Gerechtshof Arnhem, 29-06-2010, BN1387, 09/00299
Gerechtshof Arnhem, 29-06-2010, BN1387, 09/00299
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 29 juni 2010
- Datum publicatie
- 16 juli 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2010:BN1387
- Zaaknummer
- 09/00299
Inhoudsindicatie
inkomstenbelasting.
Voorlopige aanslag verminderd omdat inkomen van ondernemer met gebrekkige administratie wordt berekend op basis van een bruto winst van 35% van de inkopen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 09/00299
uitspraakdatum: 29 juni 2010
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem van 21 juli 2009, nummer AWB 08/4811, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2006 opgelegd. Tegelijkertijd is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de voorlopige aanslag verminderd.
1.4. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 13 augustus 2009 ter griffie ingekomen en is aangevuld bij brief met bijlagen van 19 oktober 2009.
1.5. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. Belanghebbende heeft nadere stukken ingezonden bij brief van 14 december 2009 en bij ongedateerde brief, ter griffie ontvangen op 3 februari 2010.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2010 te Arnhem. Ter zitting zijn verschenen belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, alsmede de Inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende dreef in het onderhavige jaar een eenmanszaak onder de naam Handelsonderneming A.
2.2. Administratiekantoor B heeft de jaarrekening van de onderneming van belanghebbende opgesteld. Volgens deze jaarrekening bedraagt de nettowinst over 2006 € 26.013.
2.3. Over het jaar 2006 heeft belanghebbende geen aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
2.4. De Inspecteur heeft in september 2007 een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 en de aangiften omzetbelasting over de periode 2005 tot en met 2007. In het rapport van dat boekenonderzoek staat onder meer:
“ Naar aanleiding van het ingestelde boekenonderzoek zijn de volgende op en aanmerkingen te plaatsen over de gevoerde kasadministratie:
- Door de heer X werden de ontvangsten per week in de kasadministratie geboekt;
- De bankstortingen zijn niet in de kasadministratie opgenomen;
- Diverse ontvangsten en uitgaven zijn niet of op een onjuiste datum geboekt;
- Een deugdelijke kascontrole ontbreekt. Er wordt geen saldocontrole uitgevoerd. ”
2.5. De Inspecteur heeft met dagtekening 25 juli 2008 aan belanghebbende de in geding zijnde voorlopige aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.847.
2.6. De Rechtbank heeft de in geding zijnde voorlopige aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.537.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of de in geding zijnde voorlopige aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en vernietiging of vermindering van de voorlopige aanslag. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de in geding zijnde voorlopige aanslag.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De Inspecteur stelt in hoger beroep dat belanghebbendes belastbare inkomen uit werk en woning moet worden berekend uitgaande van een bruto winst van 35% van de inkopen. Hij komt tot de volgende berekening:
inkoopwaarde omzet volgens jaarrekening € 228.974
bruto winst 35% € 80.141
gecorrigeerde omzet € 309.115
omzet volgens jaarrekening € 299.899
winstcorrectie € 9.221
belastbare winst volgens jaarrekening € 26.441
gecorrigeerde winst € 35.662
zelfstandigenaftrek € 6.807
startersaftrek € 1.987
€ 8.794
belastbaar inkomen uit werk en woning € 26.868
4.2. Mede gelet op de gebreken in de kasadministratie die belanghebbende niet heeft bestreden is het Hof van oordeel dat de Inspecteur met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk maakt dat het belastbaar inkomen uit werk en woning met de hiervoor onder 4.1 vermelde berekening niet te hoog wordt berekend. De Inspecteur is daarbij uitgegaan van een brutowinstpercentage van 35%, terwijl belanghebbende in een bespreking op 18 januari 2008 heeft gesteld dat het brutowinstpercentage van vergelijkbare bedrijven ligt tussen 35% en 50%. Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting het brutowinstpercentage van 35% niet bestreden. Belanghebbendes opmerkingen over zijn wekelijkse privé opnamen leggen onvoldoende gewicht in de schaal om aan de berekening van de Inspecteur te twijfelen.
4.3. Omdat de vorenstaande berekening leidt tot een lagere aanslag dan de Rechtbank had vastgesteld, is het hoger beroep gegrond.
4.4. Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente (zie Hoge Raad 27 november 2009, nr. 07/13621, LJN BJ7907). Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu het Hof ook overigens niet is gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast, is het hoger beroep slechts gegrond voor zover het de vorenbedoelde vermindering van het nader vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning betreft.
5. Kosten
Het Hof heeft bij de uitspraak van heden met kenmerk 09/298 de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof heeft moeten maken.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissing omtrent het griffierecht;
- verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en met betrekking tot de daarmee verband houdende heffingsrente;
- vermindert de voorlopige aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning € 26.868;
- vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig en
- gelast de Staat het griffierecht ad € 110 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, R.A.V. Boxem en B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 29 juni 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.