Home

Gerechtshof Arnhem, 01-02-2011, BP4027, 1000205

Gerechtshof Arnhem, 01-02-2011, BP4027, 1000205

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
1 februari 2011
Datum publicatie
11 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BP4027
Zaaknummer
1000205

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting.

Hof acht aannemelijk dat advocaat de verschuldigde parkeerbelasting had betaald.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 10/00205

appellant : X (hierna: belanghebbende)

verweerder in hoger beroep : de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar)

uitspraak in eerste aanleg : van de Rechtbank Arnhem van 13 april 2010, nummer AWB 09/4214

aangevallen beslissing : naheffingsaanslag

soort belasting: : parkeerbelasting

tijdstip : 1 oktober 2009, 16.20 uur

onderzoek ter zitting : op 2 december 2010 en op 20 januari 2011

waarbij verschenen : in de eerste zitting de Ambtenaar en in de tweede zitting belanghebbende alsmede de Ambtenaar, bijgestaan door A, parkeercontroleur

waarbij niet verschenen : in de eerste zitting belanghebbende met kennisgeving aan het Hof

gronden:

1. Belanghebbende – advocaat van beroep – heeft op 1 oktober 2009 zijn personenauto van het merk B en voorzien van het kenteken 01-CC-DD geparkeerd op een parkeerplaats aan de Markt in Arnhem.

2. Niet in geschil is dat belanghebbende bij de aanvang van dat parkeren in ieder geval de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan tot 15.09 uur.

3. De Ambtenaar stelt zich op het standpunt dat om 16.20 uur op die dag geen parkeer-belasting voor genoemd voertuig was voldaan. De Ambtenaar baseert dat standpunt op een door A – werkzaam als parkeercontroleur in dienst van de gemeente Arnhem – ingestelde controle. Volgens A bevond zich in de personenauto van belanghebbende slechts een tot 15.09 uur geldig parkeerkaartje met nummer 1236.

4. Naar aanleiding van de bevindingen van deze controle heeft de Ambtenaar belang-hebbende de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd. Belanghebbende heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar aangetekend. Daarbij heeft belanghebbende een parkeer-kaartje met nummer 3995 overgelegd. Volgens dat kaartje is op 1 oktober 2009 voor de periode van 13.33 uur tot 17.22 uur parkeerbelasting (€ 8) voldaan voor het parkeren aan de Markt in Arnhem.

5. De parkeercontroleur A heeft op 30 oktober 2009 op ambtsbelofte een aanvullend proces-verbaal opgemaakt. Hierin schrijft zij:

“Op 1 oktober 2009 heb ik op de Markt te Arnhem een naheffingsaanslag parkeerbelasting uitgeschreven voor een B met het kenteken 01-CC-DD. In deze B lag een op dat moment niet meer geldig parkeerkaartje met het nummer 1, welke geldig was tot 15.09 uur die dag en waarvoor men € 3,40 had betaald. Al deze gegevens stonden vermeld op dat kaartje, ik heb deze gegevens als toelichting vermeld op de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Had ik meerdere kaartjes in het voertuig zien liggen, had ik daar zeker aantekeningen van gemaakt”.

Ter zitting in hoger beroep heeft de parkeercontroleur bevestigd, hetgeen is vermeld in het aanvullende proces-verbaal.

6. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat: hij op de desbetreffende 1 oktober 2009 een getuigenverhoor had bij de civiele kamer van het Hof, hij met zijn cliënten had afgesproken op de Markt, hij aldaar later arriveerde dan was afgesproken, hij met zijn beschikbare muntgeld een parkeerkaartje heeft gekocht geldig tot 15.09 uur, hij dit kaartje op het dashboard van zijn auto heeft neergelegd, hij vervolgens in de richting van het Paleis van Justitie is gelopen, E – de man van zijn cliënte – hem tegemoet kwam gelopen, E hem vertelde dat hij reeds een parkeerkaartje voor belanghebbende had gekocht en hem dit kaartje overhandigde, dit kaartje een parkeerduur had tot 17.22 uur en hij dit parkeerkaartje eveneens op het dashboard van zijn auto heeft neergelegd, waar ook nog andere, oude parkeerkaartjes lagen.

7. Het Hof acht de door belanghebbende ter zitting afgelegde verklaringen geloofwaar-dig. Deze verklaringen stroken met hetgeen E heeft vermeld in een – tot de gedingstukken behorende – schriftelijke verklaring. De parkeercontroleur heeft niet met zekerheid kunnen bevestigen dat er destijds in de auto van belanghebbende geen verschillende parkeerkaartjes aanwezig waren. Zij heeft slechts erop gewezen dat zij daarvan aantekening zou hebben gemaakt. Gelet op een en ander, acht het Hof aannemelijk dat op 1 oktober 2009 ten tijde van de controle om 16.20 uur de verschuldigde parkeerbelasting voor het voertuig van belanghebbende was voldaan. Alsdan bestaat geen grond voor naheffing van parkeerbelas-ting. Het hoger beroep is mitsdien gegrond. De uitspraak van de Rechtbank, die van de Ambtenaar en de naheffingsaanslag kunnen niet in stand blijven.

kosten:

Belanghebbende heeft desgevraagd verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Hof stelt de voor vergoeding in aanmerking komende kosten vast op € 12 ter zake van reis en verblijfkosten voor de procedure bij het Hof.

beslissing:

Het Gerechtshof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

– verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;

– vernietigt de uitspraak op bezwaar;

– vernietigt de naheffingsaanslag;

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 12, en

– gelast de gemeente Arnhem aan belanghebbende te vergoeden het door hem betaalde griffie-recht van € 41 ter zake van de procedure bij de Rechtbank en € 111 ter zake van de procedure in hoger beroep, derhalve in totaal € 152.

Aldus gedaan op 1 februari 2011 door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. A.J. Kromhout, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.J.N.M. Snoijink. De beslis-sing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 februari 2011.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.