Home

Gerechtshof Arnhem, 03-11-2009, BK4829, 08-00463

Gerechtshof Arnhem, 03-11-2009, BK4829, 08-00463

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
3 november 2009
Datum publicatie
30 november 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BK4829
Zaaknummer
08-00463

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting.

Kenbaarheid extra koopavond niet aannemelijk gemaakt door gemeente. Naheffingsaanslag vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

twaalfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 08/00463

datum uitspraak: 3 november 2009

appellant : X (hierna: belanghebbende)

verweerder in hoger beroep : de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar)

uitspraak in eerste aanleg : uitspraak van de Rechtbank Arnhem 12 augustus 2008 nummer AWB 08/882

betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting

nummer : 19122007 2031 005578

onderzoek ter zitting : op 22 oktober 2009 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Ambtenaar

gronden:

1. Belanghebbende heeft op 19 december 2007 om 20.31 uur een personenauto met het kenteken 00-11-AA geparkeerd in de Nieuwe Oeverstraat te Arnhem zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.

2. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Niet in geschil is dat op genoemde tijd en plaats voor het parkeren (ingevolge het bepaalde bij of krachtens de met ingang van 1 januari 2007 in de gemeente Arnhem geldende Verordening Parkeerbelastingen 2007) parkeerbelasting was verschuldigd en dat dit Besluit op de voorgeschreven wijze is gepubliceerd in de Arnhemse Koerier.

3. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hem de naheffingsaanslag parkeerbelasting ten onrechte is opgelegd. Hij stelt dat er sprake is van willekeur bij het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelasting door de gemeente, dat er sprake is van laden en lossen en dat onvoldoende kenbaar was dat er op 19 december 2007 sprake was van een extra koopavond in verband met kerstmis.

4. De verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd parkeren van een voertuig dient kenbaar te zijn op zo een wijze, dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor dat parkeren redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan

5. Met betrekking tot de kenbaarheid heeft belanghebbende niet dan wel onvoldoende weersproken het volgende aangevoerd:

Het was hem niet bekend dat op 19 december 2007 in de gemeente Arnhem een extra koopavond plaatsvond. Het is hem die avond ook niet opgevallen. Hij is dan ook niet naar de parkeerautomaat gelopen om na te gaan of ter plekke parkeerbelasting was verschuldigd. Nadat hij weer bij zijn auto was teruggekeerd en weggereden ontdekte hij dat een naheffingsaanslag op zijn voorruit was bevestigd. Enige tijd later die avond is hij teruggereden naar de Nieuwe Oeverstraat. Hij heeft met zijn mobiele telefoon een foto genomen van de frontplaat van de parkeerautomaat. Door onvoldoende belichting is de foto van de frontplaat mislukt. ’s Ochtends op 20 december 2007 omstreeks 9.30 uur heeft hij opnieuw een foto genomen van de frontplaat waarop de data van de extra koopavonden waren aangegeven. Daarop was 19 december 2007 niet als extra koopavond vermeld. Belanghebbende neemt het standpunt in dat er op 19 december 2007 ter plekke geen parkeerbelasting voor parkeren was verschuldigd.

6. De Ambtenaar betwist dat op 19 december 2007 niet kenbaar was dat in de Nieuwe Oeverstraat die avond ter plekke voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd was. Hij stelt dat zulks was vermeld op de frontplaat van de parkeerautomaat aldaar.

In dat verband heeft de Ambtenaar gesteld dat de frontplaten aan de Nieuwe Oeverstraat, waarop op 19 december 2007 was vermeld dat op die datum een extra koopavond plaatsvond, in de vroege ochtend van 20 december 2007 zijn vervangen. Op deze nieuwe frontplaten is 19 december 2007 niet vermeld als extra koopavond, omdat deze datum op de dag van de vervanging in het verleden lag.

7. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de Ambtenaar die een naheffingsaanslag heeft opgelegd aannemelijk maakt dat deze terecht is opgelegd.

Ter ondersteuning van zijn hiervoor weergegeven stelling heeft de Ambtenaar een op 4 juli 2008 op ambtsbelofte opgemaakte verklaring van N. Aaldering, van het Parkeerbedrijf van de gemeente Arnhem, overgelegd.

8. De door de Ambtenaar overgelegde verklaring van Aaldering is algemeen van aard. Het betreft een verklaring van één van de ambtenaren van het Parkeerbedrijf Gemeente Arnhem omtrent de jaarlijkse gang van zaken bij het verwisselen van de frontplaten en niet een specifieke verklaring van de op 20 december 2007 dienstdoende ambtenaar zelf, die de frontplaten feitelijk heeft verwisseld. Het Hof is dan ook van oordeel dat niet is uit te sluiten dat de frontplaten vóór 20 december 2007 zijn verwisseld.

9. Naar het oordeel van het Hof heeft de Ambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat op de frontplaat die op 19 december 2007 op de parkeerautomaat aan de Nieuwe Oeverstraat was bevestigd, was vermeld dat op die datum een koopavond plaatsvond. Ook overigens heeft de Ambtenaar niet het van hem te verlangen bewijs geleverd. De naheffingaanslag kan niet in stand blijven. Aan de beoordeling van belanghebbendes overige grieven komt het Hof niet toe.

slotsom:

Het hoger beroep is gegrond.

kosten:

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 7 (reiskosten).

Beslissing:

Het Gerechtshof

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 7, en

- gelast dat de Ambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 39 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 107 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof.

Aldus gedaan op door mr. J.A. Monsma, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts en mr. G.L.J.‘t Hoen als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2009.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de enkelvoudige belastingkamer,

(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.