Gerechtshof Arnhem, 22-03-2011, ECLI:NL:GHARN:2011:618, 10-00514
Gerechtshof Arnhem, 22-03-2011, ECLI:NL:GHARN:2011:618, 10-00514
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 22 maart 2011
- Datum publicatie
- 16 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2011:618
- Zaaknummer
- 10-00514
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Bos. Vrijstelling? Bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond?
Uitspraak
Sector belastingrecht
nummer 10/00514
uitspraakdatum: 22 maart 2011
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 oktober 2010, nummer AWB 09/1859, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dalfsen (hierna: de Ambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking heeft de Ambtenaar de waarde vastgesteld van de onroerende zaak [a-straat] .
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Ambtenaar het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Ambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de vastgestelde waarde verminderd.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 30 november 2010 ter griffie ingekomen en is aangevuld bij brief van 11 januari 2011.
De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2011 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door [A] . Namens de Ambtenaar is verschenen [B] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak bestaat uit vijf kadastrale percelen met een totale oppervlakte van 133.509 m². De onroerende zaak bestaat uit bos.
De Ambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak bij beschikking vastgesteld op € 133.000.
Een van de percelen maakt deel uit van een op grond van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed, op grond waarvan de waarde daarvan bij de bepaling van de waarde van de onroerende zaak buiten aanmerking blijft op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken. De waarde van de overige percelen bedraagt € 40.000. De Rechtbank heeft de vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderd tot dit bedrag.
Belanghebbende exploiteert een bosbedrijf. De bruto inkomsten variëren in de jaren 2000 tot en met 2010 van € 12.067 tot € 44.971. Het netto resultaat in deze jaren ligt tussen € 8.800 en € 40.600. In deze jaren is jaarlijks gemiddeld 438 m³ hout geoogst. Bij de exploitatie van het bosbedrijf wordt belanghebbende bijgestaan door [A] als rentmeester.
Bij overeenkomst van 5 januari 2011 heeft belanghebbende aan [C] te [D] enige partijen hout op stam verkocht. Daartoe behoort een partij hout van naar schatting 90 m³ van het tot de onroerende zaak behorende perceel P 331.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de onderhavige percelen bestaan uit ten behoeve van de bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, zodat de waarde ervan bij de bepaling van de onroerende zaak buiten aanmerking wordt gelaten.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en vermindering van de vastgestelde waarde tot nihil. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.