Home

Gerechtshof Arnhem, 16-08-2011, BR6630, 11-00114

Gerechtshof Arnhem, 16-08-2011, BR6630, 11-00114

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
16 augustus 2011
Datum publicatie
2 september 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BR6630
Zaaknummer
11-00114

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Woningaanpassing is niet geschied op medisch voorschrift. Geen ziektekostenaftrek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00114

uitspraakdatum: 16 augustus 2011

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de Inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem van 15 februari 2011, nummer AWB 10/1808, in het geding tussen

X te Z (hierna: belanghebbende)

en de Inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd en is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de heffingsrentebeschikking. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de berekende heffingsrente verminderd.

1.3. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de aanslag verminderd en bepaald dat de Inspecteur de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig vermindert.

1.4. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 18 februari 2011 ter griffie ingekomen en is aangevuld bij brief met bijlagen van 11 maart 2011.

1.5. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2011 te Arnhem. De Inspecteur is verschenen. Belanghebbende is daarvoor uitgenodigd bij aangetekende brief van 30 mei 2011 aan het laatstelijk bij het Hof bekende adres, doch zonder bericht niet verschenen. Uit de tot de stukken van het geding behorende ontvangstbevestiging blijkt dat deze uitnodiging op 31 mei 2011 aan het evenbedoelde adres is uitgereikt aan X, die voor ontvangst heeft getekend. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar een woning gekocht en verbouwd. In verband met de handicap van zijn dochter A heeft hij woningaanpassingen laten verrichten.

2.2. Met dagtekening 18 februari 2010 schrijft ergotherapeute B onder meer het volgende:

“ Via de ziektekostenverzekering zijn er een aantal voorzieningen aangevraagd om A thuis veilig te kunnen verzorgen en voor haar thuis een veilige omgeving te creëren. (…) Ouders zijn zeer blij met deze voorzieningen maar kunnen ten dele uit de voeten met deze voorzieningen. Het huis moest nog op verschillende punten worden aanpassen. Deze veranderingen werden niet vergoed door de WMO of ziektekostenverzekering. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

*) Om de aangepaste kamerstoel te kunnen gebruiken en A veilig te laten rondlopen hebben ouders alle drempels op de begane grond moeten verwijderen en muren moeten verplaatsen en/of verwijderd.

*) Het plaatsen van het aangepaste bed voor A lukt niet in de huidige slaapkamer van haar, ouders hebben hiervoor de muren moeten verzetten en/of verwijderd op de 1e verdieping.

*) A heeft de trapleuning aangegeten en ouders hebben deze vervangen voor een oneetbare trapleuning.

(…)

*) In verband met de slaapproblematiek (geen dag/nacht ritme), welke niet door medicatie in te stellen is, hebben ouders door de gehele woning rolluiken laten plaatsen.”

2.3. Met dagtekening 8 maart 2010 schrijft C, kinderarts-kinderneuroloog, onder meer het volgende:

“ Ouders hebben noodzakelijke woningaanpassingen moeten plegen waarvoor zij extra kosten hebben gemaakt. (…)

Onderstaand volgt een niet limitatieve opsomming van wat boven bedoeld is:

- rolluiken, omdat medicatie welke dag , nachtritme bij A moeten regelen onvoldoende werkzaam zijn.

- muren moesten worden verplaatst zodat er een bed met bedkooi geplaatst kon worden. (…)

- leuningen van hout moesten vervangen worden door ander materiaal omdat ze anders houtsplinters bijt.”

2.4. Belanghebbende heeft in zijn herziene aangifte van de verbouwingskosten een bedrag van € 18.400 aangemerkt als aftrekbare ziektekosten. Hij heeft in de procedure voor de Rechtbank een overzicht overgelegd waarin met de verbouwing samenhangende kosten zijn opgenomen die naar zijn mening gedeeltelijk als ziektekosten zijn aan te merken. Het als ziektekosten aan te merken bedrag is volgens dat overzicht € 20.700.

2.5. De Inspecteur heeft ter zake van de verbouwingskosten geen aftrek toegelaten.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of de onderhavige verbouwingskosten als buitengewone uitgaven in aftrek kunnen komen en, zo ja, tot welk bedrag. Belanghebbende stelt dat dat € 20.700 is. De Inspecteur stelt primair dat geen bedrag in aftrek kan komen, omdat de aanpassingen niet plaatsvonden op medisch voorschrift als bedoeld in artikel 20a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (tekst 2007; hierna: UBIB 2001). Subsidiair stelt de Inspecteur dat de kosten niet op belanghebbende drukken omdat hij daarvoor van de gemeente een vergoeding had kunnen krijgen. Meer subsidiair stelt de Inspecteur dat € 7.987,34 in aanmerking kan worden genomen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat in 2007 een hoger bedrag is betaald voor woningaanpassingen in verband met ziekte en/of invaliditeit.

3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan door de Inspecteur ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en primair en subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en meer subsidiair tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 30.076 + € 365 - € 7.987 =) € 22.454. Belanghebbende concludeert naar het Hof begrijpt tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 20a van het UBIB 2001 (thans artikel 6.17, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001) worden, voor zover hier van belang, tot de hulpmiddelen gerekend aanpassingen van een woning die vanwege een functiebeperking op medisch voorschrift zijn aangebracht. De Inspecteur betwist dat de onderhavige woningaanpassingen op medisch voorschrift hebben plaatsgevonden. De Inspecteur stelt zich in dit verband op het standpunt dat het medisch voorschrift moet zijn afgegeven voorafgaand aan de aanpassingen.

4.2. Belanghebbende stelt dat wel sprake is van een medisch voorschrift. Hij verwijst naar de hiervoor onder 2.2 en 2.3 aangehaalde brieven.

4.3. Het Hof leidt uit het zinsverband en het gebruik van het woord ‘voorschrift’ af dat aanpassingen als bedoeld in artikel 20a slechts op medisch voorschrift hebben plaatsgevonden indien dat medisch voorschrift is gegeven voordat de aanpassingen zijn uitgevoerd.

4.4. In het onderhavige geval is niet gesteld en ook niet gebleken dat voordat de aanpassingen hebben plaatsgevonden sprake was van een mondeling of schriftelijk gegeven voorschrift op basis waarvan de aanpassingen zijn uitgevoerd. Daaruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden die artikel 20a van het UBIB 2001 stelt voor aftrek. Het gelijk is aan de Inspecteur.

4.5. Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank een onjuiste beslissing genomen. Het Hof zal dan ook de uitspraak van de Rechtbank vernietigen en het beroep bij de Rechtbank ongegrond verklaren.

5. Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, en

- verklaart het beroep bij de Rechtbank ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.P.M. Kooijmans en P.L.M. van Gorkom, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 16 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (J. van de Merwe)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.