Gerechtshof Arnhem, 30-08-2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BX5186 BT1706, 11-00029
Gerechtshof Arnhem, 30-08-2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BX5186 BT1706, 11-00029
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2011
- Datum publicatie
- 16 september 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2011:BT1706
- Zaaknummer
- 11-00029
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Stichting vervult binnen volkshuisvestingsgroep overkoepelende functie. Geen recht op anbi-status.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 11/00029
uitspraakdatum: 30 augustus 2011
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 december 2010, nummer AWB 09/1183,
in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is een beschikking gegeven waarbij haar verzoek om met toepassing van artikel 6:33, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet), te worden aangemerkt als een het algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi), is afgewezen.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 16 december 2010 ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2011 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur.
1.7 Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende is een stichting die onderdeel uitmaakt van A te Q. Tot A behoren ook Stichting B en de Stichting C (hierna: de Woningstichting). De kernactiviteiten van A liggen op het gebied van wonen, welzijn en zorg, en A richt zich daarbij voornamelijk op ouderen en (andere) zorgbehoevenden in Q. Bij het tot stand brengen van de huidige stichtingenstructuur binnen A in 1999, is een splitsing aangebracht tussen het vermogen en de werkzaamheden van een aantal instellingen die reeds gedurende vele eeuwen in Q werkzaam waren op het gebied van zorg en huisvesting. Het vermogen van de voormalige instellingen is daarbij ondergebracht in belanghebbende. De zorginstellingen, die toen reeds de rechtsvorm van de stichting hadden aangenomen, zijn (juridisch) gefuseerd tot Stichting B die binnen A de zorgfunctie vervult en door de Inspecteur is aangemerkt als anbi.
2.2 Belanghebbende vervult binnen A een overkoepelende functie. Een deel van haar personeel is (mede) werkzaam voor de overige onderdelen van A. De statuten van belanghebbende vermelden in artikel 2 het volgende doel:
“1. De stichting heeft ten doel:
a. het werkzaam zijn op het gebied van de volkshuisvesting;
b. het (doen) aanbieden van woon- en zorgvoorzieningen voor ouderen;
c. het beheren van het vermogen van de stichtingen […], alle gevestigd te Q, zolang deze stichtingen niet hebben opgehouden te bestaan.
2. De stichting beoogt niet het maken van winst.”.
2.3 Het beleidsplan van belanghebbende luidt voor de jaren 2008 – 2012 als volgt:
“1. Doelstelling
De stichting stelt zich een drietal doelen, te weten:
a. Het beheren van haar vermogen, afkomstig van de stichtingen […].
b. Het financieel ondersteunen van natuurlijke personen die behoefte hebben aan woon- en zorgvoorzieningen, verpleging en/of daarmee samenhangende diensten.
c. Het financieel ondersteunen van instellingen die bovengenoemde voorzieningen en diensten aanbieden, in het bijzonder Stichting B en de Woningstichting.
2. Werkzaamheden
Teneinde haar doelen te bereiken verricht de stichting de onderstaande werkzaamheden.
a. Het beheren van onroerende goederen door een rentmeester.
b. Het beheren van het vermogen door een thesaurier.
c. Het beoordelen van aanvragen.
3. Inkomsten
De stichting verkrijgt haar inkomsten uit diverse bronnen:
a. Rente uit vermogen
b. Pachtgelden
c. Opbrengsten uit verkopen
d. Schenkingen en giften
e. Subsidies
4. Vermogensbeheer
De thesaurier is beheerder van het vermogen onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de stichting.
5. Besteding van het vermogen
Het vermogen wordt besteed aan instellingen en natuurlijke personen, zoals de onder
1. genoemde doelstellingen.”
2.4 Volgens het financieel jaarverslag 2007 van belanghebbende heeft zij in 2007 een jaarresultaat behaald van € 1.564.000. Dit hoge resultaat is met name veroorzaakt door een eenmalige bate uit de verkoop van aandelen. De verlies- en winstrekening van belanghebbende over het jaar 2006 sloot met een batig saldo van € 216.000. De positieve resultaten zijn toegevoegd aan het eigen vermogen van eiseres.
2.5 Het eigen vermogen van belanghebbende bedroeg op 31 december 2006 € 28.131.000 en op 31 december 2007 € 29.695.000.
2.6 Belanghebbende heeft de eigendom van een aantal onroerende zaken waarvan de boekwaarde ultimo 2007 € 5.423.000 bedraagt. Deze onroerende zaken zijn verhuurd of verpacht. Belanghebbende heeft aan Stichting B diverse leningen verstrekt waarvan het restant ultimo 2007 - in totaal - € 1.616.648 bedraagt. Hiervan is € 660.881 niet opeisbaar, niet rentedragend en achtergesteld. Belanghebbende heeft in 1999 aan de Woningstichting een lening verstrekt waarop ultimo 2007 nog niet is afgelost. Alle leningen zijn (met uitzondering van de lening van € 660.881) onder zakelijke condities verstrekt. Voor het overige bestaan de bezittingen van belanghebbende uit effecten, vorderingen en liquide middelen.
2.7 Kosten die belanghebbende maakt voor rekening van de binnen A werkende stichtingen, worden doorbelast. In de jaarrekening van belanghebbende is bovendien, tot een bedrag van € 299.000, een vermindering van de kosten opgenomen wegens "Doorberekende lonen, salarissen en sociale lasten". In het jaar 2007 heeft belanghebbende volgens haar jaarrekening € 77.000 aan giften gedaan en in het jaar 2006 € 72.000. De giften in 2007 laten zich als volgt specificeren:
Subsidie Stichting D € 24.000
Bijdrage Stichting B € 35.000
Bijdrage Stichting B € 16.000
Kerstherberg € 1.000
Overig € 1.000
Totaal € 77.000
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of belanghebbende kan worden aangemerkt als een anbi. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur is de tegengestelde opvatting toegedaan.
3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur. Zij verzoekt het Hof de Inspecteur te gelasten haar alsnog bij beschikking als een anbi aan te merken met ingang van 31 maart 2008.
3.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001 wordt - voor zover hier van belang - onder een instelling verstaan, een door de inspecteur als zodanig aangemerkte, het algemeen nut beogende instelling. Op grond van artikel 41a, aanhef en onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: de URIB) geldt daarbij als eis - voor zover hier van belang - dat uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden blijkt dat de instelling het algemeen belang dient.
4.2 Het algemeen nut beogende instellingen zijn instellingen wier doelstelling een werkzaamheid betreft die op zichzelf rechtstreeks een algemeen belang raakt. Daarbij is niet slechts de statutaire doelstelling van belang maar ook hetgeen die instelling werkelijk nastreeft. Daarenboven kan een instelling slechts worden aangemerkt als het algemeen nut beogend, indien komt vast te staan dat met de door haar verrichte werkzaamheden het algemeen belang ten minste in gelijke mate als het particulier belang wordt gediend.
4.3 Hoewel tot het doel van belanghebbende behoort het werkzaam zijn op het gebied van de volkshuisvesting en het (doen) aanbieden van woon- en zorgvoorzieningen voor ouderen, zijn eigen activiteiten van belanghebbende in die richtingen in deze procedure niet gesteld of gebleken. Voor zover sprake is geweest van de inzet van (overtollig) personeel van belanghebbende ten behoeve van de andere tot A behorende stichtingen, is naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt dat zulks primair is geschied met het oog op de doelstelling van belanghebbende.
4.4 Belanghebbende beheert haar vermogen met behulp van een rentmeester en een thesaurier. Haar roerende en onroerende zaken in exploitatie, met een balanswaarde van bijna 5,8 miljoen euro, zijn verhuurd of verpacht aan derden tegen, naar moet worden aangenomen nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, marktprijzen. Belanghebbende heeft tot een bedrag van bijna 13 miljoen euro onder zakelijke condities uitgeleend aan de Woningstichting en de Stichting B. Een groot gedeelte van haar overige vermogen (7,5 miljoen euro) is belegd in kortlopende depositorekeningen. Met het voorgaande voldoet belanghebbende aan de derde doelstelling die in haar statuten is beschreven, maar naar het oordeel van het Hof is in zoverre geen sprake van een doelstelling die een werkzaamheid betreft die op zichzelf rechtstreeks een algemeen maatschappelijk belang raakt. Van het enkele beheren van vermogen en de werkzaamheden die daarmee zijn gemoeid kan niet worden gezegd dat daarmee primair het algemeen belang wordt gediend. Dat daarmee mogelijk wordt gemaakt dat andere instellingen die als een anbi kunnen worden aangemerkt, hun taken kunnen uitvoeren om hun doelstellingen te bereiken, maakt dat niet anders, nu dat geschiedt onder zakelijke voorwaarden en tegen marktprijzen. De werkzaamheden van belanghebbende moeten vanuit haar eigen perspectief worden bezien, ook in een geval als het onderhavige waarin, binnen A, sprake is van samenhangende stichtingen.
4.5 Uit het voorgaande vloeit voort dat ook wat betreft de feitelijke werkzaamheden van belanghebbende moet worden geoordeeld dat zij niet aannemelijk maakt dat daarmee het algemeen belang wordt gediend. Ook de bijdragen die belanghebbende levert aan de doelstellingen van de Stichting B en de Woonstichting (welke laatste stichting in een uitspraak van het Hof, nummer 11/00028, van heden eveneens is aangemerkt als een anbi) leiden niet tot een ander oordeel. De Inspecteur heeft in dat verband het standpunt ingenomen dat die bijdrage in 2007 slechts 4,9 percent is van het resultaat en in 2006 33 percent. In beroep heeft belanghebbende gesteld dat die bijdrage in de jaren 2007, 2008 en 2009 gemiddeld 82 percent bedraagt indien de eenmalige opbrengst uit aandelenverkoop niet wordt meegeteld, en 66 percent indien die opbrengst wel wordt meegeteld. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij, naast de hiervoor genoemde bedragen van € 77.000 (2007) en € 72.000 (2006), grote bedragen aan loonkosten, afschrijvingen en overige bedrijfslasten voor haar rekening heeft genomen ten behoeve van de Stichting B, en derhalve ten behoeve van de zorg, en, in geringe mate, ten behoeve van de Woonstichting. Aldus is sprake van bijdragen aan de zorg in natura. De Inspecteur heeft dit betwist. Hij stelt dat uit de door belanghebbende overgelegde bijlage op geen enkele wijze de juistheid van haar standpunt kan worden afgeleid dat het niet gaat om kosten van haarzelf, en dat thans iedere mogelijkheid om het gestelde te controleren, ontbreekt. Tegenover de betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende haar stelling niet aannemelijk gemaakt.
4.6 Naar het oordeel van het Hof maakt belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk dat zij het algemeen belang heeft gediend door meer dan 50 percent van haar opbrengst te besteden aan het ondersteunen van de Stichting B en de Woonstichting. In het midden kan dan blijven of belanghebbende met haar werkzaamheden op die grond primair het algemeen belang heeft gediend.
4.7 Het door belanghebbende overgelegde beleidsplan voor de periode 2008 - 2012 dat in dit verband in aanmerking moet worden genomen, leidt het Hof niet tot een ander oordeel. Met name kan niet worden geconcludeerd dat belanghebbende de in haar beleidsplan vermelde doelstellingen, behoudens het beheer van haar eigen vermogen, heeft gerealiseerd. Dat geldt evenzeer voor hetgeen is opgenomen onder "5 Besteding van het vermogen". In dit geding is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat, en hoe, belanghebbende haar vermogen, dat in de afgelopen jaren slechts is toegenomen, in het algemeen belang zal besteden aan natuurlijke personen en instellingen als genoemd in het beleidsplan.
4.8 Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het Hof belanghebbende niet worden aangemerkt als een anbi.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. J.B.H. Röben, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 30 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 augustus 2011
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.