Home

Gerechtshof Arnhem, 30-08-2011, ECLI:NL:GHARN:2011:2094 BS1148, 11/00024

Gerechtshof Arnhem, 30-08-2011, ECLI:NL:GHARN:2011:2094 BS1148, 11/00024

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
30 augustus 2011
Datum publicatie
9 september 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BS1148
Zaaknummer
11/00024

Inhoudsindicatie

Algemeen.

Vertrouwensbeginsel. Inspecteur is bij vaststelling definitieve aanslag niet gebonden aan voorlopige aanslag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 11/00024

appellant : X (hierna: belanghebbende) te Z

verweerder in hoger beroep : de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de In-specteur)

uitspraak in eerste aanleg : van de rechtbank Arnhem van 28 december 2010, nummer AWB 10/1678 (hierna: de Rechtbank)

aangevallen beslissing : aanslag (nummer 01)

soort belasting: : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

jaar : 2007

onderzoek ter zitting : op 18 augustus 2011

waarbij verschenen : belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot alsmede de Inspecteur

gronden:

1. Aan belanghebbende is met dagtekening 15 maart 2007 een eerste voorlopige aan-slag (nummer 02) in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/premie VV) voor 2007 opgelegd, waarbij aan haar een bedrag van € 744 is uitbetaald. Aan de echtgenoot van belanghebbende zijn voor dat jaar een eerste – met dagtekening 15 januari 2007 – en een tweede voorlopige aanslag – met dagtekening 15 maart 2007 – opgelegd naar uit te betalen bedragen van € 10.247 respectievelijk € 2.293.

2. Op 26 maart 2008 hebben belanghebbende en haar echtgenoot aangiften IB/premie VV voor het jaar 2007 gedaan. In de aangiften hebben zij de negatieve inkomsten uit eigen woning berekend op € 30.591. Daarvan is € 1.500 aan belanghebbende toegerekend en – abusievelijk – € 30.591 aan de echtgenoot van belanghebbende.

3. Aan belanghebbende is met dagtekening 27 juni 2008 een – tweede – voorlopige aanslag IB/premie VV 2007 (nummer 03) opgelegd naar een uit te betalen bedrag van € 12.641 (inclusief heffingsrente). Daarbij is de Inspecteur abusievelijk – in afwijking van de aangifte – ervan uitgegaan dat bij belanghebbende € 30.591 ter zake van negatieve inkom-sten uit de eigen woning in aanmerking diende te worden genomen. Op het aanslagbiljet is benadrukt dat de aanslag voorlopig is en dat de definitieve aanslag kan afwijken van de voorlopige. Aan de echtgenoot van belanghebbende is naar aanleiding van de aangifte eveneens een voorlopige aanslag – de derde – opgelegd, waarbij eveneens een bedrag van € 30.591 aan negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking is genomen.

4. Bij het vaststellen van de onderhavige definitieve aanslag IB/premie VV 2007 heeft de Inspecteur de bij het vaststellen van de (tweede) aan belanghebbende opgelegde voorlo-pige aanslag IB/premie VV gemaakte fout inzake de negatieve inkomsten uit eigen woning hersteld. Hij heeft de bij belanghebbende in aanmerking te nemen negatieve inkomsten uit eigen woning beperkt tot het in de aangifte opgenomen bedrag van € 1.500. Dit heeft ertoe geleid dat belanghebbende een aanzienlijk bedrag diende terug te betalen aan de Belasting-dienst.

5. Het door belanghebbende in de procedure bij de Rechtbank gedane beroep op het vertrouwensbeginsel is door de Rechtbank verworpen. In hoger beroep herhaalt belangheb-bende haar standpunt, kort gezegd, dat de voorlopige aanslag IB/premie VV 2007 van 27 juni 2008 bij haar het vertrouwen heeft gewekt dat zij recht heeft op het in het kader van die aanslag uitbetaalde bedrag van € 12.641.

6. De aard en wijze van totstandkoming van een voorlopige aanslag brengen met zich dat een inspecteur bij het vaststellen van een definitieve aanslag in beginsel niet is gebon-den aan een aan die voorlopige aanslag ten grondslag liggend standpunt (vgl. HR 17 januari 2003, nr. 37463, LJN AF2996, BNB 2003/188). Voor een uitzondering op deze regel is te dezen geen plaats, reeds omdat belanghebbende de aangelegenheid van de aftrek van de negatieve inkomsten uit de eigen woning niet uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de Inspec-teur heeft voorgelegd. De omstandigheid dat de Inspecteur bij het vaststellen van de (twee-de) voorlopige aanslag (zelf) is afgeweken van de aangifte van belanghebbende maakt zulks niet anders. De door de Inspecteur bij het vaststellen van de voorlopige aanslag gemaakte fout met betrekking tot de negatieve inkomsten uit de eigen woning had belang-hebbende – gelijk de Inspecteur gemotiveerd in zijn pleitnota voor de Rechtbank heeft gesteld – naar het oordeel van het Hof immers redelijkerwijs, gelet op de in de onderdelen 1 tot en met 3 vermelde gang van zaken, aanstonds kenbaar kunnen en moeten zijn. Alsdan kan belanghebbende zich niet met vrucht op toepassing van het vertrouwensbeginsel beroe-pen. De handelwijze van de Inspecteur is – naar hij zelf erkent – weliswaar niet zorgvuldig geweest, maar zulks brengt niet mee dat de onderhavige – overeenkomstig de wet bereken-de – aanslag moet worden vernietigd dan wel verminderd. Wel vormt dit aanleiding de Inspecteur te gelasten de door belanghebbende voor de procedure bij de Rechtbank en de procedure in hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 152 te vergoeden.

7. De Rechtbank heeft terecht het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Het hoger beroep van belanghebbende faalt.

kosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, en

- gelast de Staat aan belanghebbende te vergoeden de door haar betaalde griffierechten van in totaal € 152.

Aldus gedaan op 30 augustus 2011 door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. P.M. van Schie, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.E. te Brake. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 augustus 2011

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.