Gerechtshof Arnhem, 15-12-2009, BK7034, 09-00177
Gerechtshof Arnhem, 15-12-2009, BK7034, 09-00177
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 15 december 2009
- Datum publicatie
- 18 december 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2009:BK7034
- Zaaknummer
- 09-00177
Inhoudsindicatie
Minas.
Vrijstelling uitgebreide bedrijven is niet van toepassing.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 09/00177
uitspraakdatum: 15 december 2009
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna:belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 21 april 2009, nummer AWB 08/745, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna:de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is over het jaar 2004 een naheffingsaanslag in de verfijnde fosfaatheffing opgelegd van € 468.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 april 2009 ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2009 te Arnhem. Daarbij is de Inspecteur verschenen en gehoord. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht aan het Hof, niet verschenen.
1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende exploiteerde in 2004 een bedrijf in de zin van de Meststoffenwet. Het betreft een opfokbedrijf voor vleesstieren.
2.2 Belanghebbende heeft de stalcapaciteit in 2004 uitgebreid van ongeveer 150 stieren tot ongeveer 300 stieren. De uitbreiding van de stallen is eind november 2004 in gebruik genomen.
2.3 Uitgedrukt in grootvee-eenheden (hierna: GVE) overeenkomstig de normen die zijn opgenomen in tabel A bij de Meststoffenwet, was de gemiddelde veebezetting in 2003 75,67 GVE en in 2004 78,38 GVE. De gemiddelde veebezetting in 2005 was 113,18 GVE.
2.4 Belanghebbende heeft op grond van de Meststoffenwet een verfijnde aangifte gedaan voor de mineralenheffingen voor het jaar 2004. Op grond van die aangifte is belanghebbende een bedrag van € 468 verschuldigd aan verfijnde fosfaatheffing. Belanghebbende heeft het verschuldigde bedrag niet op aangifte voldaan. De Inspecteur heeft daaropvolgend een naheffingsaanslag opgelegd conform de ingediende aangifte.
2.5 Belanghebbende heeft voor het jaar 2005 aangifte voor de verfijnde fosfaatheffing gedaan van een overschot van 321 kilogram. Voor het jaar 2005 heeft de Inspecteur, op grond van de Vrijstellingsregeling gestarte en uitgebreide bedrijven Meststoffenwet (Stcrt. 2000, nr. 58; hierna: de Vrijstellingsregeling), een vrijstelling vastgesteld van 1.541,60 kilogram fosfaat.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Partijen houdt verdeeld of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende in het jaar 2004 recht heeft op een vrijstelling op grond van de Vrijstellingsregeling en of toepassing van deze regeling in 2005 kan leiden tot verrekening van een fosfaatsaldo in het onderhavige jaar.
3.2 Belanghebbende stelt dat de veebezetting (kennelijk is bedoeld: in nominale aantallen) met 91 percent is toegenomen en dat de Vrijstellingsregeling in 2004 van toepassing is. Hij stelt subsidiair dat het in 2005 ontstane saldo kan worden verrekend met het overschot van het jaar 2004.
3.3 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende in het onderhavige jaar niet voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van de Vrijstellingsregeling en dat de toepassing van die regeling in 2005 niet leidt tot een verrekenbaar saldo. De Inspecteur stelt voorts dat een eventuele verrekening van een saldo geschiedt bij een afzonderlijke, voor bezwaar en beroep vatbare, beschikking en derhalve niet in de onderhavige procedure - die ziet op een naheffingsaanslag - aan de orde kan komen.
3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de naheffingsaanslag.
3.6 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Van de Vrijstellingsregeling luiden de artikelen 1 en 2, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder wet: Meststoffenwet.
Artikel 2
1. Een bedrijf waarop in enig kalenderjaar het aantal dieren, uitgedrukt in grootvee-eenheden overeenkomstig de daarvoor in bijlage A bij de wet opgenomen normen, dat gemiddeld op het bedrijf is gehouden is toegenomen, is in dat kalenderjaar vrijgesteld van de heffingen, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk IV van de wet, (…) indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. de toename is ten minste 15 % van het aantal dieren dat gemiddeld op het bedrijf is gehouden in het voorafgaande kalenderjaar;
b. (…)
c. de toename is ten minste 3 grootvee-eenheden.
4.2 Gelet op de tekst van de Vrijstellingsregeling en de daarmee in overeenstemming zijnde toelichting daarop, moet voor de toepassing daarvan worden uitgegaan van een toename van het aantal gemiddeld gehouden dieren, uitgedrukt in GVE. Tussen partijen is niet in geschil dat de toename in 2004, uitgedrukt in GVE, 2,71 bedraagt, ofwel 3,59 percent van het gemiddelde aantal in 2003 gehouden dieren. Belanghebbende voldoet derhalve niet aan de hiervoor vermelde voorwaarden, zodat de Inspecteur terecht de Vrijstellingsregeling voor het onderhavige jaar buiten toepassing heeft gelaten.
4.3 Naar het oordeel van het Hof is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld.
4.4 Ten overvloede overweegt het Hof dat tussen partijen niet in geschil is dat voor het jaar 2005 op grond van de Vrijstellingsregeling een vrijstelling kan worden berekend van 1.541,60 kilogram fosfaat en dat, zonder die vrijstelling, in dat jaar een overschot kan worden berekend van 321 kilogram fosfaat. Mede gelet op het karakter daarvan kan de vrijstelling slechts worden toegepast in het jaar waarin zij wordt berekend. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, kan het berekende aantal kilogrammen dat voor vrijstelling in aanmerking komt, niet worden aangemerkt als een afvoerpost als bedoeld in artikel 24 van de Meststoffenwet. Door toepassing van de Vrijstellingsregeling kan geen saldo ontstaan dat voor verrekening in aanmerking komt.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. R. den Ouden, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2009.
De griffier, De voorzitter,
(W.J.N.M. Snoijink) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 december 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.