Home

Gerechtshof Arnhem, 02-02-2010, BL3733, 08-00545

Gerechtshof Arnhem, 02-02-2010, BL3733, 08-00545

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
2 februari 2010
Datum publicatie
12 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BL3733
Zaaknummer
08-00545

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Omkering bewijslast voor deel van naheffingsperiode. Omzetcorrectie bij exploitant Chinees restaurant is niet willekeurig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 08/00545

uitspraakdatum: 2 februari 2010

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

v.o.f. X, gevestigd te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 29 september 2008, nummer AWB 07/807, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd van

€ 18.204. Tegelijkertijd met het opleggen van de naheffingsaanslag is een vergrijpboete opgelegd van € 9.102. Bij beschikking is een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 1.492.

1.2. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar zowel de naheffingsaanslag als de vergrijpboete gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 9.139, en de boete verminderd tot € 4.112.

1.4. Belanghebbende heeft bij brief van 7 november 2008, ingekomen bij het Hof op

10 november 2008, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2009 te Arnhem. Verschenen zijn belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur.

1.6. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende heeft tot en met 31 december 2004 een Chinees Indisch restaurant gedreven.

2.2. De firmanten van belanghebbende zijn A en zijn echtgenote B.

2.3. Op 19 en 28 september 2003 zijn bij belanghebbende bedrijfsbezoeken afgelegd. Daarvan is een rapport opgesteld met dagtekening 7 oktober 2003. Voor zover hier van belang is in dit rapport het volgende opgenomen:

“(…)

3.4.2 Bedrijfsbezoek op 19 september 2003

Op het moment van het bezoek hebben we onderstaande in de onderneming werkzame personen aangetroffen:

nr.: Naam sofinummer

1. C 123456789

2. Onbekend ?

(…)

3.5 Loonbelastingverklaringen

Van de persoon vermeld onder nummer 2 onder punt 3.4.2. en onder nummer 5 van 3.4.3. zijn geen kopie-loonbelastingverklaringen aanwezig. Van de overige werknemers zijn deze wel aangetroffen.

(...)”

2.4. Op 17 maart 2005 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Daarbij zijn onder meer de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en premie WAZ voor de jaren 2000 tot en met 2003, alsmede de aangiften loonbelasting en omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 onderzocht. Van dit boekenonderzoek is een rapport opgesteld met dagtekening 22 juni 2005. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:

(…)

“2.3 Administratie

A verzorgt zelf de administratie, bestaande uit een (klad) kasboek, inkoopfakturen en kostennota’s. De bankafschriften werden voorzien van de betreffende belegstukken.

Tot en met 2002 werd de administratie iedere maand aangeleverd bij de adviseur voor verdere verwerking. Vanaf 2003 was deze aanlevering onregelmatig.

(…)

4.1.1 Kasverantwoording

Er wordt aantekening gehouden van ontvangsten en uitgaven.

De uitgaven zijn niet altijd in chronologische volgorde geboekt.

Er worden dagontvangsten geboekt. De dagontvangsten wordt gesplitst in eten restaurant, dranken hoog,

dranken laag en eten afhaal.

De basis voor de dagontvangsten restaurant vormt de maanduitdraai van de computer. De maandelijkse uitdraaien zijn bewaard gebleven. De basis voor de afhaalomzet is de maandelijkse kassauitdraai. Ook deze uitdraaien zijn bewaard gebleven.

Nu er slechts maandelijkse uitdraaien zijn is het niet aannemelijk dat de kas regelmatig (1 x per 1 á 2 dagen) wordt bijgewerkt.

Betaalcheques en girobetaalkaarten zijn wel begrepen in de kasontvangsten.

De slibs van de creditcards zijn niet (allemaal) bewaard gebleven. Deze vallen onder de bewaarplicht en dienen zeven jaren te worden bewaard. Hier bent u reeds eerder opgewezen.

Privé-opnamen en bankstortingen worden geboekt.

De privé-opnamen zijn niet altijd regelmatig. Zo werd in de maanden juni 2003, juli 2003, augustus 2003, november 2003 en december 2003 geen privé-opnamen geboekt.

Ook sluiten de onderlinge tellingen van de kasbladen niet (altijd) aan. Het eindsaldo op 31 januari 2001 bedraagt volgens het kasblad f 33.935,97 terwijl het beginsaldo op 1 februari 2001 f 32.288,65 bedraagt.

Het eindsaldo op 28 februari 2001 bedraagt volgens het kasblad f 19.404,82 terwijl het beginsaldo op 1 maart 2001 f 30.545,00 bedraagt. Het eindsaldo op 31 mei 2001 volgens het kasblad bedraagt f 29.459,79 terwijl het beginsaldo op 1 juni 2001 f 7.713,06 bedraagt.

In diverse maanden wordt er totaal geen telling opgemaakt.

Ook worden er regelmatig privé-stortingen geboekt terwijl er volgens het kasblad ruim voldoende saldo is.

Deze privé-stortingen zijn niet te traceren daar u de privé-bankrekeningen niet heeft bewaard.

Ook deze privé-bankrekeningen vallen onder de bewaarplicht.

Uit het bovenstaande blijkt wel overduidelijk dat er onmogelijk sprake kan zijn geweest van kascontrole.

De kasadministratie over 2004 vertoont een aantal negatieve kassen.

Er zijn lonen zwart uitbetaald.

(…).

4.2.2 Brutowinst

2000 2001 2002 2003

Omzet € 215.400 € 226.670 € 237.774 € 193.277

Inkoopwaarde € 52.910 € 57.025 € 56.777 € 51.893

------------ ------------ ------------ ------------

Brutowinst € 162.490 € 169.645 € 180.997 € 141.384

======= ======= ======= =======

Brutowinstpercentage 307% 297% 319% 272%

======= ======= ======= =======

Verder uitgesplitst in dranken laag, dranken hoog en eten resulteerde dit in de volgende brutowinstpercentages:

2000 2001 2002 2003

Dranken laag 489% 381% 574% 487%

Dranken hoog 166% 191% 204% 211%

Eten 312% 301% 314% 265%

De vastgestelde brutowinst-percentages fluctueren sterk en zijn zowel relatief als absoluut te laag.

4.2.3 Onregelmatige inkopen

Tijdens het inleidend gesprek werd door de belastingplichtige het volgende meegedeeld met betrekking tot de inkopen:

Rijst: iedere week inkoop van 2 á 3 zakken van 22,5 kg (voorheen zelfs meer)

Bami: iedere week inkoop van 3 dozen van 10 kg (voorheen zelfs nog meer)

(…)

Rijst

In alle onderzochte jaren komen een aantal weken voor zonder geregistreerde inkopen.

Daarnaast zijn er aanzienlijke verschillen tussen de diverse jaren, waarbij er jaren zijn met een gemiddelde inkoop van 1,5 zakken rijst per week i.p.v. 2 á 3 zakken per week.

Bami

In alle onderzochte jaren komen een aantal weken voor zonder geregistreerde inkopen.

Daarnaast zijn er aanzienlijke verschillen tussen de diverse jaren, waarbij er jaren zijn met een gemiddelde inkoop van 1,5 doos bami per week i.p.v. 3 dozen per week.

(…)

4.2.4 Theoretische omzetberekeningen

Voor alle onderzochte jaren werd een theoretische omzetberekening gemaakt.

Uitgegaan werd van de drankomzet.

De drankomzet bedraagt volgens de branche-informatie ongeveer 25% van de restaurantomzet inclusief de drankomzet. Verhouding restaurant – afhaal = 60% - 40%.

Uit deze theoretische berekeningen kwamen forse verschillen naar voren, waarbij het opvallend was dat de theoretisch bepaalde omzet over 2002 bijna naadloos aansloot bij de geboekte omzet.

4.2.5 Netto uitbetaalde lonen

In de onderzochte jaren werden de volgende bedragen netto uitbetaald.

Kok’s Bediening

2000 € 13.604 € 6.123

2001 € 2.367 € 12.154

2002 € 0 € 16.873

2003 € 11.358 € 4.441

2004 € 11.895 € 1.752

In de onderzochte jaren is de bedrijfsvoering niet gewijzigd.

Uit het bovenstaande blijkt wel overduidelijk dat de geboekte uitbetalingen niet kunnen kloppen.

Dit wordt nog eens bevestigd door het aantreffen tijdens de waarneming ter plaatse op 19 september 2003 van een onbekende Chinese persoon in de keuken (werkend). De persoon kon zich op geen enkele wijze identificeren en kwam ook niet voor op de loonlijst.

Bovenstaande werd op 15 april 2005 uitvoerig met u en uw adviseur besproken.

Daarbij werd door u aangegeven dat in 2001 en 2002 een (klein) deel van de keukenwerkzaamheden werden verricht door personeelslid D (bediening). Ook werd door u aangegeven dat er in de keuken werkzaamheden zouden zijn verricht door stagiaires. Stagecontracten kon u echter niet overleggen.

In 2000 hebben uw ouders nog behoorlijk meegeholpen in de onderneming.

Uiteindelijk werd het volgende afgesproken:

Meer netto uitbetaalde lonen 2001 € 4.000

2002 € 3.000

2003 € 4.000

2004 € 3.000

(…)

4.3 Gebreken in de administratie

Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:

- De kasadministratie vormt geen betrouwbare basis voor de winstberekening. Voor nadere onderbouwing zie het hoofdstuk Kasverantwoording.

- Bescheiden (privé en zakelijk) zijn niet cq. niet volledig bewaard gebleven.

- De inkopen zijn niet regelmatig.

- Er zijn lonen zwart uitbetaald.

- De vastgestelde brutowinst-percentages (m.u.v. 2002) zijn zowel relatief als absoluut te laag.

- De uitkomst van de theoretische omzetberekeningen wijken onaanvaardbaar af van de verantwoorde omzetten.

Uit het bovenstaande blijkt dat de administratie in de jaren 2000 tot en met 2004 dusdanig ernstige tekortkomingen kent, dat de door belastingplichtige gevoerde administratie verworpen wordt.

De administratie kan daarom niet dienen als betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening.

Uit het bovenstaande volgt dat belastingplichtige niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

De belastingplichtige is er op gewezen dat bij eventuele procedure deze tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kan hebben op grond van artikel 25 of 27 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

(…).

4.6 Overzicht winstcorrecties

2000 2001 2002 (…)

Privégebruik goederen € 2.280 € 521 € 615 (…)

Personeelskosten € 0 € - 4.000 € - 3.000 (…)

Omzet € 42.400 € 42.400 € 3.000 (…)

Huurlasten € 6.948 € - 1.353 € - 724 (…)

Diverse kosten € 0 € 0 € 3.840 (…)

Rentelasten € 0 € 3.598 € 3.598 (…)

---------- ----------- ----------

Totaal € 51.628 € 41.166 € 7.329 (…)

====== ====== ======

Verdeling:

A € 25.814 € 20.583 € 3.665 (…)

B € 25.814 € 20.583 € 3.664 (…)

(…)

5. Loonbelasting

(…)

5.1.3 Loonbelastingverklaringen

De inhoudingsplichtige heeft niet van alle werknemers loonbelastingverklaringen.

Van het aangetroffen personeelslid tijdens de waarneming ter plaatse op 19 september 2003 kon geen loonbelastingverklaring worden overgelegd.

Ook is tijdens de eindbespreking op 15 april 2005 komen vast te staan dat er lonen “zwart” zijn uitbetaald.

Hierdoor heeft de inhoudingsplichtige niet voldaan aan de administratieve voorschriften.

5.1.4 Identificatieplicht werknemers

De inhoudingsplichtige heeft in een aantal gevallen verzuimd de identiteit van zijn werknemers vast te stellen aan de hand van een voorgeschreven document.

Van het aangetroffen personeelslid tijdens de waarneming ter plaatse op 19 september 2003 kon geen loonbelastingverklaring worden overgelegd.

Ook is tijdens de eindbespreking op 15 april 2005 komen vast te staan dat er lonen “zwart” zijn uitbetaald.

(…)

5.2 “Zwarte” loonbetalingen

Zie ook onderdeel 4.2.5 “Netto uitbetaalde lonen”.

Tijdens de eindbespreking op 15 april 2005 werd het volgende afgesproken.

Netto uitbetaald in: 2001 € 4.000

2002 € 3.000

2003 € 4.000

2004 € 3.000

Loonheffing dient te geschieden met toepassing van de eindheffingstabel anonieme werknemers.

(…)

Na te heffen loonheffing 2001 (…) € 5.180

Na te heffen loonheffing 2002 (…) € 3.885

Na te heffen loonheffing 2003 (…) € 5.248

Na te heffen loonheffing 2004 (…) € 3.891

(…).”

2.5. De inspecteur heeft op basis van de conclusies en berekeningen uit het rapport van

22 juni 2005 over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd van € 18.204. Tegelijkertijd is een vergrijpboete (50%) opgelegd van € 9.102.

2.6. De Rechtbank heeft geoordeeld dat voor de betalingen van zwart loon in de jaren 2001 en 2002 geen aanknopingspunten zijn te vinden, zodat de correcties over die jaren van respectievelijk € 5.180 en € 3.885 komen te vervallen, alsmede de daarmee samenhangende boetes. Voor zover de naheffingsaanslag betrekking heeft op de betalingen van zwart loon in de jaren 2003 en 2004, blijft deze in stand.

2.7. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat op 15 april 2005 met de toenmalige gemachtigde van belanghebbende afspraken zijn gemaakt over de hoogte van de zwartloonbetalingen die over de jaren 2001 tot en met 2004 in aanmerking zouden worden genomen (zie 5.2 van het rapport van het boekenonderzoek), dat deze afspraak destijds echter niet op schrift is gesteld, en dat daarom belanghebbende niet gebonden wordt geacht aan de afspraak. Belanghebbendes gemachtigde heeft deze verklaring niet weersproken.

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur over de jaren 2003 en 2004 terecht en tot het juiste bedrag loonheffing heeft nageheven ter zake van betalingen van zwart loon. Ook de opgelegde boete is in geschil.

4. Overwegingen

Omkering en verzwaring van de bewijslast

4.1. Artikel 27j, tweede lid, in samenhang met artikel 27e, aanhef en letter b, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), bepaalt, voorzover van belang, dat het (hoger) beroep van de belastingplichtige ongegrond moet worden verklaard indien deze niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 AWR, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de beslissing van de inspecteur onjuist is.

4.2. In artikel 52 AWR is, voorzover hier van belang, bepaald dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.

4.3. De Inspecteur betoogt dat de administratie van belanghebbende niet kan dienen als betrouwbare basis voor de belastingheffing, zodat er reden is voor toepassing van de bewijsregel van artikel 27e AWR (omkering en verzwaring van de bewijslast). Daarbij heeft de Inspecteur onder meer gewezen op de onvolledige loonadministratie over 2003 - de gegevens van de op 19 september 2003 in de keuken aangetroffen persoon zijn niet in de administratie opgenomen - alsmede op de gebreken in de kasadministratie over 2004.

4.4. Naar het oordeel van het Hof dient de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast in het onderhavige geval, waarbij één naheffingsaanslag is opgelegd over meerdere jaren, niet op de gehele aanslag te worden toegepast, maar slechts op het onderdeel ervan dat betrekking heeft op enig kalenderjaar.

Correctie loonheffing 2003

4.5. De Inspecteur heeft met de verwijzing naar bevindingen zoals neergelegd in het rapport van 7 oktober 2003 (zie 2.3.) aannemelijk gemaakt dat de loonadministratie over het jaar 2003 onvolledig was en dat zwart loon is betaald. Belanghebbendes gemachtigde heeft betoogd dat de onbekende persoon die in de keuken werkend is aangetroffen, wel eens een familielid zou kunnen zijn van de vennoten. Dit betoog, dat voor het eerst in beroep is gehouden, is niet op enigerlei wijze onderbouwd, zodat het Hof deze stelling niet aannemelijk acht. De omstandigheid dat het een familielid betreft, brengt op zichzelf ook niet mee dat geen sprake is van een werknemer. Gelet op het feit dat één onbekend persoon werkend in de keuken is aangetroffen, acht het Hof aannemelijk dat in 2003 € 4.000 aan nettoloon is betaald. Daarbij laat het Hof ook meewegen dat in 2005 dit bedrag met (de toenmalige gemachtigde van) belanghebbende is afgesproken (zie 2.7.). Voorzover de naheffingsaanslag betrekking heeft op het jaar 2003 blijft deze dus in stand.

Correctie loonheffing 2004

4.7. Namens belanghebbende is ter zitting bevestigd dat de kasadministratie over 2004 de gebreken vertoont die in het rapport van 22 juni 2005 (zie 2.4.) zijn genoemd, waaronder de negatieve kassen. De oorzaak daarvan is volgens de gemachtigde dat het in 2004 met het restaurant een aflopende zaak was. De Inspecteur heeft voorts gewezen op de omzetcorrectie in het jaar 2004, die ten grondslag ligt aan navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004, welke navorderingsaanslag niet in rechte is aangevochten. Belanghebbende heeft de correctie betwist door te stellen dat in 2004 geen onbekend persoon in het bedrijf is aangetroffen, zodat van zwartloonbetalingen geen sprake kan zijn. Gelet op de gebrekkige kasadministratie in 2004, de niet aangevochten omzetcorrectie over dat jaar en de afspraak die in 2005 met belanghebbende is gemaakt over de hoogte van de zwartloonbetaling in 2004 (zie 2.7.), acht het Hof aannemelijk dat ook in 2004 te weinig loonheffing is betaald. Dat bij een of meerdere bedrijfsbezoeken geen onbekende, werkzame personen zijn aangetroffen sluit immers niet uit dat op andere momenten personen in het bedrijf werkzaam kunnen zijn geweest tegen betaling van zwart loon.

4.8. Naar het oordeel van het Hof zijn de hiervoor vermelde gebreken in de administratie zodanig dat niet kan worden gesproken van een deugdelijke en betrouwbare grondslag voor de bepaling van de loonheffingverplichting. Gelet op de centrale plaats die de kasadministratie in belanghebbendes bedrijfadministratie inneemt, zijn deze schendingen naar het oordeel van het Hof zodanig dat plaats is voor toepassing van de bewijsregel van artikel 27e AWR (omkering en verzwaring van de bewijslast). Dit betekent dat het aan belanghebbende is om overtuigend de onjuistheid van de correctie ter zake van het zwarte loon aan te tonen. Belanghebbende heeft de correctie niet verder betwist dan met de hiervoor reeds verworpen stelling dat van zwartloonbetalingen geen sprake kan zijn. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met dit betoog niet overtuigend de onjuistheid van de correctie aangetoond.

4.9. De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De naheffingsaanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de correctie van € 3.000 aan zwartloonbetaling mede gebaseerd op de omzetcorrectie in het jaar 2004 en de afspraak die in 2005 met belanghebbende is gemaakt over de zwartloonbetaling in 2004 (zie 2.7.). Dit brengt mee dat de correctie niet willekeurig is vastgesteld. De naheffingsaanslag blijft derhalve ook voorzover deze betrekking heeft op het jaar 2004 in stand.

Heffingsrente

4.10. Nu de Rechtbank de naheffingsaanslag terecht heeft verminderd tot € 9.139, dient de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd te worden tot de rente over dat bedrag.

Vergrijpboete

4.11. Aan belanghebbende is op grond van artikel 67f AWR een vergrijpboete van 50% van de nageheven belasting opgelegd.

4.12. De tegen de naheffingsaanslag gerichte beroepsgrond dat in 2003 en 2004 geen sprake is geweest van betalingen van zwart loon, wordt geacht mede te zijn gericht tegen de boetebeschikking. Deze grond wordt aldus uitgelegd dat niet is voldaan aan het bestanddeel van de delictsomschrijving van artikel 67f AWR dat te weinig belasting is betaald.

4.13. In onderdeel 4.5. heeft het Hof aannemelijk geacht dat in 2003 een bedrag van € 4.000 aan zwart loon is betaald. Dit (bewijs)oordeel brengt mee dat tevens aan voornoemd bestanddeel van de delictsomschrijving is voldaan. De Inspecteur heeft dan ook terecht een vergrijpboete over het jaar 2003 opgelegd. Voor de boetegrondslag is de Inspecteur terecht uitgegaan van de te weinig betaalde loonheffing. Het Hof acht in dit geval een vergrijpboete van 50% passend en geboden.

4.14. In onderdeel 4.7. heeft het Hof aannemelijk geacht dat ook in 2004 zwart loon is betaald. Daarbij wordt opgemerkt dat voor de delictsomschrijving van artikel 67f AWR de Inspecteur niet de omvang behoeft te bewijzen van het belastingbedrag dat niet is betaald. Voor de boetegrondslag is de Inspecteur terecht uitgegaan van de te weinig betaalde loonheffing. De omstandigheid dat de naheffingsaanslag voorzover deze betrekking heeft op het jaar 2004, met behulp van omkering en verzwaring van de bewijslast is komen vast te staan, behoort in aanmerking te worden genomen bij de beoordeling of boete een passende en geboden sanctie is (HR 6 juni 2008, nr. 43.178, BNB 2009/47, LJN BD3163). Het Hof ziet hierin aanleiding de boete over het jaar 2004 met 10% te verminderen tot een bedrag van € 1576. Het bedrag van de boete dient derhalve te worden verminderd tot in totaal € 3937. Met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM heeft de Rechtbank reeds in voldoende mate rekening gehouden.

4.15. Het hoger beroep inzake de boete dient gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Het Hof vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt € 322, gewicht van de zaak

factor 1).

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, doch uitsluitend voorzover deze betrekking heeft op de boete en de heffingsrente;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de boete en de heffingsrente;

- vermindert de boete tot een bedrag van € 3.937;

- vermindert de heffingsrente tot de rente berekend over een bedrag van € 9.139;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van

€ 644;

- gelast op grond van artikel 27p AWR dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 433 aan haar vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter,

mr. J. van de Merwe en mr. P.M. van Schie, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2010.

De griffier, De voorzitter,

(N. ten Broek) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 februari 2010.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.