Gerechtshof Arnhem, 16-03-2010, BL9019, 09/00081, 09/00082 en 09/00083
Gerechtshof Arnhem, 16-03-2010, BL9019, 09/00081, 09/00082 en 09/00083
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 16 maart 2010
- Datum publicatie
- 26 maart 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2010:BL9019
- Zaaknummer
- 09/00081, 09/00082 en 09/00083
Inhoudsindicatie
Algemeen.
Hof wijst zaak terug naar rechtbank omdat belanghebbendes aanwezigheidsrecht op de zitting is geschonden.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummers 09/00081, 09/00082 en 09/00083
uitspraakdatum: 16 maart 2010
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (Bonaire) (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 januari 2009, nummers AWB 07/1653, 07/1687 en 07/1688, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 52.933.
1.2 Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 81.499.
1.3 Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 74.948.
1.4 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 28 februari 2007 de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
1.5 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.6 Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Inspecteur.
1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Bij schrijven van 25 februari 2008, ingekomen bij de Rechtbank op 4 maart 2008, heeft belanghebbende verzocht een zittingsdatum met hem af te stemmen door gebruik te maken van het door hem in die brief opgegeven emailadres of telefoonnummer.
2.2 Bij brief van 26 februari 2008 heeft de Rechtbank, verwijzend naar artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), aan belanghebbende verzocht binnen vier weken een correspondentieadres in Nederland op te geven.
2.3 Bij schrijven van 26 maart 2008 heeft belanghebbende aangegeven dat een adres op Bonaire naar zijn mening een correcte domiciliekeuze in de zin van artikel 57 van de AWR inhoudt. In deze brief verzoekt belanghebbende de Rechtbank nogmaals gebruik te maken van het door hem opgegeven telefoonnummer of emailadres.
2.4 Bij brief van 15 augustus 2008 meldt de Rechtbank aan belanghebbende dat de gevolgen van het niet kiezen van domicilie binnen Nederland (niet zijnde de Nederlandse Antillen en Aruba) voor risico van belanghebbende komt. Verder stelt de Rechtbank in die brief dat het juridisch niet mogelijk is een emailadres te gebruiken in correspondentie. De Rechtbank verzoekt aan belanghebbende een faxnummer door te geven. Om toch een zitting te kunnen plannen, schrijft de Rechtbank tot slot in die brief het volgende aan belanghebbende:
“Voorts wil ik u erop attenderen dat de rechtbank voornemens is om deze procedures in de periode tussen 1 december 2008 en 1 april 2009 op zitting te agenderen. Wellicht is het mogelijk dat u ruim voordien data aan de rechtbank doorgeeft waarop u verhinderd bent in deze periode naar zitting te komen.”
2.5 Bij schrijven van 17 oktober 2008 heeft belanghebbende aan de Rechtbank het volgende medegedeeld.
“Inzake uw verzoek betreffende verhinderdata zien wij in december 2008 geen mogelijkheden. Ultimo november 2008 zullen wij u berichten over de mogelijkheden in 2009.”
2.6 Bij brief van 29 oktober 2008 wordt belanghebbende op de hoogte gesteld van het voornemen van de Rechtbank om de zitting met betrekking tot de onderhavige procedures plaats te laten vinden op 15 januari 2009.
2.7 Bij brief van 19 november 2008 wordt belanghebbende uitgenodigd voor een zitting met betrekking tot de onderhavige procedures op 15 januari 2009 om 09.00 uur. De brief is verzonden naar het postadres van belanghebbende te Z, Bonaire.
2.8 Bij schrijven van 28 november 2008 meldt belanghebbende aan de Rechtbank dat hij in de weken 3, 4, 5, 6, 7 en 8 is verhinderd. De Rechtbank heeft dit schrijven nimmer ontvangen.
2.9 Bij schrijven van 23 december 2008 geeft belanghebbende aan dat de zitting is gepland op een door hem opgegeven verhinderdag. In deze brief geeft hij aan beschikbaar te zijn voor zitting in de weken 9, 11, 12 en 13 (behoudens de maandagen). Verder geeft belanghebbende in deze brief een correspondentieadres in Nederland op.
2.10 Bij brief van 5 januari 2009 heeft de Rechtbank het volgende geschreven aan belanghebbende.
“De uitnodiging voor de zitting van 15 januari 2009 is aangetekend aan u verzonden op 19 november 2008. Zoals in die uitnodiging staat vermeld kunt u binnen 7 dagen na de datum van de uitnodiging verzoeken om uitstel van de zitting. U heeft om uitstel verzocht bij brief van 23 december 2008. Het verzoek is derhalve te laat ingediend, bovendien heeft u geen reden voor verhindering opgegeven.
De door u genoemde brief van 28 november 2008 heeft de rechtbank niet ontvangen. In uw brief van 17 oktober 2008 heeft u geen verhinderdata voor het jaar 2009 opgegeven.
Gelet op het vorengaande wijst de rechtbank uw verzoek om uitstel van de zitting van 15 januari 2009 af.”
2.11 Bij faxbericht van 12 januari 2009 geeft belanghebbende gemotiveerd aan waarom hij niet op de door de Rechtbank geplande datum ter zitting kan verschijnen. Hij verzoekt de Rechtbank opnieuw de zitting te verplaatsen naar een andere datum.
2.12 Bij brief van 12 januari 2009 wijst de Rechtbank belanghebbendes verzoek de zitting te verplaatsen af.
“Uw nadere verzoek om uitstel voor de zitting van 15 januari aanstaande (aanvang 09.00 uur) wordt afgewezen. De omstandigheid dat u de uitnodigingsbrief van 19 november 2008 niet tijdig heeft ontvangen komt voor uw risico. U hebt immers pas bij brief van 5 januari 2009 een postadres in Nederland opgegeven terwijl de rechtbank u hierom al op 26 februari 2008 had verzocht.
In de brief van 15 augustus 2008 bent u er door de rechtbank op gewezen dat het voor uw eigen risico komt als u geen domicilie in Nederland kiest. Aan u is zelfs de mogelijkheid geboden om een faxnummer door te geven, maar ook van die mogelijkheid heeft u geen gebruik gemaakt. Overigens blijkt uit uw brief van 23 december 2008 dat u op (dat; toevoeging Hof) moment al op de hoogte was van de zitting. Nu de uitnodiging evenmin is terugontvangen ziet de rechtbank geen reden om uw uitstelverzoek in te willigen.
De geplande zitting op 15 januari 2009 zal derhalve gewoon doorgang vinden.”
2.13 Bij brief van 25 januari 2009 geeft belanghebbende aan alsnog gehoord te willen worden.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de Rechtbank hem niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn beroep ter zitting toe te lichten. Belanghebbende wenst om die reden dat de zaken worden teruggewezen naar de Rechtbank.
3.2 De Inspecteur heeft zich, naar het Hof begrijpt, gerefereerd aan het oordeel van het Hof.
3.3 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.4 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot terugwijzing naar de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De Rechtbank heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om ruim vóór 1 december 2008 verhinderdata door te geven. Belanghebbende heeft bij brief van 17 oktober 2008 aangekondigd nadere verhinderdata te zullen doorgeven. Bij het plannen van de zitting heeft de Rechtbank deze nadere verhinderdata niet afgewacht. De Rechtbank heeft immers bij brief van 29 oktober 2008 belanghebbende reeds op de hoogte gesteld van de voorgenomen zittingsdatum, terwijl de uitnodiging voor de zitting op 19 november 2008 is verzonden. Daarmee heeft de Rechtbank op de koop toegenomen dat de zittingsdatum zou vallen op een door belanghebbende nog op te geven verhinderdatum. Een goede procesorde brengt echter mee dat als een rechtbank aan een belanghebbende een termijn stelt voor het doorgeven van verhinderdata - in het onderhavige geval tot ruim vóór 1 december 2008 - de rechtbank niet reeds binnen die termijn een zittingsdatum kan vaststellen zonder voorafgaand (telefonisch) overleg met de belanghebbende. Het vorenstaande geldt te meer indien de belanghebbende, zoals in het onderhavige geval, tijdig heeft aangekondigd nog nadere verhinderdata te zullen doorgeven, en de rechtbank deze data nog niet heeft doorgekregen. De Rechtbank heeft aan belanghebbende niet de gelegenheid van overleg geboden. Aldus is aan belanghebbende de mogelijkheid ontnomen persoonlijk bij de zitting aanwezig te zijn.
4.2 Met betrekking tot het inhoudelijke geschil bestaat tussen partijen geen overeenstemming omtrent de feiten. Naar het oordeel van het Hof kan niet worden gezegd dat belanghebbende door de gang van zaken rond de zitting bij de Rechtbank niet in zijn procespositie is geschaad.
Slotsom
Het hiervoor overwogene brengt mee dat het hoger beroep gegrond is. Het Hof zal de zaken terugwijzen naar de Rechtbank.
5. Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Kosten die overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen zijn gesteld noch aannemelijk geworden.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- wijst de zaken terug naar de Rechtbank om opnieuw uitspraak te doen op de beroepen van belanghebbende, en
- gelast dat de Staat aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten
€ 107 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en
mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 16 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.