Gerechtshof Arnhem, 24-08-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BN8047 BN7075, 10-00023
Gerechtshof Arnhem, 24-08-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BN8047 BN7075, 10-00023
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 24 augustus 2010
- Datum publicatie
- 15 september 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2010:BN7075
- Zaaknummer
- 10-00023
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting.
Gemeente slaagt niet in bewijslast dat auto van belanghebbende stond geparkeerd op controletijdstip.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 10/00023
uitspraakdatum: 24 augustus 2010
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 januari 2010, nummer AWB 09/1359, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld (hierna: de Ambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is met dagtekening 9 april 2008 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 49,30.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 2 september 2008 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 4 september 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank).
1.4 De Rechtbank heeft ter zake van dit beroep uitspraak gedaan op 27 februari 2009 (procedurenummer AWB 08/4218) en het beroep van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar gegrond verklaard en de zaak teruggewezen naar de Ambtenaar en deze opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.
1.5 De Ambtenaar heeft op 19 maart 2009 opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan. De naheffingsaanslag is gehandhaafd.
1.6 Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 maart 2009, op 24 maart 2009 ingekomen bij de Rechtbank, beroep ingesteld.. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 januari 2010 ongegrond verklaard.
1.7 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.8 Tot de stukken van het geding behoren het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.9 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Ambtenaar
1.10 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende drijft een onderneming. Hij is houder van diverse auto’s, waaronder een zwarte Mercedes CLK 200 Cabriolet met kenteken AA-BB-00. De auto wordt privé gebruikt door belanghebbende en zijn echtgenote.
2.2 Aan belanghebbende is op 9 april 2008 een naheffingsaanslag opgelegd in de parkeerbelasting ten bedrage van € 49,30, omdat – zo stelt de Ambtenaar - een parkeercontroleur op 9 april 2008 om 9.49 uur (hierna: het tijdstip) heeft vastgesteld dat een grijze Mercedes met kenteken AA-BB-00 geparkeerd stond op een parkeerterrein aan de
a-straat te Z, zonder dat in de auto een geldige parkeerkaart of parkeervergunning aanwezig was. Het bedoelde parkeerterrein is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de aldaar gelegen supermarkt (Albert Heijn). Het kenteken voor deze auto staat op naam van belanghebbende.
2.3 Belanghebbende verbleef ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag in Q. Hij stelt – door de Ambtenaar onweersproken - dat zijn echtgenote de ochtend van 9 april 2008 naar haar werk is gegaan en daarbij gebruik heeft gemaakt van een andere auto.
2.4 Blijkens de door de Ambtenaar overgelegde gegevens stonden op 9 april 2008 de zoon van belanghebbende (A) en diens partner (B) ingeschreven op het adres van belanghebbende. Beiden zijn in het bezit van een rijbewijs.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of de bestreden naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2 Het geschil is beperkt tot het antwoord op de vraag of de auto van belanghebbende op het tijdstip was geparkeerd op de parkeerplaats in de a-straat te Z. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Mocht daarvan evenwel geen sprake zijn, dan dient deze te worden vernietigd.
3.3 Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – bedoelde vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de onderwerpelijke naheffingsaanslag.
3.4 De Ambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – bedoelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.5 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 2 van de Verordening parkeerbelastingen 1997 van de gemeente Barneveld (hierna: de Verordening) wordt onder de naam parkeerbelasting een belasting geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
4.2 Niet in geschil is dat ingevolge de Verordening ter zake van het parkeren aan de a-straat parkeerbelasting is verschuldigd. De hoogte van de naheffingsaanslag is eveneens niet in geschil.
4.3 Op de Ambtenaar rust, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, die onder overlegging van urenstaten heeft gesteld dat ook belanghebbendes zoon en diens partner niet in de gelegenheid zijn geweest om de auto op het tijdstip te gebruiken, de last om aannemelijk te maken dat de auto van belanghebbende op het tijdstip stond geparkeerd op het hiervoor bedoelde parkeerterrein aan de a-straat te Z. Met hetgeen de Ambtenaar in hoger beroep in de stukken van het geding en in zijn toelichting ter zitting naar voren heeft gebracht, is hij, naar het oordeel van het Hof, in deze bewijslast niet geslaagd. Het Hof overweegt in dat verband dat, nu een verklaring van de betrokken parkeercontroleur ontbreekt, evenals een afschrift van het - volgens de Ambtenaar - op 9 april 2008 op de auto bevestigde aanslagbiljet, de Ambtenaar voor het te leveren bewijs slechts heeft volstaan met de verklaring dat deze auto op het tijdstip stond geparkeerd op het hiervoor bedoelde parkeerterrein. Daarbij acht het Hof van belang dat niet vaststaat dat de hiervoor bedoelde parkeercontroleur de naheffingsaanslag op 9 april 2008 daadwerkelijk op de auto heeft bevestigd, en dat – blijkens de stukken van het geding – de parkeercontroleur een met betrekking tot de ‘geparkeerde’ auto een andere kleur (grijs) heeft ingevoerd in het geautomatiseerde systeem van de Ambtenaar dan die van de auto van belanghebbende (zwart).
4.4 Voor deze situatie is tussen partijen niet in geschil dat de bestreden naheffingsaanslag dient te worden vernietigd.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Kosten
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op op de gemaakte reis en verblijfkosten, begroot op € 15.
6. Beslissing
Het Hof
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- verklaart het tegen de uitspraak van de Ambtenaar ingestelde beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar,
- vernietigt de bestreden naheffingsaanslag,
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 15, en
- gelast dat de gemeente Barneveld aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 39 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 110 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. M.C.M. de Kroon, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.
De beslissing is op24 augustus 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(N. ten Broek) (P. van der Wal)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 augustus 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.