Home

Gerechtshof Arnhem, 21-06-2011, BQ9856, 10-00444

Gerechtshof Arnhem, 21-06-2011, BQ9856, 10-00444

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
21 juni 2011
Datum publicatie
30 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9856
Zaaknummer
10-00444

Inhoudsindicatie

Algemeen.

Te late indiening bezwaarschrift. Verschoonbaarheid. Indiening elf weken na afloop detentie

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 10/00444

uitspraakdatum: 21 juni 2011

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z, Italië, (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 september 2010, nummer AWB 10/1059,

in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie, autoheffingen (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is voor het tijdvak 22 maart 2009 tot en met 21 juni 2009 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (aanslagnummer 779.79.588.Y9) ten bedrage van

€ 186 opgelegd, alsmede bij gelijktijdig met de aanslag bekend gemaakte beschikking een boete van € 22.

1.2 Op het tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 7 september 2010 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft op 30 september 2010 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Beide partijen hebben toestemming verleend het onderzoek ter zitting achterwege te laten. Het Hof heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

2. De vaststaande feiten

2.1 De naheffingsaanslag is gedagtekend 10 juni 2009. De Inspecteur heeft het daartegen gerichte, op 21 januari 2010 gedagtekende, bezwaarschrift op 25 januari 2010 ontvangen.

2.2 De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid

3.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. De dagtekening van het aanslagbiljet is 10 juni 2009. Gesteld noch gebleken is dat de naheffingsaanslag eerst na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is geëindigd op 22 juli 2009. Het bezwaarschrift is op 25 januari 2010 door de inspecteur ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.

3.2. Op grond van artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

3.3. Belanghebbende heeft in de procedure bij de Rechtbank aangevoerd dat hij in de periode van 6 juni 2009 tot en met 3 november 2009 gedetineerd heeft gezeten. Hij was niet in staat vanuit de gevangenis zelf zijn administratie te voeren. Zijn Italiaanse echtgenote verbleef in die periode bij zijn moeder. Voorts was voor zijn vertrek vanuit Italië naar Nederland niet bekend dat hij zou worden gedetineerd.

3.4. Belanghebbende heeft na zijn vrijlating uit detentie tot 21 januari 2010 gewacht met het opstellen en het vervolgens indienen van het onderhavige bezwaarschrift. Hij heeft daarvoor geen argumenten aangevoerd. Indien al zou moeten worden geoordeeld dat belanghebbende tijdens zijn detentie niet in staat was een bezwaarschrift in te dienen, dan kan van hem worden verwacht dat hij het bezwaarschrift indient zo spoedig als na afloop van die detentie redelijkerwijs mogelijk is. Door pas op 21 januari 2010, meer dan elf weken na afloop van de detentie, een bezwaarschrift in te dienen, terwijl niet is gesteld of gebleken dat hij dat redelijkerwijs niet eerder kon doen, heeft hij niet zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was een bezwaarschrift ingediend. Naar het oordeel van het Hof was belanghebbende in ieder geval toen in verzuim.

3.5. Gelet hierop, is het Hof van oordeel dat van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb geen sprake is.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.

4. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.A. Monsma en

mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 21 juni 2011 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (R.A.V. Boxem)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.