lid 2, letter a, Wet IB 2001 is bepaald dat voor de toepassing van het urencriterium bepaalde werkzaamheden in een onderneming buiten beschouwing blijven. Het betreft de werkzaamheden (i) ten behoeve van een samenwerkingsverband, (ii) met een verbonden persoon, (iii) indien de werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn (hoofdzakelijkheidscriterium), en (iv) het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan (ongebruikelijkheidscriterium). Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de werkzaamheden ten behoeve van een samenwerkingsverband met een verbonden persoon heeft verricht.
4.7. De bewijslast met betrekking tot belanghebbendes stelling dat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn, berust bij belanghebbende. Het ligt op haar weg om de omvang van de niet-ondersteunende werkzaamheden te kwantificeren, bijvoorbeeld door aan te voeren in welke mate zij rechtstreeks declarabele werkzaamheden heeft verricht (vgl. HR 19 december 2008, nr. 43.075, LJN AZ 9096,
). Gelet op de aard van belanghebbendes onderneming kan het bewijs bijvoorbeeld ook worden geleverd door aan te voeren in hoeverre met de werkzaamheden van belanghebbende omzet is gegenereerd.4.8. Belanghebbende heeft verklaard dat de hoofdactiviteit van de vof bestaat uit het herstellen en spuiten van beschadigde auto’s alsmede handel in auto’s, dat deze hoofdwerkzaamheden worden uitgevoerd door belanghebbendes echtgenoot en het gekwalificeerde personeel, en dat zij geen werkzaamheden op de werkvloer verricht voor wat betreft de spuit-, herstel- en verkoopwerkzaamheden.
4.9. Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat de in het Kwaliteitshandboek KZS (zie punt 2.7) genoemde werkzaamheden van haar en haar echtgenoot voor de onderhavige jaren juist zijn. Ter zake van belanghebbende zijn de volgende zes werkzaamheden genoemd: het aannemen van de telefoon en de ontvangst van klanten, de werkplaatsadministratie dagelijks verwerken, alle voorkomende secretariële werkzaamheden, het aanmaken van schadedossiers, de administratieve verwerking van het kwaliteitszorgsysteem, en het goedkeuren en uitvoeren van betalingsopdrachten. Gelet op de hoofdactiviteit van de vof is het Hof van oordeel dat de door belanghebbende verrichte werkzaamheden - met name de eerste vijf genoemde - van administratieve en derhalve van ondersteunende aard zijn. Dat een deel van de door belanghebbende uitgevoerde werkzaamheden van wezenlijke betekenis is voor de onderneming, doet aan dit oordeel niet af. Ook de omstandigheid dat belanghebbende en haar echtgenoot gezamenlijk bestuursbeslissingen nemen - over bijvoorbeeld investeringen en het aannemen van personeel - maakt dit niet anders, nu niet duidelijk is hoeveel tijd belanghebbende heeft besteed aan het maken van deze beslissingen.
4.10. Nu belanghebbende niet in de bewijslast is geslaagd met betrekking tot het hoofdzakelijkheidscriterium, dient zij haar stelling aannemelijk te maken dat het samenwerkingsverband tussen haar en haar echtgenoot niet ongebruikelijk is. Het ligt op de weg van belanghebbende om aan te tonen dat feitelijk tussen niet-verbonden personen een samenwerkingsverband als het onderhavige wordt aangegaan, bijvoorbeeld door het verstrekken van statistisch bewijs of informatie over andere belastingplichtigen. Belanghebbende heeft deze stelling niet met concrete gegevens gestaafd. Het Hof is daarom van oordeel dat belanghebbende niet is geslaagd in haar bewijs.
4.11. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de Inspecteur. Het hoger beroep dient ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2009.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.