Home

Gerechtshof Arnhem, 22-02-2011, BP6703, 10-00197

Gerechtshof Arnhem, 22-02-2011, BP6703, 10-00197

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
22 februari 2011
Datum publicatie
4 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BP6703
Formele relaties
Zaaknummer
10-00197

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Rechtbank heeft beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang. Hof behandelt de zaak inhoudelijk. Vastgestelde WOZ-waarde is juist.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 10/00197

uitspraakdatum: 22 februari 2011

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 31 maart 2010, nummer 09/1150 WOZ BY1A, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Losser (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q, voor het kalenderjaar 2009, per waardepeildatum 1 januari 2008, vastgesteld op € 393.000. Tegelijk met deze beschikking is een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd van € 461,78.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Almelo (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 31 maart 2010 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door diens echtgenote, alsmede de Ambtenaar.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is eigenaar van een in het jaar 1971 gebouwde, vrijstaande semi-bungalow met een dakkapel, carport en garage gelegen aan de a-straat 1 te Q (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak heeft een inhoud van 783 m³ en is gelegen op een perceel met een oppervlakte van 733 m², waarvan 24 m² is toe te rekenen aan de garage.

2.2 Belanghebbende heeft de onroerende zaak in oktober 2005 gekocht voor € 377.000. In 2007 is een erker aan de woning gebouwd en in 2008 is 23 m² grond van de naastgelegen woning b-straat 2 aan het perceel toegevoegd.

2.3 Belanghebbende was eigenaar van de naastgelegen woning b-straat 2. Hij heeft deze woning in juni 2008 verkocht voor € 290.000. De inhoud van deze woning is 480 m³, de perceeloppervlakte bedraagt 523 m².

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voorts is tussen partijen in geschil of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2008 te hoog is vastgesteld.

3.2 Belanghebbende concludeert tot een vermindering van de vastgestelde WOZ-waarde tot € 373.350 (5% waardevermindering) alsmede tot het restitueren van de in het verleden teveel betaalde onroerendezaakbelasting.

3.3 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de vastgestelde waarde.

4. Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid

4.1 Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank ten onrechte het beroep niet-

ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Aangezien belanghebbendes beroepschrift was gericht tegen de bij beschikking vastgestelde WOZ-waarde, is het voor belanghebbende niet per definitie onmogelijk in beroep een gunstiger beslissing te krijgen welke zou leiden tot een vermindering van de vastgestelde waarde. Belanghebbende kon derhalve belang hebben bij het instellen van het beroep. Dat de door belanghebbende aangevoerde grieven niet tot vermindering van de vastgestelde waarde kunnen leiden, brengt niet mee dat een processueel belang aan het beroep volledig is komen te vervallen. Nu het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, dient de uitspraak van de Rechtbank te worden vernietigd.

4.2 Gelet op het bepaalde in artikel 27q, lid 1, aanhef, onderdeel a van de Algemene wet

inzake rijksbelastingen dient de zaak in beginsel naar de Rechtbank te worden teruggewezen.

4.3 Partijen hebben ter zitting van het Hof verklaard dat zij geen bezwaar hebben tegen een inhoudelijke behandeling van de zaak door het Hof. Het Hof zal daarom de zaak zonder terugwijzing afdoen.

WOZ-waarde

4.4 Ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ moet de waarde van de onroerende zaak worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak moet worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Naar de bedoeling van de wetgever is de waarde de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding. In het onderhavige geval geldt daarbij als waardepeildatum 1 januari 2008.

4.5 Op de Ambtenaar rust – bij betwisting door belanghebbende – de bewijslast de waarde van de onroerende zaak aannemelijk te maken. De Ambtenaar heeft tot staving van zijn standpunt een taxatierapport overgelegd van 24 november 2009, opgesteld door

A, gediplomeerd WOZ-taxateur. In dit taxatierapport wordt geconcludeerd tot een waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak van € 393.000 per waardepeildatum, welke waarde is vastgesteld door middel van vergelijking met de verkoopprijzen van de volgende referentieobjecten:

adres bouwjaar inhoud perceel verkoopdatum verkoopprijs

c-straat 3 1971 528 m³ 538 m² 16 januari 2007 € 384.401

d-straat 4 1977 543 m³ 538 m² 14 mei 2008 € 425.000

e-straat 5 1981 484 m³ 577 m² 28 februari 2007 € 339.000

4.6 Belanghebbende betwist niet dat voornoemde referentieobjecten in voldoende mate vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak om als referentie te kunnen dienen. Met inachtneming van de onderlinge verschillen tussen de onroerende zaak en de referentieobjecten bieden de voor die referentieobjecten gerealiseerde verkoopcijfers voldoende steun aan de door de Ambtenaar verdedigde waarde van € 393.000. In dit verband wordt opgemerkt dat het de Ambtenaar vrijstaat om in ieder kalenderjaar, en zelfs in iedere fase van een procedure nieuwe referentieobjecten aan te dragen.

4.7 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat bij voornoemde taxatie ten onrechte geen rekening is gehouden met de verkoop van de naastgelegen woning b-straat 2. Deze woning is in juni 2008 verkocht voor € 290.000. De inhoud van deze woning is

480 m³, de perceeloppervlakte bedraagt 523 m² (zie 2.3). In reactie daarop heeft de Ambtenaar in zijn verweerschrift en ter zitting van het Hof met juistheid betoogd dat ook de vergelijking van b-straat 2 met de onroerende zaak, rekening houdend met de onderlinge verschillen in inhoud en perceelgrootte, de stelling ondersteunt dat de waarde van belanghebbendes onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.

4.8 Anders dan belanghebbende kennelijk meent, is de omstandigheid dat de WOZ-waarde van de naastgelegen woning b-straat 2 in het voorgaande tijdvak is verminderd, thans niet relevant. Redengevend daarvoor is dat een WOZ-waarde geen primair marktgegeven betreft, maar slechts een afgeleide daarvan is.

4.9 Ook hetgeen belanghebbende overigens met betrekking tot de zorgvuldigheid heeft aangevoerd, kan geen aanleiding zijn tot vermindering van de WOZ-waarde.

Slotsom

Gelet op het vorenstaande dient de uitspraak van de Rechtbank te worden vernietigd, nu het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Ter zake van het inhoudelijke geschil krijgt belanghebbende geen gelijk. Wel wordt de Ambtenaar veroordeeld in de door belanghebbende gemaakte proceskosten in hoger beroep en moet de gemeente het griffierecht vergoeden dat door belanghebbende in hoger beroep is betaald.

5. Kosten

Belanghebbende heeft zich niet laten bijstaan door een derde in bezwaar, beroep en hoger beroep en heeft evenmin kosten aangedragen die voor een vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen.

6. Beslissing

Het Hof

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

– verklaart het tegen de uitspraak van de Ambtenaar ingestelde beroep ongegrond, en

– gelast dat de gemeente Losser aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 111 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J.A. Monsma en

mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De beslissing is op 22 februari 2011 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 februari 2011

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.