Home

Gerechtshof Arnhem, 07-09-2010, BN8229, 09-00396

Gerechtshof Arnhem, 07-09-2010, BN8229, 09-00396

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 september 2010
Datum publicatie
24 september 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BN8229
Zaaknummer
09-00396

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting.

Bezwaar per e-mail rechtsgeldig ingediend. Geld wisselen voor parkeerbelasting staat naheffing niet in de weg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 09/00396

uitspraakdatum: 7 september 2010

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X, wonende te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 oktober 2009, nummer

Awb 09/316, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 24 oktober 2008 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 49,85.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van

9 oktober 2009 ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2010 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen alsmede de Ambtenaar.

1.6. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Deze pleitnota wordt door het Hof tot de stukken van het geding gerekend.

1.7. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende heeft op 24 oktober 2008 met een personenauto geparkeerd in parkeergarage A te Lelystad. Op deze plaats is parkeerbelasting verschuldigd.

2.2. Nadat belanghebbende zijn auto heeft geparkeerd, is hij, alvorens zich naar de parkeerautomaat te begeven, een winkel binnengegaan om geld te wisselen. Deze winkel is buiten de parkeergarage gelegen. Omdat in de winkel niet zomaar geld wordt gewisseld, heeft belanghebbende een klein artikel gekocht. Op de kassabon is een tijd vermeld van 15:26 uur.

2.3. Op het moment dat belanghebbende de winkel binnenging, stond er een aantal parkeerders in een wachtrij voor de parkeerautomaat. De parkeerkaart geeft een tijd aan van 15:26 uur.

2.4. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag opgelegd omdat de controleur om

15:20 uur in de auto geen parkeerkaart heeft aangetroffen.

2.5. Belanghebbende heeft in een e-mailbericht van 24 oktober 2008 aan gemeente@lelystad.nl onder meer het volgende opgemerkt:

“Ik dien hierbij een klacht in tegen de wijze waarop door u op parkeergelden gecontroleerd wordt. Ik arriveerde tegen half vier hedenmiddag in de onderste parkeergarage A en ging een parkeerbonnetje halen. Bij terugkomst bleek er een naheffingsaanslag onder de ruitenwisser te zitten. (…) Ik heb het parkeerservice bureau direct gebeld en gevraagd hoeveel tijd ik heb om een parkeerbonnetje te regelen. Haar antwoord was dat ik daar helemaal geen tijd voor heb omdat alleen maar gekeken wordt of er een kaartje in de auto ligt. (…)”

2.6. Eveneens op 24 oktober 2008 heeft belanghebbende van de gemeente het bericht ontvangen dat zijn mail is ontvangen. Op 27 oktober 2008 heeft belanghebbende het bericht ontvangen dat zijn mail is gelezen.

2.7. Een schriftelijk bezwaarschrift is op 24 december 2008 bij de Ambtenaar ingekomen.

3. Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1. Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Hof de ontvankelijkheid van belanghebbendes bezwaar te beoordelen.

4.2. Ingevolge artikel 2:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een belanghebbende langs elektronische weg een bezwaarschrift indienen bij een bestuursorgaan, voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Een bestuurorgaan kan een op die wijze toegezonden bezwaarschrift weigeren. Op grond van artikel 2:15, lid 4, van de Awb moet een weigering zo spoedig mogelijk aan de afzender worden meegedeeld.

4.3. Ingevolge artikel 6:6 van de Awb kan een bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard indien het bezwaarschrift is geweigerd op grond van artikel 2:15 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

4.4. Uit het e-mailbericht van belanghebbende van 24 oktober 2008 blijkt onmiskenbaar dat hij niet eens is met de naheffingsaanslag, zodat dit bericht door de Ambtenaar terecht als bezwaarschrift is aangemerkt.

4.5. Belanghebbende heeft dit bezwaarschrift binnen de bezwaartermijn per e-mail ingediend. Nu niet aan belanghebbende is meegedeeld dat het bezwaarschrift is geweigerd, mag ervan worden uitgegaan dat het elektrisch verzonden bezwaar rechtsgeldig is ingediend. Het bezwaar is mitsdien terecht ontvankelijk verklaard.

Parkeerbelasting

4.6. Belanghebbende betoogt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat hij slechts enkele minuten van zijn auto weg was om de parkeerbelasting te betalen bij de parkeerautomaat.

4.7. Ingevolge artikel 234, lid 2, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet, wordt als het op aangifte voldoen van parkeerbelasting aangemerkt "het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of parkeerautomaat". Daarbij dient in acht te worden genomen dat de parkeerder, nadat hij zijn auto heeft geparkeerd, een minimale tijd nodig heeft om de afstand tussen de parkeerplaats en de parkeerapparatuur en vice versa te overbruggen en deze apparatuur in werking te stellen. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van

28 oktober 2005, nr. 40.776, LJN AU5160, BNB 2006/33, is het wisselen van enig betaalmiddel om parkeerbelasting te voldoen niet een handeling waarmee uitvoering wordt gegeven aan "het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of parkeerautomaat".

4.8. Vaststaat dat belanghebbende, nadat hij zijn auto heeft geparkeerd, maar vóór het tijdstip waarop door hem een parkeerautomaat in werking is gesteld, de parkeergarage heeft verlaten en een winkel is binnengegaan om geld te wisselen. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende daarmee niet uitsluitend handelingen verricht waarmee aan het voldoen van parkeerbelasting uitvoering is gegeven. Gelet daarop acht het Hof het niet onzorgvuldig dat de parkeercontroleur, na de constatering dat belanghebbende de parkeergarage heeft verlaten om een winkel binnen te gaan, direct overgaat tot het opleggen van de naheffingsaanslag. Het feit dat de winkel in de nabijheid van de parkeerautomaat is gelegen en het wisselen derhalve nauwelijks enige tijd heeft gekost, brengt het Hof niet tot een ander oordeel.

4.9. Uit het vorenstaande volgt dat belanghebbende niet aan zijn verplichting tot voldoening op aangifte heeft voldaan. De naheffingsaanslag is derhalve terecht opgelegd. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen voorzitter, mr. P.M. van Schie en

mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2010.

De griffier, De voorzitter,

(S. Darwinkel) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 september 2010.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.