Home

Gerechtshof Arnhem, 20-07-2010, BN5134, 09/00341, 09/00342, 09/00343 en 09/00344

Gerechtshof Arnhem, 20-07-2010, BN5134, 09/00341, 09/00342, 09/00343 en 09/00344

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
20 juli 2010
Datum publicatie
27 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BN5134
Zaaknummer
09/00341, 09/00342, 09/00343 en 09/00344

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting

Winstcorrectie bij firmant coffeeshop terecht omdat administratie ondeugdelijk is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 09/00341, 09/00342, 09/00343 en 09/00344

uitspraakdatum: 20 juli 2010

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 augustus 2009, nummers AWB 07/3606, 07/3611, 07/3612 en 07/3617, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van f 147.246, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van f 28.309. Bij beschikking is tevens een bedrag van f 10.615 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Aan belanghebbende is over het jaar 2000 eveneens een navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van f 84.000, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van f 1.603. Bij beschikking is tevens een bedrag van f 602 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2 Aan belanghebbende is over het jaar 2001 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.731, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 14.424. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 4.655 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Aan belanghebbende is over het jaar 2001 eveneens een navorderingsaanslag premie WAZ opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 38.118, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 1.098. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 354 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Aan belanghebbende is over het jaar 2001 eveneens een navorderingsaanslag premie ziekenfondsverzekering zelfstandigen (hierna: Zfw) opgelegd, berekend naar een grondslag van € 19.059, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 328. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 106 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3 Aan belanghebbende is over het jaar 2002 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.841, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 16.415. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 4.214 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Aan belanghebbende is over het jaar 2002 eveneens een navorderingsaanslag premie WAZ opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 38.118, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 637. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 163 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Aan belanghebbende is over het jaar 2002 eveneens een navorderingsaanslag premie Zfw opgelegd, berekend naar een grondslag van € 19.650, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 108. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 27 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.4 Aan belanghebbende is over het jaar 2003 een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.682, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 7.845. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 1.800 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Aan belanghebbende is over het jaar 2003 eveneens een aanslag premie WAZ opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 38.118, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 683. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 157 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Aan belanghebbende is over het jaar 2003 eveneens een aanslag premie Zfw opgelegd, berekend naar een grondslag van € 20.250, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 1.666. Bij beschikking is tevens een bedrag van € 39 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.4 Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 juli 2007 de (navorderings)aanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.5 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard en de volgende boetebeschikkingen verminderd tot € 10.276,86 (IB/PVV 2000), € 11.539,20 (IB/PVV 2001), € 13.132 (IB/PVV 2002), € 6.276 (IB/PVV 2003), € 878,40 (WAZ 2001), € 1.332,80 (Zfw 2003). De overige boetebeschikkingen zijn door de Rechtbank gehandhaafd. De overige beroepen zijn door de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.7 Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.8 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.9 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur. Gelijktijdig zijn behandeld de zaken van de medevennoten van belanghebbende, te weten die van de heer A, met rolnummers 09/00345, 09/00346, 09/00347, 09/00348 en 09/00349 en die van de heer B, met rolnummers 09/00350, 09/00351 en 09/00352. Namens de Inspecteur is ter zitting een pleitnotitie voorgedragen. Exemplaren hiervan zijn overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Het Hof rekent de pleitnotitie tot de stukken van het geding.

1.10 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende exploiteert in de vorm van een vennootschap onder firma een coffeeshop. Het winstaandeel van belanghebbende bedraagt 50% (vanaf oktober 2003 33 1/3e%). De belastingdienst heeft in 2005 een boekenonderzoek bij de coffeeshop ingesteld en de bevindingen van dit onderzoek vastgelegd in een rapport gedateerd 23 mei 2006.

2.2 In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen (in het rapport wordt met X belanghebbende aangeduid, en met AX. diens broer, medevennoot vanaf oktober 2003).

“5.2 Voorraad

Op de balans wordt jaarlijks een (geschat) bedrag van f 1.000 als voorraad opgenomen. Vanaf 2002 neemt de adviseur een bedrag van € 454,55 op (f 1.000 / 2,20). Dit heeft volgens de adviseur betrekking op de voorraad koffie/thee/etenswaren. Met een voorraad softdrugs is nooit rekening gehouden.

Vanaf 2005 moet op de balans een juiste voorraad (softdrugs) worden opgenomen. Hiertoe kan de voorraadopname van begin juni 2005 als uitgangspunt dienen.

Omdat er door de jaren heen voor een normale bedrijfsuitoefening steeds een min of meer gelijke voorraad moet zijn geweest stellen wij dat de voorraad zoals die wordt vastgesteld per 1 januari 2005 gelijk is aan de voorraad op 1 januari van alle voorgaande jaren. Hierdoor hoeft er geen rekening te worden gehouden met een voorraadmutatie in de jaren tot en met 2004.

(…)

6 (Fiscale) winstberekening

6.1 Opbrengstverantwoording/(kas)administratie

De wiet wordt verkocht in zakjes van € 6 en van € 12 (tot 2002 in zakjes van f 12,50 en f 25). De inhoud van een zakje is afhankelijk van de soort (en van de inkoopprijs). Belastingplichtigen gaven aan dat er gemiddeld in een zakje van € 6 één gram zit (hoeveelheden per zakje van € 6 medio 2005: WW 0,9 gram, NL 0,9 gram, OB 1 gram, SS 1 gram en Nederweed 1,5 gram; in een zakje van € 12 zit steeds twee keer zoveel wiet).

Bij aanvang van het onderzoek (mei 2005) heeft de heer AX aangegeven dat de hasj “los” wordt verkocht (verkoopprijzen per gram medio 2005: Hiya € 8, Spoetnik € 7, Super Polm € 6 en Polm € 5). Later tijdens het onderzoek (september 2005) hebben wij hierover ook gesproken met de heer X. Hij gaf toen aan dat de hasj verkocht wordt in (voorverpakte) zakjes van € 6 en € 12 (hoeveelheden per zakje van € 12 medio 2005 (in een zakje van € 6 zit steeds de helft): Hiya 1,5 gram, Spoetnik 1,7 gram, Super Polm 2 gram en Polm 2,4 gram;). Incidenteel zou hasj “los” verkocht worden (bij verkoop wel verpakt in een zakje).

Tijdens een waarneming ter plaatse (wtp) op 10 november 2005 gaf de heer AX echter wederom aan dat de hasj hoofdzakelijk “los” wordt verkocht; de reactie hierop van de heer X was dat hij wel eens wat hasj “voorverpakte”.

Op de vanaf medio 2005 bijgehouden omzetstaten wordt de verkoop van hasj in grammen bijgehouden (en niet zoals de wiet in aantallen zakjes van € 6 en € 12).

Joints worden verkocht voor € 2,50 per stuk of 5 voor € 10.

(…)

De omzet softdrugs wordt bepaald door het aantal verkochte grammen (eindvoorraad minus beginvoorraad plus bijvullingen is verkochte hoeveelheid) te vermenigvuldigen met een gemiddelde verkoopprijs van € 6.

Dagelijks wordt met € 900 (tot en met 2001 f 900) kasgeld begonnen. Aan het eind van de dag wordt het kasgeld geteld en het verschil met het beginsaldo (vermeerderd met de contante uitgaven van die dag) is de totale (dag) omzet. Het verschil tussen de totale omzet (volgens de telling van het kasgeld) en de berekende omzet softdrugs wordt aangegeven als overige omzet.

Tijdens het onderzoek hebben wij het volgende geconstateerd:

- de verkoop van joints wordt aangegeven als overige omzet en niet als omzet softdrugs; dit komt door de gehanteerde methode om de omzet softdrugs te bepalen; Reactie belastingplichtigen: "de verkoop van joints wordt wel als omzet softdrugs aangegeven”; reactie van de adviseur "uw theorie dat in de omzetten diversen ook omzetten joints zouden zijn inbegrepen is met dergelijke mallote negatieve brutowinstmarges door mij bij deze naar het rijk der fabelen verwezen". Hij is van mening dat het feit dat in het concept-rapport voor wat betreft de overige omzet (excl. joints) wordt uitgekomen op negatieve brutowinstpercentages voldoende motiveert dat de omzet joints gewoon moet zijn inbegrepen in de aangegeven omzet stuff en niet in de omzetten bar. Adviseur: "geen enkele administrateur zou bij het vervaardigen van de fiscale rapporten zoiets accepteren" Reactie hierop van de Belastingdienst: noch belastingplichtigen, noch de adviseur gaat in op de feitelijke constatering dat de omzet joints wordt aangegeven als overige omzet;

- bankstortingen (van kas naar bank) worden regelmatig niet geboekt op de kasstaten (wel verwerkt in de grootboekadministratie);

- de inkoop van softdrugs wordt niet geboekt op de dag waarop wordt ingekocht, maar op het moment waarop de softdrugs naar de shop gaat; op deze wijze worden er steeds (kleine) inkopen geboekt van enkele honderden grammen (logischerwijs nooit meer dan 500 gram); Hof Amsterdam 18 mei 2005: "meer in het bijzonder mag van een coffeeshophouder in redelijkheid worden verwacht dat hij door middel van dagstaten zowel in hoeveelheden als in geld bijhoudt welke bedragen terzake van de inkoop van cannabisproducten op welke data zijn uitgegeven en dat hij een hierop aansluitende kas-en voorraadadministratie voert.";

- uit onderzoek bij de leverancier van o.a. de gripzakjes is gebleken dat over het jaar 2000 niet alle inkoopfacturen in de adminstratie van belastingplichtige zijn opgenomen;

- er is geen enkele vorm van kascontrole.

Bij aanvang van het onderzoek hebben wij afspraken gemaakt over hoe vanaf 1 juni 2005 de administratie bijgehouden zou moeten worden. Bij beoordeling van de administratie over de periode 1 juni 2005 tot en met 26 september 2005 hebben wij het volgende geconstateerd:

- op de bijgehouden omzet- en voorraadstaten komen tel-, reken- en overname fouten voor. Reactie belastingplichtigen/adviseur(s): deze zijn ontstaan omdat ik de nieuwe methode nog niet onder de knie heb. Deze is nogal verwarrend. Er is zelfs geconstateerd dat er na 26 september 2005 nog (meer) telfouten voorkwamen. Adviseur “…deze maanden (waarin uiteraard fouten zijn gemaakt als algemene gewenning)…";

(…)

- op 8 juni 2005 zijn de verkopen softdrugs voor het eerst gespecificeerd bijgehouden (conform afspraak). De omzet werd echter nog op de “oude” manier berekend. Wat opvalt is dat de omzet volgens de kasstaten niet overeenkomt met de omzet berekend aan de hand van de verkoopadministratie.

Omzet wiet € 6 € 210,00 (16 x WW/8 x NL/2 x OB/9 x SS)

Omzet wiet € 12 € 396,00 (12 x WW/3 x NL/3 x OB/15 x SS)

Omzet hasj € 171,50 (6 gr. x € 8/5 gr. x € 7 8½ gr. x € 6/7½ gr. x € 5)

Omzet joints € 30,00 (3 x 5 joints voor € 10)

€ 807,50

Af: volle

Stempelkaarten € 30,00 (5 volle stempelkaarten van € 6 voor 5xWW € 6)

Omzet soft-drugs € 777,50

Aangegeven omzet € 540,00 (95 gram x € 6)

Verschil € 237,50

Er wordt dus een afzet van 95 gram verantwoord terwijl er werkelijk 122,6 gram is verkocht. Voor dit verschil kon de heer AX geen verklaring geven; in alle latere reacties (zowel schriftelijk als tijdens de verschillende besprekingen) is dit door belastingplichtigen niet meer aan de orde gesteld.

- op het kasblad van 14 juni 2005 wordt als omzet softdrugs aangegeven het omzetbedrag van 13 juni 2005;

- uit de vanaf juni 2005 bijgehouden voorraad administratie blijkt dat er geen wiet beschikbaar is (geweest) om de verkochte joints te maken:

Volgens deze voorraadadministratie is er in de periode 1 juni 2005 t/m 14 september 2005 10.492 gram wiet verkocht. Omdat er per verkochte eenheid (zakje € 6) niet precies 1 gram (2 gram voor een zakje van € 12) wordt verkocht, maar wel zo wordt geadministreerd, zal de verkochte hoeveelheid liggen tussen 0,9 x 10.492 = 9.443 gram (de minimale hoeveelheid wiet per zakje van € 6 is 0,9 gram (het grootste deel (73%) van de omzet wiet wordt gerealiseerd met de verkoop van WW en NL; voor beide soorten geldt dat er 0,9 gram in een zakje van € 6 zit) en 10.492 gram. In genoemde periode zijn er 3.344 joints verkocht (beginvoorraad 225 stuks, eindvoorraad 31 stuks). Hiervoor is ongeveer 836 gram tot 1.115 gram wiet nodig (3 a 4 joints uit een gram). Deze hoeveelheid was niet beschikbaar.

(…)

- op 13 juni 2005 wordt op de omzetstaat een verkeerde beginvoorraad hasj vermeld (als beginvoorraad wordt de begin- in plaats van de eindvoorraad van 12 juni 2005 genomen); hierdoor is de eindvoorraad van Hiya hoger dan de (juiste) beginvoorraad (er is niet bijgevuld terwijl er wel zes gram is verkocht en er één volle stempelkaart is ingewisseld); dit roept de vraag op of de omzet wel wordt geregistreerd zoals afgesproken (werkelijke verkopen bijhouden); het lijkt erop dat de omzet nog steeds wordt berekend (beginvoorraad + bijvullingen -/- eindvoorraad -/- stempelkaarten = omzet);

- op de omzetstaat van 16 juni 2005 is het aantal verkochte joints berekend uitgaande van een onjuiste (te lage) beginvoorraad (als beginvoorraad is het aantal verkochte joints op 15 juni 2005 in plaats van de eindvoorraad op 15 juni 2005 genomen).

Reactie belastingplichtigen: “zoals aangegeven zijn zelfs buiten uw opmerkingen meerdere fouten geconstateerd door mijzelf”.

(…)

6.3 Inkopen soft-drugs

Tot de aanvang van het boekenonderzoek werden de inkopen softdrugs geboekt op het moment dat de voorraad in de coffeeshop werd bijgevuld. De inkoopwaarde werd hierbij steeds gesteld op € 3.500 per kilo. Indien er bijvoorbeeld 300 gram werd bijgevuld; werd er geboekt: "inkoop softdrugs € 1.050". Belastingplichtigen hebben meerdere keren aangegeven dat de (werkelijke) inkoopwaarde van softdrugs op maximaal € 3.000 per kilo ligt. Reactie belastingplichtigen/adviseur(s): "inkoopwaarde kan soms lager zijn en soms ook hoger. Wat betreft de gestelde waarde op € 3.500 is omdat dit bedrag echter niet alleen de prijs van de canabisproducten geeft maar tevens in dit bedrag ook de overige directe kosten (o. a. gedeeltelijk transport (km-vergoeding) kosten, gedeeltelijk verblijfkosten (eten, drinken), niet geboekte huurkosten (stech) (bedoeld zal zijn: stash; toevoeging Hof) en overige kosten) worden meegenomen en/of doorberekend. Deze kosten zouden ook afzonderlijk kunnen worden aangegeven maar dit is zeer moeilijk om dit bij te houden". Reactie hierop van de Belastingdienst: hieruit blijkt dat in de administratie steeds met een te hoge inkoopwaarde (softdrugs) rekening is gehouden (met als gevolg dat het brutowinstpercentage zoals dat uit de jaarrekening(en) blijkt te laag is); dat op deze manier (het verhogen van de inkoopwaarde) indirect alsnog rekening wordt gehouden met niet (voldoende) aannemelijk gemaakte kosten is niet aanvaardbaar in onze theoretische berekeningen gaan wij derhalve uit van een brutowinstpercentage berekend op basis van de “zuivere" inkoopwaarde (softdrugs).

Op 1 juni 2005 is de werkelijk aanwezige voorraad bepaald. Vanaf dat moment wordt er een voorraadadministratie (per soort) bijgehouden. Op basis van de dagelijkse omzetlijsten wordt de voorraadadministratie bijgewerkt. Echter, bij bepalen van de verkochte/weggegeven hoeveelheden gaan belastingplichtigen voor alle soorten wiet (m.u.v. Nederweed) uit van 1 gram per zakje van € 6 (Nederweed 1,5 gram per zakje van € 6). In een zakje van € 12 zit volgens belastingplichtigen steeds een dubbele hoeveelheid.

6.4 Brutowinstpercentages

Uit de jaarstukken blijken de onderstaande brutowinstpercentages.

2000 2001 2002 2003

Omzet softdrugs € 105.996 € 114.219 € 120.240 € 129.184

Inkoopwaarde softdrugs € 53.092 € 60.466 € 55.120 € 65.595

Brutowinst € 52.904 € 53.753 € 58.100 € 63.589

Brutwinstpercentage 99,7 88,9 118,1 96,9

2004

Omzet softdrugs € 119.190

Inkoopwaarde softdrugs € 61.090

Brutowinst € 58.100

Brutwinstpercentage 95,1

6.5 Inkopen grip-zakjes

De grip-zakjes worden in drie maten (40/60, 55/65 en 60/80) ingekocht. Incidenteel worden er grotere zakjes ingekocht (in 2004 worden twee keer 1000 zakjes van 80/120 gekocht). Zowel de heer AX als de heer X hebben afzonderlijk meerdere keren aangegeven dat de zakjes van het formaat 40/60 worden gebruikt voor de verkoop van hasj. De 55/65 en de 60/80 zakjes worden gebruikt voor de verkoop van wiet (de 55/65 zakjes zijn de zogenaamde € 6 zakjes, de 60/80 zakjes zijn de € 12 zakjes).

6.6 Theoretische omzetberekening softdrugs (exclusief joints)

Indien wij op basis van de ingekochte gripzakjes de omzet softdrugs benaderen komen wij tot de volgende opstelling. Omdat de inkopen grip-zakjes over de jaren 2001, 2002 en 2003 een zekere regelmaat laten zien, zijn wij voor de theoretische berekening uitgegaan van het gemiddelde over deze drie jaren.

Wij hebben tijdens het onderzoek meerdere keren met belastingplichtigen gesproken over mogelijke uitval (kapot, weggooien, weggeef) van zakjes. Zij hebben toen aangegeven dat er geen zakjes worden weggegeven en dat de zakjes tijdens het vullen zelden kapot gaat.

Tijdens de (eind) besprekingen hebben wij hier nogmaals over gesproken met belastingplichtigen en hun adviseur(s). Omdat belastingplichtigen, zelfs niet bij benadering, kunnen aangeven hoeveel van de ingekochte zakjes er niet tot omzet leiden stellen wij dat 5% van de ingekochte zakjes niet tot omzet (en/of weggeef in verband met ingeleverde stempelkaarten) leidt.

2001 2002 2003 Totaal

Ingekochte zakjes 40/60 3.000 9.000 8.000

Af: i.v.m uitval stel 5% 150 450 400

2.850 8.550 7.600

Opbrengst per zakje *) € 7,00 € 7,00 € 7,00

Theoretische omzet € 19.950 € 59.850 € 53.200

Ingekochte zakjes 55/65 22.000 27.000 26.000

Af: i.v.m. uitval stel 5% 1.100 1.350 1.300

20.900 25.650 24.700

Opbrengst per zakje € 6,00 € 6,00 € 6,00

Theoretische omzet € 125.400 € 153.900 € 148.200

Ingekochte zakjes 60/80 11.000 9.000 6.000

Af: i.v.m. uitval stel 5% 550 450 300

10.450 8.550 5.700

Opbrengst per zakje € 12,00 € 12,00 € 12,00

Theoretische omzet € 125.400 102.600 68.400

Totaal aantal zakjes

t.b.v. omzet 34.200 42.750 38.000 114.950

Theoretische omzet softdrugs **) € 270.750 € 316.350 € 269.800 € 856.900

Gemiddelde theoretische omzet

Per zakje € 7,92 € 7,40 € 7,10 € 7,45

Aangegeven omzet € 114.219 € 120.240 € 129.184 € 363.643

Gemiddelde aangegeven

Omzet per zakje € 3,34 € 2,81 € 3,40 € 3,16

*) voor de hasj gaan wij uit van een (gemiddelde) omzet van € 7 per gram per zakje

**) theoretische omzet softdrugs exclusief joints

Uitgaande van de gemiddelde aangegeven omzet per zakje over de periode 2001 tot en met 2003 hebben wij het aantal zakjes over de jaren 2000 en 2004 bepaald.

2000 2004

Aangegeven omzet € 105.996 119.190

Gemiddelde aangegeven omzet per zakje € 3,16 € 3,16

Aantal benodigde zakjes 33.506 37.677

Bovenstaande berekeningen leiden tot de volgende theoretische omzetbenadering.

2000 2001 2002

Aantal zakjes 33.506

Stel theoretische omzet per zakje € 7,45

Theoretische omzet softdrugs

(excl. joints) € 249.620 € 270.750 € 316.350

Aangegeven omzet € 105.996 € 114.219 € 120.240

Correctie (meer omzet softdrugs

excl. joints) € 143.624 € 156.531 € 196.110

2003 2004

Aantal zakjes 37.677

Stel theoretische omzet per zakje € 7,45

Theoretische omzet o.b.v zakjes € 269.800 € 280.692

Af: i.v.m stempelkaarten 7,5% 7,5%

Theoretische omzet softdrugs (excl. joints) € 249.565 € 259.640

Aangegeven omzet € 129.184 € 119.190

Correctie (meer omzet softdrugs excl. joints) € 120.381 € 140.450

*) wij hebben de hoeveelheid ingeleverde stempelkaarten gesteld op 7,5% (belastingplichtigen hebben verklaard dat 60% - 80% van de klanten een stempelkaart heeft). In het concept-rapport zijn wij er nog van uitgegaan dat gedurende het volledige controle tijdvak stempelkaarten werden gebruikt; inmiddels is duidelijk geworden dat dit pas met ingang van 2003 het geval is; wij hebben derhalve de berekeningen voor de jaren 2000, 2001 en 2002 aangepast.

Reactie belastingplichtigen/adviseur(s): in de jaren 2001, 2002 en 2003 zijn buiten de zaak om veel grote hoeveelheden softdrugs voor derden ingekocht; bij het doorverkopen van deze partijen werden altijd gripzakjes meegegeven; vanaf september 2003 werd er niet meer voor vrienden/bekenden ingekocht'. Ook zijn belastingplichtigen en hun adviseur(s) van mening dat wij moeten uitgaan van een gewogen gemiddelde over alle jaren (dus ook 2000 en 2004 meenemen). Tot slot maken belastingplichtigen en hun adviseur(s) bezwaar tegen het feit dat wij geen rekening houden met een voorraad aan het einde van ieder jaar. Reactie hierop van de Belastingdienst nogmaals merken wij op dat van de zogenaamde groothandelsactiviteiten (voor rekening van de onderneming) niets is gebleken (en dus ook niet van het weggeven van grote. hoeveelheden zakjes); omdat de inkopen grip-zakjes over de jaren 2001, 2002 en 2003 een zekere regelmaat laten zien zijn wij voor de theoretische berekening uitgegaan van het gemiddelde over deze drie jaren. De inkopen grip-zakjes over de jaren 2000 en 2004 laten wij buiten beschouwing omdat wij onze twijfels hebben bij de volledigheid van de geboekte inkopen grip-zakjes in deze jaren (o.a. geconstateerde niet-geboekte inkopen en het ontbreken van regelmaat in deze jaren). Dat wij geen rekening houden met een voorraad grip-zakjes aan het eind van ieder jaar is juist, maar dit valt weg tegen het feit dat wij ook geen rekening houden met een (jaarlijkse) beginvoorraad (dus geen voorraadmutatie voor wat betreft de grip-zakjes; overigens is door de adviseur in de jaarrekeningen ook nooit rekening gehouden met een voorraad(mutatie)). Met andere woorden: jaarlijks is de beginvoorraad grip-zakjes steeds gelijk aan de eindvoorraad grip-zakjes.

6.7 Theoretische omzet joints

Naar aanleiding van de reactie van belastingplichtigen/adviseur(s) hebben wij voor wat betreft dë omzet joints een van het concept-rapport afwijkende benadering toegepast. In het concept-rapport hadden wij de omzet joints over 2004 gelijkgesteld aan de door ons berekende omzet joints over 2005.

Volgens belastingplichtigen/adviseur(s) is dit onjuist omdat de omzet in 2005 extra gestegen zou zijn (ten opzichte van 2004) als gevolg van de verbouwing van de coffeeshop (gereed eind 2004).

Derhalve hebben wij de omzet joints over de jaren 2000 t/m 2004 nu bepaald door de omzet joints te stellen op 9,4% van de theoretische omzet. Dit percentage hebben wij berekend door de (aangegeven) omzet joints in periode 09-06-2005 t/m 26-09-2005 te delen door (1% van) de (aangegeven) omzet wiet en hasj in dezelfde periode.

2000 2001 2002

Theoretische omzet o.b.v. zakjes € 249.620 € 270.750 € 316.350

Omzet joints stel 9,4% 9,4% 9,4%

Theoretische omzet joints € 23.464 € 25.451 € 29.737

2003 2004

Theoretische omzet o.b.v. zakjes € 249.565 € 259.640

Omzet joints stel 9,4% 9,4%

Theoretische omzet joints € 23.459 € 24.406

6.8 Omzet overig (excl. speelautomaten e.d.)

Uit de gehanteerde methode om de omzet softdrugs te bepalen volgt dat de verkoop van joints wordt aangegeven als overige omzet en niet als omzet softdrugs.

2000 2001 2002

Omzet overig (excl. speelautomaten,

maar incl. joints) € 23.021 € 24.085 € 29.012

Af: theoretische omzet joints € 23.464 € 25.451 € 29.737

Omzet laag € -/- 443 € -/-1.366 € -/- 725

2003 2004

Omzet overig (excl. speelautomaten,

maar incl. joints) € 46.549 € 20.967

Af: theoretische omzet joints € 23.459 € 24.406

Omzet laag € 23.090 € -/-3.439

Uit deze opstelling blijkt voor bijna alle jaren een negatieve !! overige omzet; met andere woorden de overige omzet is niet volledig verantwoord.

Wij stellen het brutowinstpercentage m.b.t. de overige omzet op 150. Dit leidt tot de volgende (theoretische) omzetberekening.

2000 2001 2002

Inkoopwaarde goederen (volgens jaarrekening ) € 59.354 € 72.345 € 68.788

Inkoopwaarde softdrugs (volgens jaarrekening) € 53.092 € 60.466 € 55.120

Inkoopwaarde omzet overig € 6.262 € 11.879 € 13.668

Brutowinstpercentage 150 150 150

Theoretische omzet overig € 15.655 € 29.678 € 34.170

Aangegeven omzet overig (incl. joints) € 23.021 € 24.085 € 29.012

Reeds als omzet overig aangegeven omzet joints € -/- 7.366

Correctie omzet overig (excl. ob) € 0 € 5.593 € 5.158

Theoretische omzet joints € 23.464

Reeds als omzet overig aangegeven omzet joints € -/- 7.366

Correctie omzet joints € 16.098 € 25.451 € 29.737

2003 2004

Inkoopwaarde goederen (volgens jaarrekening ) € 82.164 € 68.526

Inkoopwaarde softdrugs (volgens jaarrekening) € 65.595 € 61.090

Inkoopwaarde omzet overig € 16.569 € 7.436

Brutowinstpercentage 150 150

Theoretische omzet overig € 41.423 € 18.590

Aangegeven omzet overig (incl. joints) € 46.549 € 20.967

Reeds als omzet overig aangegeven omzet joints € -/- 5.126 € -/-2.377

Correctie omzet overig (excl. ob) € 0 € 0

Theoretische omzet joints € 23.459 € 24.406

Reeds als omzet overig aangegeven omzet joints € -/- 5.126 € -/- 2.377

Correctie omzet joints € 18.333 € 22.029

6.9 Verwerpen administratie

Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:

- er is geen enkele vorm van kascontrole;

- omzetten (en inkopen) worden niet –volledig- verantwoord;

- onverklaarbare schommeling in brutowinstpercentages m.b.t. de omzet softdrugs;

- negatieve !! overige omzet;

- onverklaarbare verschillen tussen de aangegeven en de theoretisch berekende omzetten.

Gezien het vorenstaande verwerpen wij de administratie. De administratie kan derhalve niet dienen als betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening.

6.10 Omkering bewijslast

Uit het bovenstaande volgt dat belastingplichtigen niet (volledig) hebben voldaan aan hun verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Ook hebben zij, door aanzienlijk lagere winsten te verantwoorden dan er gerealiseerd zijn, niet de vereiste aangiften gedaan. Belastingplichtigen zijn er op gewezen dat bij een eventuele procedure deze tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kunnen hebben op grond van artikel 25 of 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

6.11 Correctie inkopen softdrugs

Op basis van in de onderneming gehanteerde verkoopprijzen en de zuivere inkoopprijzen volgens belastingplichtigen hebben wij de brutowinstpercentages per soort berekend. Daarna hebben wij op basis van de verkochte hoeveelheden (volgens de omzetstaten) over de periode 1 juni 2005 tot en met 26 september 2005 een gewogen gemiddelde berekend van de brutowinstpercentages. Dit komt uit op 140% (van de inkoopwaarde). In de voorgaande jaren zijn er volgens belastingplichtigen geen grote wijzigingen geweest in de in- en verkoopprijzen en ook niet in de hoeveelheid per verkocht zakje.

Belastingplichtigen hebben meerdere keren aangegeven dat er nauwelijks sprake is van afval/snijverlies. Rekening houdend met enig afval/snijverlies hebben wij de inkoopwaarde van de theoretische omzet softdrugs berekend, uitgaande van een brutowinst van 130% van de inkoopwaarde van de theoretische omzet softdrugs. De waarde van de NIET-geboekte inkopen (het verschil tussen de theoretische inkoopwaarde en de inkoopwaarde uit de jaarrekening) moet in mindering worden gebracht op de winst.

2000 2001 2002

Theoretische omzet obv zakjes € 249.620 € 270.750 € 316.350

Theoretische omzet joints € 23.464 € 25.451 € 29.737

Totale theoretische omzet softdrugs € 273.084 € 296.201 € 346.087

Stel brutowinstpercentage 130 130 130

Theoretische inkoopwaarde € 118.732 € 128.783 € 150.473

Inkoopwaarde volgens jaarstukken € 53.092 € 60.466 € 55.120

Correctie meer inkoop(kosten)/minder winst € 65.640 € 68.317 € 95.353

2003 2004

Theoretische omzet obv zakjes € 269.800 € 280.692

Theoretische omzet joints € 23.459 € 24.406

Totale theoretische omzet softdrugs € 293.259 € 305.098

Stel brutowinstpercentage 130 130

Theoretische inkoopwaarde € 127.504 € 132.651

Inkoopwaarde volgens jaarstukken € 65.595 € 61.090

Correctie meer inkoop(kosten)/minder winst € 61.909 € 71.561

(…)

6.13 Gecorrigeerde (commerciële) winst

2000 2001 2002

Resultaat uit onderneming volgens jaarrekening € 43.169 € 38.171 € 46.354

Bij: meer omzet softdrugs (exclusief joints) € 143.624 € 156.531 € 196.110

Bij: meer omzet joints € 16.098 € 25.451 € 29.737

Bij: meer omzet overig (excl. ob) € 0 € 5.593 € 5.158

€ 202.891 € 225.746 € 277.359

Af: k.o.r. € 657 n.v.t n.v.t.

Af: meer inkoop € 65.640 € 68.317 € 95.353

Gecorrigeerd resultaat uit onderneming € 136.594 € 157.429 € 182.006

2003 2003 2004

jan t/m sept okt t/m dec

Resultaat uit onderneming volgens jaarrekening € 33.370 € 17.742 € 41.994

Bij: meer omzet softdrugs (exclusief joints) € 90.286 € 30.095 € 140.450

Bij: meer omzet joints € 13.750 € 4.583 € 22.029

Bij: meer omzet overig (excl. ob) € 0 € 0 € 0

€ 137.406 € 52.420 € 204.473

Af: k.o.r. n.v.t. n.v.t n.v.t.

Af: meer inkoop € 46.432 € 15.477 € 71.561

Gecorrigeerd resultaat uit onderneming € 90.974 € 36.943 € 132.912

6.14 Winstverdeling

X BX AX Totaal

2000 € 68.297 € 68.297 € 136.594

2001 € 78.715 € 78.714 € 157.429

2002 € 91.003 € 91.003 € 182.006

2003 – jan t/m sept € 45.487 € 45.487 € 90.974

2003 – okt t/m dec € 12.314 € 12.315 € 12.314 € 36.943

2003 – totaal € 57.801 € 57.802 € 12.314 € 127.917

2004 € 44.304 € 44.304 € 44.304 € 132.912”

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur de (navorderings)aanslagen IB/PVV, WAZ en Zfw terecht en tot de juiste bedragen heeft opgelegd. Het geschil spitst zich ook in hoger beroep toe op de vraag of de Inspecteur terecht de administratie heeft verworpen als basis voor de winstberekening en of hij de winst tot een juist bedrag heeft gecorrigeerd. Verder is in geschil of de boetes – zoals door de Rechtbank verminderd - terecht zijn opgelegd.

3.2 Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte is geconcludeerd dat niet de gehele omzet is verantwoord in de boekhouding. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen en tot verlaging van de aanslagen conform in de aangifte vermelde bedragen.

3.3. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4. Beoordeling van het geschil

Omkering en verzwaring van de bewijslast

4.1 De Inspecteur heeft zich erop beroepen dat in de door belanghebbende (de coffeeshop) gevoerde administratie niet de gehele omzet van de onderneming is verantwoord en aldus door belanghebbende niet is voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). De Inspecteur heeft in dit verband gewezen op de bevindingen zoals neergelegd in het controlerapport van 23 mei 2006 (hierna: het controlerapport). Indien de Inspecteur wordt gevolgd in dit standpunt, kan het hoger beroep van belanghebbende slechts gegrond worden verklaard indien en voor zover is gebleken dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn (artikel 27j, derde lid juncto artikel 27e, aanhef, en onder b van de AWR). Alsdan rust met andere woorden op belanghebbende de last om overtuigend aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.

4.2 De Rechtbank heeft terecht vooropgesteld dat bovenstaande bepalingen, gelet op artikel 75 van de Wet WAZ, van overeenkomstige toepassing zijn op de (navorderings)aanslagen premie WAZ. Het Hof is van oordeel dat, gelet op artikel 76 van de Ziekenfondswet, hetzelfde heeft te gelden voor de (navorderings)aanslagen premie Zfw.

4.3 Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit dat facturen met betrekking tot de inkoop van softdrugs ontbreken, niet kan leiden tot de conclusie dat niet voldaan is aan de verplichtingen van artikel 52 van de AWR. Belanghebbende beroept zich daarbij op het arrest HR 27 september 2002, nr. 36.676, BNB 2003/12, LJN BI7922. Het Hof overweegt hieromtrent als volgt. Anders dan de hiervoor aangehaalde zaak, waarin slechts was geconstateerd dat inkoopfacturen ter zake van softdrugs ontbraken, is in de onderhavige zaak tussen partijen niet in geschil dat de in de administratie opgevoerde kosten van inkoop van de softdrugs niet (alleen) betrekking hebben op de inkoopwaarde van die softdrugs (zie onderdeel 6.3 van het controlerapport). Daarmee staat naar het oordeel van het Hof, anders dan in de door belanghebbende aangehaalde zaak, niet alleen vast dat de administratie met betrekking tot inkoop en voorraad door het ontbreken van inkoopfacturen niet of nauwelijks controleerbaar is; tevens staat vast dat de administratie op deze punten geen waarheidsgetrouwe weergave van de rechten en verplichtingen van belanghebbende vormen.

4.4 Aan bovenstaande constatering komt naar het oordeel van het Hof, gelet op genoemd arrest van de Hoge Raad, echter geen doorslaggevende betekenis toe. In bovenstaand arrest overwoog de Hoge Raad dat bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 van de AWR, rekening dient te worden gehouden met de aard en de omvang van de desbetreffende onderneming. Waar de overheid enerzijds de verkoop van softdrugs aan coffeeshops veelal als een strafbaar feit blijft vervolgen, maar anderzijds een gedoogbeleid met betrekking tot de verkoop van softdrugs door coffeeshops voert, mag van de exploitant van een coffeeshop in redelijkheid niet worden verwacht dat hij ter zake van de inkoop van softdrugs over facturen beschikt. Een voorraadadministratie is in het algemeen een belangrijk middel voor de controle van de volledigheid van de omzetverantwoording, maar bij gebreke van door de leveranciers verstrekte inkoopbescheiden komt daaraan naar het oordeel van de Hoge Raad beperkte betekenis toe. Naar het oordeel van het Hof betekent zulks dat aan het feit dat de voorraadadministratie van belanghebbende verdergaande gebreken vertoont, ook nog slechts beperkte betekenis kan worden toegekend.

4.5 In het door belanghebbende aangehaalde arrest bleef omkering en verzwaring van de bewijslast vanwege het niet naleven van de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 52 van de AWR achterwege. De Hoge Raad heeft daarbij erop gewezen en, naar het Hof aanneemt, derhalve van belang geacht, dat de inkoop van softdrugs in de administratie van belanghebbende in dat arrest werd verantwoord door middel van een kasadministratie, dat van de kasadministratie basisbescheiden in de administratie van die belanghebbende voorhanden waren en dat de kasadministratie kennelijk geen ernstige gebreken vertoonde.

4.6 Naar het oordeel van het Hof, betekent het feit dat aan (gebreken in) de voorraadadministratie slechts beperkte betekenis kan worden toegekend echter niet dat belanghebbende niet behoeft te voldoen aan de verplichtingen welke hem ingevolge artikel 52 van de AWR worden opgelegd. Het betekent slechts dat belanghebbende aan deze verplichtingen dient te voldoen door het voeren van een deugdelijke kasadministratie.

4.7 Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de kasadministratie van belanghebbende uitgaat van een theoretische omzetberekening en derhalve geen weerslag vormt van hetgeen daadwerkelijk is omgezet. Het Hof wijst in dit verband onder andere op de omzet in 2000, welke, gelijk de Inspecteur onbetwist heeft gesteld, exact f 12 per gram verkochte softdrugs bedraagt, terwijl verschillende verkoopprijzen voor de verschillende soorten hasj en wiet worden gehanteerd en op hetgeen door de Inspecteur met zijn verwijzing naar het controlerapport onweersproken is gesteld met betrekking tot de omzet van 8 juni 2005 (zie onderdeel 6.1 van het controlerapport; hierboven weergegeven). Gelet op het feit dat de wijze van administreren in de periode 2000 tot en met 2004 niet wezenlijk is veranderd, is het Hof van oordeel dat de administratie in deze jaren eveneens uitgaat van een theoretische omzetberekening.

4.8 Een administratie die (een belangrijk deel van) de omzet theoretisch berekent, uitgaande van een vaste prijs voor een bepaalde hoeveelheid verkocht product, doch niet beschikt over een op daadwerkelijke inkopen en inkoopprijzen gebaseerde voorraadadministratie, lijdt naar het oordeel van het Hof aan zodanige onvolkomenheden, dat niet kan worden gezegd dat aan de wettelijke administratieplicht is voldaan en dat op die grond in beginsel de toepassing van de sanctie van artikel 27e, aanhef, en onder b van de AWR (omkering en verzwaring van de bewijslast) gerechtvaardigd is.

4.9 Naar het oordeel van het Hof was reeds in de in geding zijnde jaren voldoende kenbaar dat bovenstaande verplichtingen voortvloeien uit artikel 52 van de AWR, zodat, anders dan belanghebbende meent, niet kan worden gesteld dat aan belanghebbende achteraf verplichtingen zijn opgelegd welke hem niet tijdig kenbaar waren. Het Hof is verder van oordeel dat belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat van de zijde van de Inspecteur het in rechte te honoreren vertrouwen zou zijn gewekt dat belanghebbende met de door hem gevoerde administratie op enig moment voldeed aan de verplichtingen neergelegd in artikel 52 van de AWR.

4.10 De Rechtbank heeft naar het oordeel van het Hof terecht overwogen dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de (navorderings)aanslagen tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld en dat de (navorderings)aanslagen berusten op een redelijke schatting en niet naar willekeur zijn vastgesteld. Hetgeen belanghebbende hierover in hoger beroep heeft aangevoerd, maakt dit naar het oordeel van het Hof niet anders. Het Hof neemt de door de Rechtbank hiertoe gebezigde gronden over en maakt die tot de zijne.

Boetes

4.11 Met betrekking tot de boetes is het Hof van oordeel dat de Inspecteur, op wie de bewijslast rust, feiten en omstandigheden bewezen heeft die de conclusie rechtvaardigen dat het aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende te wijten is dat aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld, respectievelijk onjuist aangifte is gedaan. Immers, de objectieve omstandigheid dat een administratie wordt gevoerd welke zich naar zijn aard niet leent voor controle door de belastingdienst, maakt dat er van moet worden uitgegaan dat belanghebbende in ieder geval de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat niet wordt voldaan aan de verplichtingen neergelegd in artikel 52 van de AWR en dat de aanslag wordt vastgesteld met verzwaring en omkering van de bewijslast. Door desondanks aangifte te doen aan de hand van een boekhouding welke lijdt aan gebreken zoals hierboven omschreven, is het naar het oordeel van het Hof aan het voorwaardelijk opzet van belanghebbende te wijten dat de aangifte onjuist is gedaan. Belanghebbende heeft onvoldoende gesteld of aannemelijk gemaakt om dit uit objectieve omstandigheden afgeleide voorwaardelijk opzet te weerleggen. Een boete van 50% acht het Hof dan ook in beginsel passend en geboden.

4.12 De omstandigheid dat de wijze waarop de hoogte van de verschuldigde belasting voor het betwiste gedeelte is komen vast te staan met behulp van een theoretische winstberekening en omkering en verzwaring van de bewijslast, alsmede de omstandigheid dat sprake is van samenloop van strafbare feiten, brengt het Hof tot het oordeel dat in dit geval een boete van 40% passend en geboden wordt geacht.

4.13 Niet in geschil is dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden. De Rechtbank heeft in verband hiermee de boetes met 20% verminderd. Geen der partijen heeft zich erover beklaagd dat op deze wijze niet adequaat rekening wordt gehouden met de door de Rechtbank geconstateerde schending, zodat ook het Hof de boetes vanwege deze bijzondere omstandigheid met 20% zal matigen. Anders dan de Rechtbank zal het Hof deze korting ook toepassen op boetes welke minder dan € 1.000 bedragen, gelet op de samenhang tussen de in elk jaar opgelegde boetes en het feit dat de boetes elk jaar in totaal meer dan € 1.000 bedragen. Het vorengaande heeft de volgende gevolgen voor de boetes.

IB/PVV 2000: € 8.221

WAZ 2000: € 465

IB/PVV 2001: € 9.231

WAZ 2001: € 702

Zfw 2001: € 209

IB/PVV 2002: € 10.505

WAZ 2002: € 407

Zfw 2002: € 69

IB/PVV 2003: € 5.020

WAZ 2003: € 437

Zfw 2003: € 1.066

4.14 Het hiervoor overwogene brengt mee dat het hoger beroep voor zover het gericht is tegen de (navorderings)aanslagen ongegrond is en voor zover het is gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond is.

Heffingsrente

4.15 Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente (zie HR 27 november 2009, nr. 07/13621, BNB 2010/52, LJN BJ7907). De gronden die zijn gericht tegen de (navorderings)aanslagen, worden geacht mede te zijn gericht tegen de beschikking heffingsrente. Nu deze gronden niet slagen, en belanghebbende voor het overige niets heeft gesteld omtrent de beschikking heffingsrente, is het hoger beroep inzake de heffingsrente ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof is van oordeel dat de onderhavige zaken samenhangen met de zaken met rolnummer 09/00345, 09/00346, 09/00347, 09/00348, 09/00349, 09/00350, 09/00351 en 09/00352. Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op één derde van € 644 (1 punt voor het opstellen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting maal € 322) maal factor 1,5 wegens 4 of meer samenhangende zaken, ofwel in totaal op één derde van € 966, te weten € 322.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen;

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige;;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de boetebeschikkingen;

- vermindert de boetebeschikkingen als volgt:

IB/PVV 2000: € 8.221

WAZ 2000: € 465

IB/PVV 2001: € 9.231

WAZ 2001: € 702

Zfw 2001: € 209

IB/PVV 2002: € 10.505

WAZ 2002: € 407

Zfw 2002: € 69

IB/PVV 2003: € 5.020

WAZ 2003: € 437

Zfw 2003: € 1.066

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 322, en

- gelast dat de Staat aan belanghebbende het in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof betaalde griffierecht vergoedt tot een bedrag van € 110.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 20 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (R.A.V. Boxem)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.