Home

Gerechtshof Arnhem, 27-04-2010, BM4335, 09-00149

Gerechtshof Arnhem, 27-04-2010, BM4335, 09-00149

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 april 2010
Datum publicatie
17 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BM4335
Zaaknummer
09-00149

Inhoudsindicatie

Leges.

Legesheffing voor in behandeling nemen verzoek hogere grenswaarden geluidshinder is niet terecht omdat het verzoek ontbreekt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 09/00149

uitspraakdatum: 27 april 2010

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X B.V. te Z (hierna:belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 april 2009, nummer Awb 08/101, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer (hierna: de Ambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Van belanghebbende is een bedrag van € 5.065,20 aan leges geheven in verband met het in behandeling nemen van een verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde in het kader van de Wet Geluidshinder.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar het gevorderde bedrag aan leges gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 april 2009 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende alsmede de Ambtenaar.

1.7 Partijen hebben bij deze mondelinge behandeling een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Deze pleitnota's worden, zonder bezwaar van de wederpartij met bijlagen, door het Hof tot de stukken van het geding gerekend.

1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Met ingang van 1 januari 2006 geldt in de gemeente Deventer de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2006 (hierna: de Verordening), vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2005 en gepubliceerd in de Deventer Nu van 23 november 2005. De inhoud van de Verordening luidt – voor zover te dezen van belang – als volgt:

“Artikel 2

Belastbaar feit.

Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3

Belastingplicht.

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.”

2.2 De inhoud van de Tarieventabel, behorende bij de “Legesverordening 2006” (hierna: Tarieventabel), luidt – voor zover thans van belang – als volgt:

“5.6.2. Wet Geluidshinder

Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde in het kader van de Wet Geluidshinder is onverkort het bepaalde in 5.2.3., 5.5.1, 5.6.1 en 5.8.2. een bedrag van € 5.065,20 extra verschuldigd.”

2.3 Met dagtekening 24 juni 2006 is door belanghebbende een aanvraag ingediend tot het starten van een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (hierna: WRO) ten behoeve van het vestigen van een onderneming in het bedrijfsverzamelgebouw gelegen aan de a-straat 1 te Q.

2.4 Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag is van belanghebbende een bedrag van € 310,15 aan leges geheven.

2.5 In een brief met dagtekening 30 augustus 2006 wordt belanghebbende door het hoofd van de afdeling Ruimtelijk Ordening ervan in kennis gesteld dat het college van burgemeester en wethouders de nota ‘Vaststelling ontwerpverzoek hogere grenswaarden onderneming a-straat 1’ heeft vastgesteld en dat na de tervisielegging het college van Gedeputeerde Staten zal worden verzocht hogere grenswaarden te verlenen.

2.6 Bij een brief met dagtekening 31 augustus 2006 – verzonden 1 september 2006 – is gevoegd de verleende vrijstelling ex artikel 19, derde lid, van de WRO. Ter zitting heeft de Ambtenaar bevestigd dat de vrijstelling onvoorwaardelijk is verleend.

2.7 In een brief met dagtekening 6 december 2006 afkomstig van het hoofd afdeling Ruimtelijke Ordening wordt onder meer het volgende opgemerkt:

“(…)

Het ontwerpverzoek hogere grenswaarden ‘a-straat 1’ heeft van 31 augustus tot en met 13 september 2006 ter visie gelegen. Er is één zienswijze ingediend ten aanzien van dit ontwerpverzoek.

Het college van B en W zal hier binnenkort een besluit over nemen. Na de besluitvorming zullen hogere grenswaarden geluidshinder worden aangevraagd bij het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Op grond van artikel 5.6.2 van de Legesverordening bent u leges verschuldigd voor het in behandeling nemen van een verzoek tot het vaststellen van hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidshinder. U bent u € 5.065,20 aan leges verschuldigd.

(…)

2.8 De leges zijn geheven door middel van een op 24 januari 2007 gedagtekende nota.

2.9 In een brief met dagtekening 2 augustus 2007 wordt belanghebbende ervan in kennis gesteld dat Gedeputeerde Staten de beschikking hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidshinder hebben verleend en dat de procedure omtrent de hogere grenswaarde is afgerond.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Tussen partijen is in geschil of terecht leges van belanghebbende zijn geheven ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidshinder.

3.2 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de procedure onnodig is gevoerd, dat een grondslag voor het heffen van leges zowel in materiële zin als in formele zin ontbreekt, dat de hoogte van de leges in geen verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden en dat het heffen van leges in strijd is met het vertrouwensbeginsel.

3.3 De Ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de rechtmatigheid van de gevoerde procedure onherroepelijk vaststaat, dat het verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde rechtstreeks en noodzakelijkerwijs voortvloeit uit de aanvraag tot vrijstelling van het bestemmingsplan en dat op grond van de jurisprudentie geen rechtstreeks verband vereist is tussen de hoogte van de geheven leges en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel door de gemeente gemaakte kosten. Van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is – aldus de Ambtenaar – geen sprake.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak van de Ambtenaar en tot vernietiging van het gevorderde bedrag aan leges.

3.6 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Ingevolge artikel 2 van de Verordening worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven ter zake van het genot van in de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel genoemde diensten. In het onderhavige geval is op grond van artikel 5.6.2 van de Tarieventabel een bedrag van € 5.065,20 van belanghebbende geheven ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde in het kader van de Wet Geluidshinder.

4.2 Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende een dergelijk verzoek niet expliciet heeft gedaan. Voor het Hof komt derhalve de vraag aan de orde of belanghebbende met het doen van een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan impliciet een verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde heeft gedaan hetgeen de Ambtenaar bepleit.

4.3 Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Naar het oordeel van het Hof kan in een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan alleen dan een verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde besloten liggen, indien het verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde rechtstreeks voortvloeit uit het vrijstellingsverzoek en de verhoging van de grenswaarde als voorwaarde geldt voor het verlenen van de vrijstelling. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Uit het feit dat de vrijstelling is verleend zonder de uitkomst van de procedure tot verhoging van de grenswaarde af te wachten en zonder in de vergunning op enigerlei wijze een voorbehoud daaromtrent te maken of in verband daarmee een voorwaarde op te nemen, leidt het Hof af dat (de uitkomst van) de procedure niet van belang was voor het verkrijgen van de vrijstelling. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat met de aanvraag tot vrijstelling van het bestemmingsplan impliciet een verzoek tot het vaststellen van een hogere grenswaarde is gedaan. Het voert het Hof te ver om een andere conclusie te trekken louter in verband met het feit dat de Tarieventabel de formulering ‘een bedrag van € 5.065,20 extra verschuldigd’ bezigt.

4.4 Nu een belastbaar feit voor het heffen van leges ontbreekt dient het gevorderde bedrag aan leges reeds op die grond te worden vernietigd. In verband daarmee behoeven de overige vragen geen beantwoording meer.

slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 161 (1 punt * 1 * € 161) voor de kosten in de bezwaarfase, € 644 (2 punten* 1 *€ 322) voor de kosten in eerste aanleg en € 644 (2 punten* 1 *€ 322) voor de kosten in hoger beroep, ofwel in totaal op € 1.449.

6. Beslissing

Het Gerechtshof

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

- verklaart het tegen de uitspraak van de Ambtenaar ingestelde beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar,

- vernietigt het gevorderde bedrag aan leges;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.449,

- gelast dat de gemeente Deventer aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 285 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 447 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Monsma, voorzitter, mr. P.M. van Schie en mr. A.A. Fase, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel en mr. G.J. ’t Hoen als griffiers.

De beslissing is op 27 april 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(S. Darwinkel) (J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 april 2010.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.