Gerechtshof Arnhem, 10-11-2009, BK5388, 08-00137
Gerechtshof Arnhem, 10-11-2009, BK5388, 08-00137
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 10 november 2009
- Datum publicatie
- 4 december 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2009:BK5388
- Zaaknummer
- 08-00137
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Verwijzingsprocedure HR 21 maart 2008, nr. 43969.
Winstcorrectie bij firmant van restaurant terecht. Matiging boete omdat belanghebbende dubbel in haar vermogen is getroffen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 08/00137
uitspraakdatum: 10 november 2009
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur) betreffende na te melden aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 129.377. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 40.337.
1.2. Deze aanslag en boetebeschikking zijn, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
1.3. Het door belanghebbende tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de Rechtbank) gegrond verklaard. Deze Rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.806 en de boetebeschikking vernietigd.
1.4. Het door de Inspecteur tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is door het gerechtshof te Leeuwarden ongegrond verklaard.
1.5. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 maart 2008, nr. 43.969 (hierna: het verwijzingsarrest) het door de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof).
1.6. Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft een conclusie na verwijzing ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens nog een nader stuk ingediend.
1.7. Het onderzoek ter zitting van de zaak en de daarmee gelijktijdig behandelde zaken met rolnummers 08/00138 en 08/00140 heeft plaatsgehad op 24 september 2009 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: de gemachtigde van belanghebbende alsmede de Inspecteur.
1.8. Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota’s dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.
1.9. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2. De vaststaande feiten
Voor de feiten verwijst het Hof naar onderdeel 2 van de uitspraak van de Rechtbank van 30 november 2005, nr. AWB 05/280.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht de onderhavige winstcorrectie heeft toegepast. Voorts is in geschil of hij terecht de boetebeschikking heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur – ten dele - bevestigend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de stukken van het geding. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.4. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.512 (100/106 * € 33.297 = € 31.412 : 2 = € 15.706 + € 51.806 = € 67.512) en tot vermindering van de boete tot een bedrag van € 3.298 (€ 15.706 * 42% = € 6.596 * 50% = € 3.298).
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op de gronden vermeld in de heden gedane uitspraak met rolnummer 08/00138 betreffende de aan v.o.f. A te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 2002 en de daarbij gegeven boetebeschikking, treft het hoger beroep van de Inspecteur doel.
4.2. Belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de omzetcorrectie van € 31.412 (100/106 * € 33.297) onjuist is. Hiervan dient, gelet op de winstverdeling tussen de vennoten, 50 percent, derhalve € 15.706 aan belanghebbende te worden toegerekend. Het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende dient derhalve nader te worden vastgesteld op € 67.512.
4.3. Op de gronden vermeld in de zo-even genoemde zaak met rolnummer 08/00138 acht het Hof de Inspecteur erin geslaagd aannemelijk te maken dat het aan opzet aan de zijde van belanghebbende is te wijten dat de onderhavige aangifte onjuist is gedaan.
4.4. Het Hof acht een boete van 50 percent van de ter zake van de verzwegen omzet verschuldigde belasting, derhalve € 3.298 (€ 15.706 * 42% * 50%) in beginsel passend en geboden.
4.5. In de omstandigheid dat de belastingschuld is komen vast te staan via de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast, ziet het Hof evenwel aanleiding de boete te matigen tot 40 percent, derhalve tot € 2.638.
4.6. In de omstandigheid dat ter zake van dezelfde gedraging – het verzwijgen van omzet – drie vergrijpboetes zijn opgelegd – één aan belanghebbende, één aan haar echtgenoot en één aan de v.o.f. A – ziet het Hof eveneens aanleiding de boete verder te matigen, aangezien belanghebbende hierdoor dubbel in haar vermogen wordt getroffen. Een matiging tot € 2.000 acht het Hof op haar plaats en een boete van die omvang acht het Hof te dezen passend en geboden.
4.7. Overige omstandigheden die nopen tot verdere matiging van de boete zijn niet aannemelijk geworden.
4.8. Anders dan belanghebbende stelt, is naar het oordeel van het Hof te dezen geen sprake van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De boete is immers aangekondigd in juli 2004. Tussen het tijdstip van de “charge” en het doen van deze uitspraak zijn minder dan zes jaren verstreken. Nu de zaak heeft gediend voor vier rechterlijke instanties – rechtbank te Leeuwarden, gerechtshof te Leeuwarden, de Hoge Raad en dit Hof – is van de door belanghebbende gestelde schending geen sprake.
4.9. De uitspraak van de Rechtbank kan, gelet op het vorenoverwogene, niet in stand blijven. De aanslag dient te worden verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.512 en de boete tot € 2.000.
5. Kosten
Voor de proceskostenveroordeling verwijst het Hof naar de met deze zaak samenhangende zaak met rolnummer 08/00138. De kosten van de procedure voor de Rechtbank – welke beslissing het Hof in stand laat - en voor het gerechtshof te Leeuwarden zijn reeds aan belanghebbende vergoed, evenals het door haar betaalde griffierecht.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht;
- verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.512; en
- vermindert de boete tot € 2.000.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden als voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. P.M. van Schie, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.
De beslissing is op 10 november 2009 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(N. ten Broek) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.