Home

Gerechtshof Arnhem, 31-08-2010, BN8220, 10-00128

Gerechtshof Arnhem, 31-08-2010, BN8220, 10-00128

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
31 augustus 2010
Datum publicatie
24 september 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BN8220
Formele relaties
Zaaknummer
10-00128

Inhoudsindicatie

Proceskosten.

Intrekking hoger beroep door bestuursorgaan. Geen proceskostenvergoeding voor verwijzingsprocedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 10/00128

uitspraakdatum: 31 augustus 2010

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het verzoek van

X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) om een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

1. Verzoek en geding voor het Hof

1.1. Bij brief met dagtekening 16 april 2010 heeft de Inspecteur het Hof meegedeeld dat belanghebbende en de Inspecteur overeenstemming hebben bereikt over het bedrag dat in de heffing moet worden betrokken rekening houdende met het arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2010, nr. 08/05149, LJN BI5095 (hierna: het verwijzingsarrest). In verband hiermee heeft de Inspecteur zijn hoger beroep ingetrokken.

1.2. Bij brief van 6 mei 2010 heeft de griffier van het Hof belanghebbende kennisgegeven van deze intrekking. Bij brief van 11 mei 2010 heeft belanghebbende verzocht om een veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van de forfaitair vast te stellen proceskosten, zijnde de kosten voor beroepsmatig verleende rechtskundige bijstand.

1.3. De Inspecteur, heeft na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk op dit verzoek gereageerd.

1.4. Met schriftelijke toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterweg blijft. Op de voet van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft het Hof vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Beoordeling van het verzoek

2.1. Volgens artikel 8:75a van de Awb kan, ingeval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. De Inspecteur kan ook worden veroordeeld in de kosten die zijn wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken indien de Inspecteur een door hem ingediend hoger beroep intrekt (Hoge Raad 20 november 2009, nr. 08/03520, LJN BJ5042, BNB 2010/16).

2.2. Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb bepaalt dat artikel 7:15, tweede tot en met vierde lid, van de Awb van toepassing zijn. Artikel 7:15, tweede lid, van de Awb voorziet - kort gezegd - in de mogelijkheid de kosten te vergoeden die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. De Inspecteur beslist op het verzoek bij de uitspraak op bezwaar (artikel 7:15, derde lid, van de Awb). De Inspecteur heeft een dergelijke beslissing niet in de uitspraak op bezwaar vermeld. Daartegen is belanghebbende noch in beroep, noch in hoger beroep, noch in cassatie opgekomen. Daarmee maakt de vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase geen onderdeel uit van de rechtsstrijd in en na cassatie. Het verzoek van belanghebbende dient in zoverre te worden afgewezen.

2.3. In belanghebbendes proceskosten voor rechtbank Breda en het gerechtshof te ’s Hertogenbosch is de Inspecteur door respectievelijk die rechtbank en dat hof veroordeeld, welke beslissingen door de Hoge Raad in stand zijn gelaten. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten in de cassatieprocedure.

2.4. Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende in de verwijzingsprocedure voor een veroordeling in aanmerking komende kosten heeft gemaakt. In deze procedure zijn geen proceshandelingen zoals vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht verricht. Voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten bestaat dan ook geen reden.

3. Beslissing

Het Hof wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.

De beslissing is op 31 augustus 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(N. ten Broek) (M.G.J.M. van Kempen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 augustus 2010

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.