Gerechtshof Arnhem, 07-12-2010, BO9545, 09-00404
Gerechtshof Arnhem, 07-12-2010, BO9545, 09-00404
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 7 december 2010
- Datum publicatie
- 3 januari 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2010:BO9545
- Zaaknummer
- 09-00404
Inhoudsindicatie
Afvalstoffenheffing.
Ook bij geen gebruik GFT-container is afvalstoffenheffing verschuldigd.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 09/00404
uitspraakdatum: 7 december 2010
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[de belanghebbende] te [plaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 14 oktober 2009, nummer Awb 09/55
AQ1 A , in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Losser (hierna: de Ambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De Ambtenaar heeft met dagtekening 29 februari 2008 aan belanghebbende een aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2008 opgelegd, bestaande uit een basisbedrag van
€ 93,40, een bedrag van € 29,50 voor een 140 liter gft-container en een bedrag van
€ 144,70 voor een 240 liter restafvalcontainer.
1.2 Op het tegen deze aanslag ingediende bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak van 27 november 2008 de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Almelo (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij voormelde uitspraak ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren het verweerschrift van de Ambtenaar en het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2010 te Arnhem.
Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Ambtenaar L. Doornbos.
1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [adres] te [plaats] en maakt daarvan feitelijk gebruik. Het betreft een perceel waarvoor op grond van art. 10.21 Wet milieubeheer een verplichting tot inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2.2 Als inzamelplaats heeft het gemeentebestuur van Losser de Postweg aangewezen. De inzamelplaats is ongeveer 1.800 meter verwijderd van de woning van belanghebbende. Van de Postweg tot aan het perceel van belanghebbende loopt een onverharde weg.
2.3 Belanghebbende composteert zelf en maakt geen gebruik van een door de gemeente ter beschikking gestelde gft-container.
2.4 Op 18 december 2007 heeft de raad van de gemeente Losser de ‘Verordening afvalstoffenheffing 2008’ (hierna: de Verordening) vastgesteld. Deze vaststelling is bekendgemaakt in het Losser Journaal van 22 december 2007.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil of de aanslag tot het juiste bedrag is berekend.
3.2 Belanghebbende is van mening dat, nu hij zelf composteert en geen gebruik maakt van een gemeentelijke gft-container, de gemeente handelt in strijd met de Wet milieubeheer door aan hem een aanslag afvalstoffenheffing voor een gft-container op te leggen.
3.3 De Ambtenaar is van mening dat, gelet op de inzamelplicht in de Wet milieubeheer, de aanslag afvalstoffenheffing terecht aan belanghebbende is opgelegd en voorts dat de aanslag is berekend overeenkomstig het bepaalde in de Verordening.
3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de aanslag met het bedrag voor de gft-container van € 29,50.
3.6 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
4.1 Art. 10.21 Wet milieubeheer luidt:
1.De gemeenteraad en burgemeester en wethouders dragen, al dan niet in samenwerking met de gemeenteraad en burgemeester en wethouders van andere gemeenten, ervoor zorg dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
2.Groente-, fruit- en tuinafval wordt daarbij in ieder geval afzonderlijk ingezameld.
3.De gemeenteraad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Art. 15.33, eerste lid, Wet milieubeheer luidt:
De gemeenteraad kan ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Art. 1 van de Verordening luidt:
Aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
Art. 2 van de Verordening luidt (voor zover van belang):
Belastbaar feit en belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Art. 3 van de Verordening luidt (voor zover van belang):
Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing
1.1 De belasting bedraagt per perceel belastingjaar € 93,40
1.2Naast het onder 1.1 bepaalde belastingbedrag bedraagt
de belasting per belastingjaar voor het ten behoeve
van het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen
ter beschikking stellen van:
a. een container met een inhoud van 140 liter voor gft € 29,50
b. een container met een inhoud van 240 liter voor gft € 50,45
c. een container met een inhoud van 140 liter restafval € 83,60
d. een container met een inhoud van 240 liter restafval € 144,70
4.2 Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het hem in deze zaak enkel gaat om het principiële punt dat de overheid hem niet kan verplichten belasting te betalen voor een gft-container, waarvan hij geen enkel gebruik maakt.
4.3 De afvalstoffenheffing is blijkens de wetsgeschiedenis van de Wet milieubeheer ingevoerd vanwege de wens om op alle gebruikers van percelen, ongeacht of gebruik wordt gemaakt van de reinigingsdienst, de kosten van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen te verhalen. De aanleiding van de invoering van de bevoegdheid tot heffing van afvalstoffenheffing was de bewijsproblematiek bij de reinigingsrechten. Zowel uit de tekst van de Wet milieubeheer als uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk het karakter van de afvalstoffenheffing: het is geen recht (retributie) dat ziet op vergoeding voor het afnemen van een dienst, maar een zuivere belasting. Er bestaat, anders dan bij de reinigingsrechten, geen relatie tussen de dienstverlening door de gemeente en de heffing. De afvalstoffenheffing is derhalve een belasting die ook is verschuldigd indien van de gemeentelijke huisvuilophaaldienst geen gebruik wordt gemaakt.
4.4 Niet in geschil is dat de gemeente Losser de inzamelingsplicht van art. 10.21 Wet milieubeheer nakomt door belanghebbende in de gelegenheid te stellen zijn gft-container aan te bieden op het inzamelpunt gelegen aan de dichtstbijzijnde verharde weg.
4.5 Het Hof stelt vast dat de onderhavige aanslag is opgelegd in overeenstemming met het bepaalde in de Verordening en met de in de Verordening genoemde tarieven. Voor ingrijpen van de rechter in de tariefstelling is slechts plaats indien deze leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing, waarop de landelijke wetgever met het toekennen van de heffingsbevoegdheid aan de gemeentelijke wetgever niet het oog kan hebben gehad. Voor een dergelijk ingrijpen ziet het Hof in dit geval geen grond.
5. Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B.H. Röben, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en
mr. A.J.H. van Suilen in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 7 december 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (J.P.M. Kooijmans)
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door mr. J.P.M. Kooijmans.
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.