Home

Gerechtshof Arnhem, 07-04-2010, BM2105, 09-00090

Gerechtshof Arnhem, 07-04-2010, BM2105, 09-00090

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 april 2010
Datum publicatie
23 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BM2105
Zaaknummer
09-00090

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Twee woningen vormen één object omdat tussendeur niet afsluitbaar is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 09/00090

uitspraakdatum: 7 april 2010

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 januari 2009, nummer AWB 08/320, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hardenberg (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij twee afzonderlijke beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken a-straat 1 en 2 te Q, voor het jaar 2007, per waardepeildatum 1 januari 2005, vastgesteld op € 173.000 respectievelijk € 71.000.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikkingen gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van

30 januari 2009 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft bij brief van 11 maart 2009 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de Ambtenaar bijgestaan door taxateur A.

1.7 Partijen hebben bij deze mondelinge behandeling een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Deze pleitnota's worden door het Hof tot de stukken van het geding gerekend.

1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning a-straat 1 te Q. Deze woning heeft een inhoud van 380 m³ en een kaveloppervlakte van 3264 m². Bij deze woning horen twee stallen ter grootte van 372 m², een werktuigenberging van 100 m², een tuinhuis van 38 m² en een hooi/stroschuur van 160 m² groot.

2.2 Belanghebbende is eveneens eigenaar van de woning a-straat 2 te Q. Deze woning heeft een inhoud van 200 m³, welke zich aan de achterzijde van de woning a-straat 1 bevindt. De woning is verhuurd.

2.3 Er zijn geen vergelijkingsobjecten bekend met een op of rond de peildatum gerealiseerde verkoopprijs.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Tussen partijen is primair in geschil of met betrekking tot de onder de feiten genoemde woningen sprake is van één of twee onroerende zaken.

Belanghebbende stelt dat sprake is van één onroerende zaak. De Ambtenaar handhaaft in hoger beroep zijn standpunt dat sprake is van twee zelfstandige onroerende zaken.

3.2. Indien er sprake is van twee onroerende zaken, is subsidiair tussen partijen de waarde van a-straat 2 in geschil. Naar het oordeel van belanghebbende dient deze waarde nihil te bedragen. De Ambtenaar staat thans een waarde voor van € 55.000, aangezien de zolder ten onrechte is meegenomen bij a-straat 2.

3.3. Belanghebbende betwist niet de voor a-straat 1 vastgestelde waarde van

€ 173.000.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte afschrift van het proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Ambtenaar voor zover deze betrekking hebben op a-straat 2, en tot vernietiging van de WOZ-beschikking voor a-straat 2, dan wel tot vermindering van de waarde ervan tot nihil.

3.6 De Ambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Ambtenaar voor zover deze betrekking hebben op a-straat 2, en tot vermindering van de waarde ervan tot € 55.000.

4. Beoordeling van het geschil

Objectafbakening

4.1 Artikel 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ merkt als één onroerende zaak aan een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

4.2 Voor een bevestigend antwoord op de vraag of een gedeelte van een woning bestemd is tot een zodanig gebruik is ten minste vereist dat zodanig gedeelte redelijk afsluitbaar is en aldus kan worden afgescheiden van de overige gedeelten van het gebouwd eigendom (HR 9 september 1992, LJN ZC5067, BNB 1992/341)

4.3 In het ten aanzien van belanghebbende gewezen arrest van 12 februari 2010, nr. 09/02834, LJN BL 3592, – dat betrekking heeft op een vorig tijdvak – heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een gedeelte van een gebouwd eigendom op relatief eenvoudige wijze afsluitbaar gemaakt zou kunnen worden, niet meebrengt dat dit gedeelte afsluitbaar is. Bepalend is de toestand waarin het gebouwd eigendom in feite verkeert.

4.4 De Ambtenaar, op wie de bewijslast rust voor de stelling dat sprake is van een redelijk afsluitbaar gedeelte, heeft - op grond van de bevindingen van een taxateur tijdens een bezoek aan de woning(en) op 23 oktober 2008 - geconstateerd dat in de bijkeuken van a-straat 1 een deur aanwezig is die in beginsel toegang mogelijk maakt tot a-straat 2 en andersom. Uit foto’s die de Ambtenaar van die deur heeft gemaakt, blijkt dat sprake is van een deurkruk zonder slot. De tussendeur was derhalve niet afsluitbaar.

4.5 De Ambtenaar wijst erop dat belanghebbende vóór 23 oktober 2008 gemaakte foto’s heeft overgelegd waarop een andere deursluiting is te zien. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat tijdens één van de verbouwingen een nieuwe klink is aangebracht, maar een slot is er nooit geweest. Wat daarvan zij, dit verweer kan de Ambtenaar evenmin baten, nu ook op die foto’s een slot ontbreekt.

4.6 De Ambtenaar suggereert vervolgens dat op enig moment vanaf 1 januari 2005 een slot aanwezig geweest kan zijn. Hij beroept zich daarvoor op de op één van de door hem overgelegde foto’s zichtbare sluitplaat met uitsparing voor een nachtschoot. Hij stelt dat dit wijst op afsluitbaarheid van de deur. Echter, ook dit verweer kan de Ambtenaar niet baten omdat niet aannemelijk is gemaakt of geworden dat op enig moment op of na 1 januari 2007 de tussendeur feitelijk kon worden afgesloten.

4.7 Het Hof trekt uit een en ander de conclusie dat de woning a-straat 2 niet kan worden aangemerkt als een onroerende zaak in de zin van artikel 16, onderdeel c, van de Wet WOZ. Het hoger beroep is mitsdien gegrond. De beschikking voor de woning

a-straat 2 moet worden vernietigd.

Waarde

4.8 Het Hof behoeft zich over de waarde van de woning a-straat 1 niet uit te laten. De woning is weliswaar te klein afgebakend, maar de belastingrechter kan de voor de woning in de beschikking vastgestelde waarde niet verhogen. Partijen strijden ook niet over de onderlinge waardeverhouding van voor- en achterhuis. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard tegen de waarde van € 173.000 geen bezwaar te hebben.

slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op tweemaal € 322, ofwel € 644, aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verschijnen ter zitting bij de Rechtbank en het Hof) en op zijn reis en verblijfkosten, begroot op € 38.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de woning a-straat 2,

- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar inzake de woning a-straat 2,

- vernietigt de WOZ-beschikking voor de woning a-straat 2,

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 682,

- gelast dat de gemeente Hardenberg aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 39 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 107 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. J.B.H. Röben, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.

De beslissing is op 7 april 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(N. ten Broek) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 april 2010

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.