Gerechtshof Arnhem, 18-08-2009, BJ7970, 08-00244
Gerechtshof Arnhem, 18-08-2009, BJ7970, 08-00244
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 18 augustus 2009
- Datum publicatie
- 18 september 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7970
- Zaaknummer
- 08-00244
Inhoudsindicatie
Leges.
Uitbreiding rioolwaterzuiveringsinstallaties. Kosten van mechanische en elektrische installaties behoren niet tot de bouwkosten.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 08/00244
uitspraakdatum: 18 augustus 2009
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Waterschap Regge en Dinkel, gevestigd te Almelo (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo (hierna: de Rechtbank) van 21 april 2008, nummer AWB 07/1230 LEGGW AQ1 A, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dinkelland (hierna: de Ambtenaar).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende zijn, met dagtekening 14 december 2005, bouwleges in rekening gebracht tot een bedrag van € 94.792,55.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de legesheffing bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft de heffing bij uitspraak op bezwaar van 19 september 2007 gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Bij uitspraak van 21 april 2008, nummer AWB 07/1230, heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de bouwleges verminderd tot € 89.986,55.
1.4. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 28 mei 2008, ingekomen bij het Hof op die datum, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Op verzoek van het Hof heeft de Ambtenaar op 30 juni 2009 een kopie van de aanvraag van de bouwvergunning en een kopie van de verleende bouwvergunning ingebracht.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2009 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen de gemachtigden van belanghebbende alsmede de Ambtenaar. Het Hof heeft ter zitting het onderzoek gesloten.
1.7. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende heeft voor de uitbreiding van een rioolwaterzuiveringsinstallatie een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. De gemeente Dinkelland heeft de vergunning verleend.
2.2. Ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van de bouwvergunning is van belanghebbende (na beroep) een bedrag aan leges geheven, gebaseerd op een raming van de bouwkosten van € 4.920.000.
Deze bouwkosten bestaan uit de volgende onderdelen:
- civiele en bouwkundige werken (excl. leidingen en sloopwerkzaamheden) € 1.831.000
- leidingen 134.000
- mechanische installaties 2.205.000
- elektrische installatie 750.000
3. Geschil
In geschil is de hoogte van de bouwkosten, zijnde de grondslag voor de heffing van bouwleges. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten voor de aangebrachte voorzieningen als bouwkosten kunnen worden aangemerkt.
Belanghebbende betoogt dat de leidingen en de mechanische en elektrische installaties geen voorzieningen zijn die ten behoeve van het gebouw als zodanig zijn aangebracht, maar noodzakelijk zijn voor het functioneren van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, zodat de kosten van deze installaties geen bouwkosten zijn. Volgens belanghebbende dient derhalve slechts een bedrag van € 1.922.900 aan bouwkosten in aanmerking te worden genomen.
4. Ambtshalve beoordeling rechtsstrijd in eerste aanleg
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Legesverordening 2003 aan de opbrengstlimiet van artikel 229b, lid 1, Gemeentewet, voldoet en daarom verbindend is. Nu belanghebbende in eerste aanleg niet heeft aangevoerd dat de opbrengstlimiet is overschreden, is de Rechtbank met dit oordeel buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden. Het Hof verbindt hieraan echter geen gevolg.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Volgens artikel 5.1 van de in de gemeente Dinkelland geldende Tarieventabel 2005, behorende bij de legesverordening 2003, wordt onder bouwkosten verstaan:
"de aannemingssom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd".
5.2. Tussen partijen is niet in geschil dat voor de hoogte van de bouwkosten moet worden uitgegaan van een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631.
5.3. Volgens onderdeel 3.2 van het normblad NEN 2631 worden onder bouwkosten verstaan:
"de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen ten behoeve van de realisering van een bouwproject tot en met de oplevering van het gebouw of de gebouwen, dan wel ten behoeve van verbouwingen.
Bouwkosten dienen te worden onderscheiden in kosten aan:
1. het gebouw of de gebouwen, en
2. het terrein.
De bouwkosten, zowel van het gebouw of de gebouwen als van het terrein, dienen te worden verdeeld in kosten voor:
- bouwkundige werken;
- installaties (werktuigbouwkundige en elektrische installaties);
- vaste inrichtingen.
Toelichting.
1. Kosten van voorzieningen op het terrein betreffen werken die niet zijn verricht tijdens het bouwrijp maken van het terrein, bij voorbeeld:
- het aanleggen van buitenriolering en water-, gas- en elektrische leidingen;
- het aanbrengen van wegen, parkeerplaatsen, beplantingen en afscheidingen.
2. De installaties kunnen zich bevinden in het gebouw of op het terrein, in beide gevallen geheel of gedeeltelijk ten behoeve van het gebouw en/of het terrein. (...)"
5.4. Volgens onderdeel 3.3 van het normblad NEN 2631 worden onder inrichtingskosten verstaan:
"de kosten die worden gemaakt om het gebouw of de gebouwen, overeenkomstig zijn of hun bestemming, te kunnen gebruiken.
Inrichtingskosten dienen te worden onderscheiden in kosten naar:
1. het gebouw of de gebouwen, en
2. het terrein.
De inrichtingskosten, zowel van gebouw of de gebouwen als van het terrein, dienen te worden verdeeld in kosten van:
- bedrijfsinstallaties;
- losse inrichtingen;
- bouwkundige werken en/of installatietechnische werken ten behoeve van bedrijfsinstallaties en losse inrichtingen.
Toelichting.
Inrichting omvat de middelen zoals vast en los meubilair, bedrijfsinstallaties enz. binnen en buiten het gebouw, nodig voor het functioneren van het bedrijf, voorzover niet contractueel betrekking hebben op de in 3.2 genoemde vaste inrichtingen."
5.5. Belanghebbende heeft ter zitting aan de hand van de Budgetraming aanpassing RWZI en een ter zitting ingebrachte plattegrond van de rioolwaterzuiveringsinstallatie uitvoerig toegelicht welke functie de mechanische en elektrische installaties en de leidingen in het proces van waterzuivering vervullen. De Ambtenaar heeft verklaard deze toelichting te kunnen onderschrijven. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat alle mechanische installaties door slijtage en veroudering in een periode van 15 tot 20 jaar worden afgeschreven, dat deze installaties eenvoudig en zonder beschadiging kunnen worden vervangen, dat de elektrische installaties nagenoeg geheel dienen ter ondersteuning van de mechanische installaties, en dat de leidingen nagenoeg geheel bestemd zijn voor het transport van het te zuiveren water tussen de installaties. De Ambtenaar heeft deze verklaringen niet weersproken.
5.6. Het vorenstaande brengt mee dat de mechanische en elektrische installaties en leidingen niet dienstbaar zijn aan het gebouw op zichzelf, maar nagenoeg geheel een functie hebben in het proces van waterzuivering, zodat de kosten van deze installaties niet als bouwkosten in de zin van het normblad NEN 2631 kunnen worden aangemerkt. De Ambtenaar heeft derhalve ten onrechte deze kosten tot de grondslag voor de heffing van bouwleges gerekend.
5.7. Voor het geval aldus wordt beslist, hebben partijen hebben ter zitting verklaard dat de heffing van bouwleges dient te worden beperkt tot een bedrag van € 94,55 plus (1,8% van € 1.922.900 minus € 5000), ofwel € 34.616.
5.8. De uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd. Het hoger beroep is gegrond.
6. Kosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Van belanghebbende is voor het instellen van hoger beroep geen griffierecht geheven.
7. Beslissing
Het Gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht;
– vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Ambtenaar;
– vermindert het aan leges gevorderde bedrag tot € 34.616.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. W.A.P. Nieuwenhuizen, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2009.
De griffier, De voorzitter,
(W.J.N.M. Snoijink) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in
cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.