Home

Gerechtshof Arnhem, 01-03-2011, BP9054, 10/ 00399 en 10/00400

Gerechtshof Arnhem, 01-03-2011, BP9054, 10/ 00399 en 10/00400

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
1 maart 2011
Datum publicatie
25 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BP9054
Zaaknummer
10/ 00399 en 10/00400

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Chalet is een onroerende zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 10/ 00399 en 10/00400

uitspraakdatum: 1 maart 2011

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 22 juli 2010, nummers 09/4230 en 10/1522

in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van het object a-straat 1 te Q, per waardepeildatum 1 januari 2008, voor het kalenderjaar 2009, vastgesteld op € 82.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag rioolrecht voor het jaar 2009 vastgesteld op € 133.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 juli 2010 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2011 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord A, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom van een in het recreatiepark B gelegen stuk grond ter grootte van 279 m². Zij heeft op dit aan de a-straat 1 te Q gelegen perceel een stacaravan, model chalet met tuinhuis (hierna: het chalet) laten plaatsen. Het chalet met een inhoud van circa 140 m³ is voorzien van wielen en kan in beginsel worden verplaatst. Het wordt ondersteund door losse houten blokken. Rondom de onderzijde van het chalet zijn losse stenen geplaatst. Het chalet is aangesloten op water, gas, elektra, de tv-kabel en het telefoonnet. Vanuit het chalet wordt afvalwater afgevoerd op het rioolsysteem van het recreatiepark dat op zijn beurt weer uitmondt op het rioleringssysteem van de gemeente Barneveld.

2.2 De Ambtenaar heeft ter zake van het samenstel van de grond en het chalet een waardebeschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor het jaar 2009 afgegeven. In hetzelfde geschrift is de aanslag rioolrecht bekendgemaakt.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of de Ambtenaar bij de vaststelling van de WOZ-waarde van belanghebbendes onroerende zaak van een juiste objectafbakening is uitgegaan. Het geschil spitst zich toe op de vragen of het chalet is aan te merken als een onroerende zaak en vervolgens of ter zake van het chalet een opstalrecht is gevestigd. De hoogte van de door de Ambtenaar bepaalde waarde is niet in geschil.

Voorts is in geschil of de aanslag rioolrecht terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en – naar het Hof verstaat – tot vernietiging van de WOZ-beschikking wegens onjuiste objectafbakening en tevens tot vernietiging van de aanslag rioolrecht.

3.4 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Gelijk de Rechtbank heeft overwogen, dient voor de beantwoording van de vraag of het chalet onroerend is, te worden aangesloten bij de civielrechtelijke criteria daarvoor.

4.2 Een gebouw of werk kan duurzaam met de grond verenigd zijn in de zin van artikel 3:3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Staat vast dat een gebouw of werk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven dan is de technische mogelijkheid om het bouwsel te verplaatsen niet meer van belang. Bij de beantwoording van de vraag of een gebouw of een werk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer of degene in wiens opdracht het bouwwerk is aangebracht voor zover deze naar buiten kenbaar is (vgl. HR 31 oktober 1997, nr. 16404, NJ 1998, 97).

4.3 Het Hof is van oordeel dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat het chalet naar aard en inrichting was bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven en dat die bestemming naar buiten toe kenbaar was. Het Hof neemt die gronden over en maakt die tot de zijne. Het Hof is dan ook met de Rechtbank van oordeel dat het chalet is aan te merken als een onroerende zaak in de zin van artikel 3:3 BW. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep op dat punt nog heeft aangevoerd leidt niet tot een andere conclusie.

4.4 Belanghebbende heeft voorts met hetgeen zij in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat ter zake van het chalet een recht van opstal als bedoeld in artikel 5:101 BW is gevestigd. In het midden kan derhalve blijven wat daarvan voor de objectafbakening de gevolgen zouden zijn geweest.

4.5 Gelet hierop is het Hof met de Rechtbank van oordeel dat de Ambtenaar bij de vaststelling van de WOZ-waarde van belanghebbendes onroerende zaak van een juiste objectafbakening is uitgegaan.

4.6 Het Hof is voorts van oordeel dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de Ambtenaar belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag in de heffing van rioolrecht heeft betrokken. Het Hof neemt die gronden over en maakt die tot de zijne.

Het rioolrecht wordt ingevolge art. 5 van de verordening geheven naar een evenredig tarief van € 0,45 per m³ afgevoerd water, behoudens met betrekking tot de eerste 350 m³ afgevoerd water, waarvoor een vast tarief van € 133 geldt. Een zodanig tarief voor rioolrechten, geheven van de gebruikers van eigendommen, is, gelijk de Rechtbank heeft geoordeeld, niet onredelijk of willekeurig, en is evenmin in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Er is geen rechtsregel op grond waarvan het tarief gelijke tred zou moeten houden met de door de lozingen opgeroepen kosten (vgl. HR 24 september 2004, nr. 36 874 Belastingblad 2004/1325).

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. W.A.P. Nieuwenhuizen, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 1 maart 2011 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (R.A.V. Boxem)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.