Gerechtshof Arnhem, 24-01-2011, BP6978, 200.079.094
Gerechtshof Arnhem, 24-01-2011, BP6978, 200.079.094
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 24 januari 2011
- Datum publicatie
- 8 maart 2011
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2011:BP6978
- Zaaknummer
- 200.079.094
Inhoudsindicatie
Vootzetting wettelijke schuldsanering na beëindiging door rechtbank.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.079.094
(zaaknummer rechtbank 08/319 R)
arrest van de eerste civiele kamer van 24 januari 2011
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.W.J. Hopmans te Groesbeek.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 18 september 2008 is het faillissement van appellante (hierna te noemen: [appellante]) opgeheven en is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 16 december 2010 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd.
1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 22 december 2010 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 16 december 2010 en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar wordt voortgezet.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlage, van de brief met bijlagen van 4 januari 2011 van de advocaat van [appellante], van de brieven van 6 en 12 januari 2011, de eerste brief met bijlagen, namens de bewindvoerder mr. S.J.L.M. van Bergen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 januari 2011, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat. Namens de bewindvoerder is verschenen mr. L. aan den Toorn.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 [appellante] vormt samen met haar volwassen zoon een gezin. [appellante] ontvangt een WWB-uitkering van € 782,63 netto per maand, inclusief vakantiegeld.
3.2 De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd omdat [appellante], kort gezegd, tot tweemaal toe een terugvordering aan de belastingdienst heeft laten ontstaan en niet in staat is deze bovenmatige schuld in de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling af te lossen. De rechtbank heeft daarbij nog opgemerkt dat [appellante] niet serieus geprobeerd heeft deze schuld af te lossen, nu zij een van de belastingdienst ontvangen bedrag van € 1.200,- niet heeft aangewend voor de voldoening van de belastingschuld maar voor het opknappen van een kamer in haar woning.
3.3 [appellante] kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en is van mening dat, zo de door de rechtbank gebezigde gronden voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling al juist zijn, deze gronden geen tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. [appellante] stelt daartoe dat haar geen verwijt valt te maken van het feit dat de belastingdienst huurtoeslag over 2009 terugvordert omdat het inkomen van haar inwonende zoon over 2009 te laag is ingeschat. Zij heeft de belastingdienst naar eer en geweten de gevraagde informatie verstrekt. [appellante] stelt verder dat zij alle extra financiële middelen aanwendt om de belastingschuld zo snel mogelijk af te lossen. Daar bovenop lost zij deze schuld af met
€ 150,- per maand. De enkele omstandigheid dat [appellante], gezien haar inkomenssituatie, niet in staat zal zijn de belastingschulden voor het einde van de reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling in te lopen, levert naar haar mening geen grond voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op. Het verwijt dat de rechtbank [appellante] maakt dat zij het van de Belastingdienst ontvangen bedrag van € 1.200,- niet heeft aangewend voor de aflossing van de belastingschuld is onterecht. Toen [appellante] dat bedrag in 2010 ontving was zij nog niet bekend met de terugvordering van de huurtoeslag over 2009.
3.4 De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de terugvordering van de belastingdienst met betrekking tot de huurtoeslag 2009 van € 3.115,- per 5 januari 2011 nog € 2.295,- bedraagt. Daarnaast zal de belastingdienst het voorschot huurtoeslag 2010 van € 3.156,- terugvorderen. De bewindvoerder wijst er verder op dat de voorschotbeschikking huurtoeslag 2011 inmiddels is teruggebracht van € 3.141,- naar nihil.
3.5 Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van [appellante] het verzoek in hoger beroep aangevuld. Hij verzoekt het hof te bepalen dat de termijn van toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt verlengd tot uiterlijk 18 september 2013.
3.6 Het hof oordeelt ten aanzien van het verzoek zoals aangevuld ter mondelinge behandeling als volgt. Vast staat dat [appellante] tijdens de duur van de schuldsaneringsregeling een schuld aan de belastingdienst heeft laten ontstaan van € 3.115,- wegens te veel ontvangen huurtoeslag in 2009 en dat op korte termijn een schuld aan de belastingdienst zal ontstaan van € 3.156,- wegens te veel ontvangen huurtoeslag in 2010. Het hof acht de schulden van [appellante] aan de belastingdienst van in totaal € 6.271,- bovenmatig. Het feit dat tijdens de duur van de schuldsaneringsregeling nieuwe, bovenmatige schulden zijn ontstaan vormt in beginsel een grond voor beëindiging van toepassing van de schuldsaneringsregeling. Nu [appellante] ter mondelinge behandeling echter de bereidheid heeft uitgesproken om alle schulden aan de belastingdienst gedurende de (verlenging van de) schuldsaneringsregeling te voldoen en zij heeft aangegeven dat haar zoon bereid en in staat is haar bij deze aflossing te helpen, zij aan deze bereidheid reeds uitvoering heeft gegeven door vanaf medio oktober 2010 tot en met 4 januari 2011 in totaal € 820,- af te lossen op de belastingschuld uit 2009, ziet het hof reden de schuldsaneringsregeling voort te zetten en deze te verlengen met de maximale termijn van twee jaar of tot het moment dat binnen die twee jaar de belastingschuld met betrekking tot de huurtoeslag over 2009 en 2010 volledig zal zijn betaald.
3.7 Het hoger beroep slaagt derhalve. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal als volgt worden beslist.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 16 december 2010 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] wordt voortgezet en verlengt de looptijd van deze regeling met twee jaren, derhalve tot 18 september 2013, althans tot een daarvóór gelegen tijdstip tijdens de verlenging waarop de belastingschuld met betrekking tot de huurtoeslag over 2009 en 2010 volledig zal zijn betaald, zulks met handhaving van alle tijdens de schuldsaneringsregeling geldende verplichtingen.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, L.J. de Kerpel-van de Poel en K.J. Haarhuis en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2011.