Home

Gerechtshof Arnhem, 19-10-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:2555 BO3392, 10/00133

Gerechtshof Arnhem, 19-10-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:2555 BO3392, 10/00133

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
19 oktober 2010
Datum publicatie
10 november 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BO3392
Zaaknummer
10/00133

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting.

Inroepen rechtsbijstand door advocaat is niet redelijk. Geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

Twaalfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 10/00133

datum uitspraak: 19 oktober 2010

appellant : de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar)

verweerder in hoger beroep : X te Z (hierna: belanghebbende)

uitspraak in eerste aanleg : van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 23 februari 2010, nummer AWB 09/1899

Betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting 2009

Nummer : 07032009.1119.009352

onderzoek ter zitting : op 7 oktober 2010 te Arnhem

waarbij verschenen : de Ambtenaar

waarbij niet verschenen : belanghebbende

gronden:

1. In hoger beroep is uitsluitend in geschil de beslissing van de Rechtbank om de Ambtenaar te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 409,75. De Ambtenaar legt zich voor het overige neer bij de beslissing van de Rechtbank.

2. Van het hiervoor genoemde totaalbedrag van € 409,75 wordt door de Ambtenaar een bedrag van € 322 betwist, dat is toegekend in verband met het opstellen van het beroepschrift voor de Rechtbank. Belanghebbende, die advocaat is, heeft hiervoor een kantoorgenoot ingeschakeld. De Ambtenaar verzet zich niet tegen de veroordeling in de reis- en verletkosten van belanghebbende voor een bedrag van in totaal € 87,75.

3. De Ambtenaar stelt zich primair op het standpunt dat de kosten voor het opstellen van het beroepschrift de redelijkheidtoets niet kunnen doorstaan. Hij acht het niet redelijk dat belanghebbende, die zelf advocaat is, voor een eenvoudige zaak inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting rechtsbijstand heeft ingeroepen. Belanghebbende had het beroepschrift naar zijn mening zelf kunnen schrijven, zodat de betreffende kosten redelijkerwijs niet gemaakt hadden behoeven te worden. Belanghebbende is bovendien inconsequent geweest doordat hij wel zelf ter zitting van de Rechtbank is verschenen en daar, zonder hulp van een gemachtigde, zijn zaak heeft bepleit.

4. Subsidiair stelt de Ambtenaar zich op het standpunt dat het opstellen van het beroepschrift door de kantoorgenoot van belanghebbende niet kan worden aangemerkt als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

5. Belanghebbende verweert zich met de stelling dat hij, net als andere burgers, recht heeft op rechtsbijstand. Hij wijst er bovendien op dat onder advocaten het uitgangspunt geldt, dat het niet verstandig is om in een eigen zaak als advocaat op te treden. Hij is van oordeel dat de omstandigheid dat de advocaat die zijn beroepschrift voor de Rechtbank heeft opgesteld een kantoorgenoot van hem is, niet betekent dat deze niet kan worden aangemerkt als een derde gemachtigde. Hij heeft bovendien de kosten voor het opstellen van het beroepschrift vanuit privé aan kantoor moeten vergoeden. In deze situatie is er in zijn visie geen reden, die kosten voor zijn rekening te laten.

6. Het Hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht komen voor een proceskostenveroordeling in aanmerking de kosten die een partij redelijkerwijs heeft moeten maken. In de woorden “redelijkerwijs heeft moeten maken” wordt blijkens de memorie van toelichting bij dit wetsartikel (Tweede Kamer, 1991-1992, 22 495, nr. 3, bladzijde 154) tot uitdrukking gebracht dat niet slechts de kosten zelf redelijk moeten zijn om voor vergoeding in aanmerking te komen, maar ook dat het inroepen van rechtsbijstand redelijk moet zijn geweest.

7. Het Hof is van oordeel dat in het onderhavige geval niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende de bestreden proceskosten redelijkerwijs heeft moeten maken. Hiertoe overweegt het Hof dat belanghebbende, gezien zijn professionele status, zonder meer geacht kan worden te beschikken over de kennis en expertise die nodig zijn om een beroepschrift als het onderhavige zelf op te stellen en dat hij bovendien ervan heeft afgezien zich ter zitting van de Rechtbank te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Hoewel het belanghebbende evenals andere burgers vrijstaat om rechtsbijstand in te roepen was dit in het onderhavige geval klaarblijkelijk niet nodig.

8. In verband met hetgeen hiervoor is overwogen kan in het midden blijven of de werkzaamheden van de kantoorgenoot van belanghebbende kunnen worden aangemerkt als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

slotsom:

Het hoger beroep is gegrond.

kosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten ter zake van de procedure in hoger beroep.

beslissing:

Het Gerechtshof

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de beslissing inzake de proceskosten en bevestigt deze voor het overige,

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor de procedure bij de Rechtbank tot een bedrag van € 87,75.

Aldus gedaan door mr. J.A. Monsma, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts en mr. G.L.J. ‘t Hoen als griffiers.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2010.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 oktober 2010

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.