Home

Gerechtshof Arnhem, 07-04-2010, BM2083, 09-00188

Gerechtshof Arnhem, 07-04-2010, BM2083, 09-00188

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 april 2010
Datum publicatie
23 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BM2083
Zaaknummer
09-00188

Inhoudsindicatie

Leges.

Legesheffing voor aanvraag bouwvergunning transformatorhuisje is terecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 09/00188

uitspraakdatum: 7 april 2010

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 april 2009, nummer AWB 08/1648, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordoostpolder (hierna:de Ambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft aan belanghebbende een nota bouwleges opgelegd ten bedrage van € 100,56.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de nota gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 23 april 2009 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2010 te Arnhem. Partijen zijn, met voorafgaande kennisgevingen aan het Hof, niet verschenen.

2. De vaststaande feiten

2.1 Voor de feiten verwijst het Hof naar de door de Rechtbank vastgestelde feiten. In onderdeel 2 van haar uitspraak heeft de Rechtbank de feiten als volgt vastgesteld (waarbij eiseres dient te worden gelezen als belanghebbende).

‘Op 11 februari 2007 heeft eiseres een aanvraag ingediend om verlening van een bouwvergunning voor een transformatorhuisje op het perceel a-weg 1 te Q, kadastraal bekend gemeente Noordoostpolder, sectie A, nr. 01.

Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder eiseres de gevraagde vergunning geweigerd. In verband met deze aanvraag is € 100,56 aan leges in rekening gebracht.’

2.2 Het Hof stelt voorts de volgende feiten vast.

2.3 In de aanvraag voor een bouwvergunning heeft belanghebbende een bedrag van € 10.400 vermeld als aanneemsom of raming van de kosten (exclusief btw).

2.4 Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2007 (hierna: Legesverordening) worden onder de naam leges rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. De bij de Legesverordening behorende tarieventabel luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

‘Bouwvergunningen

5.2 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van:

(…)

5.2.2 een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Woningwet, indien de bouwkosten: minder bedragen dan EUR 113.446,00: 16,25‰ van die bouwkosten met een minimum van EUR 81,25;

(…)

5.3.3 Indien het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning leidt tot een negatieve beschikking (weigeren bouwvergunning), worden de rechten vermeld onder 5.2.1, onderscheidenlijk 5.2.2, 5.2.3, 5.2.4, 5.2.5 of 5.2.6, verlaagd met 50% met dien verstande dat zij niet minder dan EUR 81,25 zullen bedragen.

(…)’

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of terecht leges in rekening zijn gebracht.

3.2 Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Ambtenaar bevestigend.

3.3 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

3.4 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de legesnota.

3.5 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij onder druk (vanwege een handhavingsmaatregel) een bouwvergunning heeft aangevraagd voor een bouwwerk dat niet vergunningplichtig is. Zij heeft betoogd dat het transformatorhuisje niet vergunningplichtig is op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb). De Ambtenaar had naar haar mening de aanvraag niet-ontvankelijk moeten verklaren c.q. buiten behandeling moeten laten, hetgeen volgens belanghebbende meebrengt dat er geen grond is voor het opleggen van de leges in verband met het in behandeling nemen van een bouwaanvraag.

4.2 De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbendes betoog faalt, nu de Rechtbank in haar uitspraak van 15 januari 2009 (Awb 08/1050) heeft geoordeeld dat het betreffende transformatorhuisje niet als bouwvergunningvrij bouwwerk kan worden aangemerkt.

4.3 In hoger beroep heeft belanghebbende het onder 4.1 weergegeven standpunt herhaald en voorts vermeld dat hoger beroep is aangetekend tegen de in punt 4.2 vermelde uitspraak van 15 januari 2009.

4.4 Onder verwijzing naar 2.4 hiervóór zijn op grond van de Legesverordening en de daarbij behorende tarieventabel leges verschuldigd bij het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning. De uitdrukking ‘in behandeling nemen’ in de tarieventabel moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 229, lid 1, aanhef en onder letter b, van de Gemeentewet, in welk artikel de bevoegdheid is gegeven rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (vgl. ook het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2007, nr. 41 303, onder meer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer LJN BC0652). Vaststaat dat belanghebbende een aanvraag voor een bouwvergunning heeft ingediend en dat deze is geweigerd. Gelet hierop is naar het oordeel van het Hof ter zake van de aanvraag een besluit genomen waarvoor diensten zijn verricht, hetgeen meebrengt dat het gemeentebestuur de onderhavige aanvraag in behandeling heeft genomen. Het belastbare feit heeft zich derhalve voorgedaan. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag niet in behandeling had mogen worden genomen wegens het ontbreken van een vergunningplicht. De afdeling bestuursrechtspraak Raad van State heeft daarover echter in een uitspraak van 26 augustus 2009, nr. 200900518/1/H1 (zie www.raadvanstate.nl) geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor het oprichten van een transformatorhuisje een bouwvergunning is vereist.

4.5 Ingevolge par. 5.2.1 is voor het in behandeling nemen van de onderhavige aanvraag voor een bouwvergunning € 211,11 aan leges verschuldigd (16,25‰ x € 12.376). Op grond van artikel 5.3.3. van de tarieventabel worden de leges bij een geweigerde bouwvergunning verminderd met 50%. Te dezen is € 100,56 aan leges geheven, zodat dat bedrag juist is vastgesteld.

4.6 Met betrekking tot het ingestelde beroep heeft de griffier van de Rechtbank naar het oordeel van het Hof ten onrechte van belanghebbende een griffierecht geheven naar het tarief dat ten tijde van het instellen van het beroep gold in gevallen waarin anders dan door een natuurlijke persoon beroep wordt ingesteld (€ 288), aangezien te dezen in wezen beroep is aangetekend door een natuurlijk persoon. Ingevolge artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst van 1 augustus 2008 tot en met 31 januari 2009) was belanghebbende een griffierecht verschuldigd van € 39. Het verschil ten bedrage van € 249 dient aan belanghebbende te worden vergoed. Het Hof zal bepalen dat het verschil aan belanghebbende wordt gerestitueerd.

5. Kosten

Nu het Hof ambtshalve bepaalt dat het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht deels dient te worden vergoed en overigens bepaalt dat de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;

- gelast dat de griffier van de Rechtbank aan belanghebbende het teveel betaalde griffierecht restitueert, te weten € 249.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Ettema, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 7 april 2010 n het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

namens deze

(J.L.M. Egberts) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.