Home

Gerechtshof Arnhem, 28-07-2009, BJ6894, 08-00240

Gerechtshof Arnhem, 28-07-2009, BJ6894, 08-00240

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
28 juli 2009
Datum publicatie
4 september 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BJ6894
Zaaknummer
08-00240

Inhoudsindicatie

Proceskosten.

Geen proceskostenvergoeding ter zake van inschakelen vastgoeddeskundige van de dienst Domeinen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 08/00240

uitspraakdatum: 28 juli 2009

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de Staat der Nederlanden, Ministerie van Financiën, Rijksvastgoed- en ontwikkelings¬bedrijf, Directie Vastgoed, Regionale Directie Noordoost (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 april 2008, nummer AWB 07/3066, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tiel (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De Ambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q, per waardepeildatum 1 januari 2005 en naar de toestand op die datum voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 vastgesteld op € 3.004.101. Tegelijk met deze beschikking zijn de aanslagen onroerendezaakbelasting 2007 (hierna: OZB) vastgesteld.

1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder bij beschikking vastgestelde waarde verminderd tot € 2.250.000 en de opgelegde aanslagen OZB dienovereenkomstig verminderd. Tevens heeft hij een kostenvergoeding van € 77 toegekend voor de reiskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken (hierna: de kostenvergoeding).

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak voor zover deze ziet op de kostenvergoeding in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij haar uitspraak van 17 april 2008 ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Tot de stukken van het geding behoren het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd en waarvan door de griffier van het Hof afschriften zijn verzonden aan de wederpartij.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2009 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, A, bijgestaan door B, werkzaam bij de Regionale Directie IJsselmeerpolders van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Vastgoed (voorheen: Domeinen Onroerende Zaken) (hierna: Domeinen). Namens de Ambtenaar zijn verschenen C, bijgestaan door D (WOZ-taxateur).

1.7. Belanghebbende heeft bij deze mondelinge behandeling een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Deze pleitnota wordt zonder bezwaar van de wederpartij door het Hof tot de stukken van het geding gerekend.

1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak a-straat 1 te Q (hierna: het object). Dit eigendom wordt beheerd door Domeinen. Het takenpakket van Domeinen omvat (www.rvob.nl):

- “Het ontwikkelen van beleid ten aanzien van het privaatrechtelijk vermogensbeheer van overtollige onroerende zaken van de Staat;

- Het faciliteren van andere departementen en daaraan gelieerde instellingen (zelfstandige bestuursorganen en agentschappen) op het gebied van aankoop, bestemming, beheer en gebruik van vastgoed;

- Het beheren van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren. (…);

- Het verkopen van overtollige onroerende zaken;

- Het privaatrechtelijk in gebruik geven van onroerende zaken;

- Het behandelen en betalen van zakelijke lasten.”

2.2. B heeft ter zitting een nadere toelichting gegeven op de gang van zaken bij Domeinen. Onder Domeinen vallen in de betreffende periode vier regionale directies. Elke regio beschikt over ongeveer zes vastgoeddeskundigen. Eén van de taken van de regionale directie is, de door gemeenten afgegeven beschikkingen ingevolge de Wet WOZ (hierna: de WOZ-beschikking(en)) voor belanghebbendes onroerende zaken te beoordelen. De werkwijze is daarbij in de regel als volgt. De WOZ-beschikking wordt ontvangen op de afdeling binnendienst van de regionale directie. De afdeling binnendienst verzoekt één van de vastgoeddeskundigen om de WOZ-beschikking te beoordelen. De vastgoeddeskundige neemt daarop deze opdracht ter hand en gaat in verband hiermee ter plekke kijken. Hij stelt aan de hand van zijn bevindingen de waarde vast en maakt een advies op. Dat advies gaat naar het afdelingshoofd die uiteindelijk beslist of er al dan niet bezwaar wordt gemaakt tegen de WOZ-beschikking. Als besloten wordt bezwaar te maken, stelt de afdeling binnendienst een bezwaarschrift op. Voor de motivering van het bezwaar wordt op het punt van de waarde de vastgoeddeskundige geraadpleegd. Als daarna een discussie over de waarde ontstaat met de gemeente, is het niet ongebruikelijk dat de vastgoeddeskundige met de gemeente in overleg treedt. Het overleg dient om te beproeven of partijen tot overeenstemming kunnen komen dan wel de verschillen tussen de standpunten kleiner te maken. De vastgoeddeskundige kan bij dit overleg tot een compromis komen over de waarde van de onroerende zaak, welk compromis eerst rechtskracht heeft, nadat dit door het afdelingshoofd is bevestigd. De regionale directies voeren op deze wijze in het kader van de Wet WOZ tientallen bezwaar- en beroepsprocedures per jaar.

2.3. Na ontvangst van de WOZ-beschikking die ziet op het onderhavige tijdvak, heeft de afdeling binnendienst van de Regionale Directie Domeinen Noordoost aan E (hierna: E) verzocht een taxatie op te stellen voor het object. E is in loondienst bij deze regionale directie als een gecertificeerde vastgoeddeskundige. Hij kan bij zijn waardevaststelling onafhankelijk opereren en hoeft daarbij geen instructies van zijn leidinggevenden op te volgen.

2.4. E is na voornoemd verzoek van zijn woonplaats R naar Q gereisd voor een uitpandige taxatie van het object. Op 2 april 2007 heeft de coördinator zakelijke lasten van de Regionale directie Domeinen Noordoost tegen deze WOZ-beschikking een bezwaarschrift ingediend. In het bezwaarschrift verzoekt hij de Ambtenaar diens taxateur in overleg te laten treden met E om de waarde ingevolge de Wet WOZ vast te stellen.

2.5. In het bezwaarschrift is tevens verzocht om een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan de bezwaarprocedure.

2.6. Nadien heeft E tezamen met een taxateur van de Ambtenaar het object in- en uitpandig bezichtigd. Op 4 juni 2007 heeft E een aangepast taxatieverslag Wet WOZ opgesteld, waarin hij tot een waarde komt van € 2.045.000. E en de taxateur van de Ambtenaar hebben vervolgens een compromiswaarde van € 2.250.000 vastgesteld. De Ambtenaar en belanghebbende hebben deze compromiswaarde geaccepteerd.

2.7. In het verslag van het schriftelijke overleg van de vaste commissie voor Financiën met de staatssecretaris van Financiën met het kenmerk 31 223, nummer 2, vastgesteld op 22 november 2007, over het instellen van Domeinen als baten-lastendienst is het volgende opgemerkt:

“10 Wat is thans de kostprijs (het uurtarief) dat Domeinen Onroerende Zaken in rekening brengt?

Domeinen Onroerende Zaken gaat per 1 januari 2008 een uurtarief van € 117 hanteren. (…) Voor heterogene producten (verkopen, advies & ontwikkeling en taxaties) worden werkelijk bestede uren maal uurtarief in rekening gebracht.

11 Waarom kent Domeinen Roerende zaken slechts één tarief?

Ervan uitgaande dat hier Domeinen Onroerende Zaken wordt bedoeld is de keuze voor één tarief gemaakt uit overwegingen van eenvoud. (…)”

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van kosten op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 1, aanhef en letter b van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb). Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Ambtenaar ontkennend.

3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover het ziet op de kostenvergoeding en toekenning van een kostenvergoeding voor kosten van een deskundige. Hij legt daartoe verschillende berekeningen over, waarop de al door de Ambtenaar toegekende kostenvergoeding in mindering is gebracht.

3.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het vierde lid van voornoemd artikel bepaalt, dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

4.2. Ingevolge artikel 1, aanhef en letter b van het Bpb kan een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.

4.3. Belanghebbende is van mening dat E, nu hij zijn werkzaamheden onafhankelijk en onpartijdig heeft verricht, vergelijkbaar is met een externe deskundige. Een externe deskundige zal niet alleen een arbeidsvergoeding, maar ook een vergoeding voor de door hem gemaakte kosten eisen. Op basis van de onder 2.7 aangehaalde uitlatingen van de staatssecretaris van Financiën verdedigt belanghebbende (primair) een uurtarief van € 117. E zou in totaal 11,5 uren besteed hebben aan de taxaties en het bereiken van een compromiswaarde met de taxateur van de gemeente. Voor deze kosten, alsmede de door E gemaakte reiskosten verzoekt belanghebbende een vergoeding, omdat E als deskundige een verslag aan belanghebbende heeft uitgebracht.

4.4. De Ambtenaar verdedigt dat E geen concrete vergoeding heeft ontvangen die verbonden is aan het uitbrengen van het taxatierapport, zodat niet aan een vergoeding van kosten kan worden toegekomen.

4.5. Het Hof is van oordeel dat, nu voor het uitbrengen van het onder 2.6 bedoelde, door E opgestelde verslag geen kosten aan belanghebbende in rekening zijn gebracht, er geen sprake is van kosten in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb in verbinding met artikel 1, aanhef en letter b, van het Bpb. De loon-, reis- en overige kosten die belanghebbende toerekent aan de door E in de bezwaarprocedure uitgevoerde werkzaamheden, kunnen niet als kosten in de zin van voornoemde artikelen worden gezien. Deze toegerekende kosten vinden namelijk niet hun oorzaak in de behandeling van het bezwaar tegen de WOZ-beschikking van het object, maar vloeien voort uit de dienstbetrekking van E bij Domeinen. Dat tot de taken van E mede het verrichten van taxatiewerkzaamheden ten behoeve van de behandeling van zakelijke lasten behoort, maakt dit niet anders.

4.6. Nu reeds hierom een vergoeding van kosten achterwege blijft, komt het Hof niet toe aan de beantwoording van de vraag of E zijn werkzaamheden als werknemer dan wel als deskundige heeft verricht.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.

5. Proceskosten hoger beroep

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb ter zake van de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten.

6. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. A.J. Kromhout en mr. M.C.M. de Kroon, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De beslissing is op 28 juli 2009 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (R.F.C. Spek)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 juli 2009

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.