Home

Gerechtshof Arnhem, 27-10-2009, ECLI:NL:GHARN:2009:202 BK3224, 08/00262

Gerechtshof Arnhem, 27-10-2009, ECLI:NL:GHARN:2009:202 BK3224, 08/00262

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 oktober 2009
Datum publicatie
13 november 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BK3224
Zaaknummer
08/00262

Inhoudsindicatie

Algemeen.

Niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar wegens ontbreken van de gronden is niet juist. Terugwijzing zaak naar inspecteur.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige belastingkamer

Nummer: 08/00262

datum uitspraak: 27 oktober 2009

appellant : X te Z (hierna: belanghebbende)

verweerder in hoger beroep : De inspecteur van de Belastingdienst P(hierna: de Inspecteur)

uitspraak in eerste aanleg : van de Rechtbank Arnhem van 14 april 2008, nummer AWB 07/2897

betreft : aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en premie ziekenfondswet zelfstandigen (hierna: ZFW) voor het jaar 2003

nummers

onderzoek ter zitting : op 14 oktober 2009 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende en de Inspecteur

gronden:

1. Evenals de Rechtbank gaat het Hof er van uit dat de bezwaren van belanghebbende zowel gericht zijn tegen de aanslag IB/PVV als tegen de aanslag ZFW.

2. Belanghebbende heeft op 2 januari 2007 een niet gemotiveerd bezwaarschrift ingediend.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 17 januari 2007 meegedeeld dat hij het bezwaarschrift niet in behandeling kan nemen omdat nog geen aangifte is ingediend; hij verzoekt belanghebbende vóór 15 februari 2007 alsnog de aangifte toe te zenden.

Bij brief van 7 maart 2007 heeft de Inspecteur de gestelde termijn verlengd tot 21 maart 2007.

Bij brief van 21 maart 2007 heeft belanghebbende de Inspecteur onder andere meegedeeld dat hij ten gevolge van executieverkoop en beslaglegging de gehele boekhouding kwijt is, dat hij druk is om de boekhouding 2003-2004 weer in bezit te krijgen, dat hij verwacht dat die eind april weer bij hem terug zal zijn en dat hij de stukken vervolgens via de heer A zal inzenden.

Bij brief van 23 maart 2007 bericht de Inspecteur belanghebbende dat hij tot nu toe geen aangifte heeft ontvangen en dat, wanneer hij op 30 maart 2007 nog niets van belanghebbende heeft vernomen, het bezwaarschrift niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Op 4 mei 2007 doet de Inspecteur uitspraak op het bezwaar waarbij hij concludeert dat de aanslag niet wordt verminderd omdat hij, nu geen motivering van het bezwaarschrift is ingediend, niet kan beoordelen of en tot welk bedrag de aanslag te hoog is vastgesteld.

3. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende, met de in zijn brief van 21 maart 2007 geschetste omstandigheden voldaan aan de – overigens summiere – vereisten voor het motiveren van zijn bezwaar. Hierbij is mede van belang het feit dat de Inspecteur in zijn brieven van 17 januari 2007 en van 7 maart 2007 belanghebbende niet heeft verzocht het bezwaar te motiveren, maar hem specifiek heeft verzocht om, teneinde het bezwaar in behandeling te kunnen nemen, alsnog een aangifte toe te zenden.

Onder deze omstandigheden had de Inspecteur het bezwaar niet wegens het enkele niet-motiveren daarvan niet-ontvankelijk dan wel ongegrond mogen verklaren.

slotsom:

Het hoger beroep is gegrond.

kosten:

De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op zijn reis en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van het Hof, begroot op € 12,50.

Beslissing:

Het Gerechtshof

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens voor wat betreft de beslissing over de proceskosten en het griffierecht;

- verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- draagt de Inspecteur op opnieuw uitspraken op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 12,50 en

- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 107 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, mr. A.J. Kromhout en mr. P.M. van Schie, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2009.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(A. Vellema) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.