Gerechtshof Arnhem, 25-10-2011, BU3510, 09-00449
Gerechtshof Arnhem, 25-10-2011, BU3510, 09-00449
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2011
- Datum publicatie
- 7 november 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2011:BU3510
- Zaaknummer
- 09-00449
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting.
Hoger beroep tegen nihil-aanslag en niet-bestreden verliesbeschikking is niet-ontvankelijk.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 09/00449
uitspraakdatum: 25 oktober 2011
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X BV, gevestigd te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 november 2009, nummer AWB 07/2753, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de vennootschapsbelasting (aanslagnummer 01.V.02), dagtekening 25 juni 2005, opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 31.144 negatief.
1.2 Belanghebbende heeft bij brief van 2 juli 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 november 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.5 De Inspecteur heeft het Hof op 23 februari 2011 kopieën verzonden van uitspraken van de Rechtbank van 15 juni 2010 betreffende – onder meer – aan belanghebbende opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2000 en 2001 alsmede daarmee verband houdende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente (nrs. AWB 07/2751 en AWB 07/2752).
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2011 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord de Inspecteur. Namens belanghebbende is, met voorafgaande kennisgeving aan het Hof, niemand verschenen.
1.7 Het hoger beroep van belanghebbende is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van A BV (rolnummer 09/00450).
1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.9 Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzitter besloten dat het vooronderzoek wordt heropend en heeft het Hof schriftelijk vragen gesteld aan belanghebbende. Belanghebbende heeft daarop een schriftelijke reactie gegeven. Het Hof heeft de Inspecteur vervolgens in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Nadat partijen daartoe toestemming hebben verleend (artikel 27j, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht), heeft het Hof bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. De vaststaande feiten
2.1 Aan belanghebbende is een aangiftebiljet vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 uitgereikt. De aangifte is op 29 april 2005 bij de belastingdienst binnengekomen. De aanslag is op 25 juni 2005, conform de aangifte, vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 31.144 negatief. Het aanslagnummer is 01.V.02.
2.2 Blijkens het bij de Rechtbank ingediende beroepschrift van 2 juli 2007, met als bijlage een kopie van een brief aan de Inspecteur van 5 juni 2007, richt het beroep zich tegen een uitspraak op bezwaar van 21 mei 2007 betreffende de aanslag met het onder 2.1 genoemde aanslagnummer. Belanghebbende heeft die uitspraak op bezwaar niet overgelegd.
2.3 Bij brief van 12 juli 2007 heeft de Rechtbank belanghebbende verzocht om uiterlijk binnen vier weken een kopie van de uitspraak op bezwaar toe te sturen. In reactie daarop heeft belanghebbende bij brief van 24 september 2007 aan de Rechtbank medegedeeld geen nadere motivering toe te voegen aan het dossier. De gevraagde kopie van de uitspraak op bezwaar is niet overgelegd.
2.4 Op 2 oktober 2007 heeft de Rechtbank aan belanghebbende een herhaald verzoek gedaan om binnen vier weken onder meer een kopie van de uitspraak op bezwaar te overleggen. In de brief met dagtekening 8 oktober 2007 heeft belanghebbende het volgende vermeld:
‘Op 5 juli en 24 september zijn de beroepschriften nader gemotiveerd en de uitspraken op bezwaar naar u verzonden.’
De brief van 24 september 2007 is opnieuw bijgevoegd, wederom zonder de gevraagde uitspraak op bezwaar.
2.5 De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 november 2009 geconcludeerd dat belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2003. Zij heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.
2.6 Uit een uitspraak van de Rechtbank van 15 juni 2010, nrs. AWB 07/2751 en AWB 07/2752, betreffende beroepen van belanghebbende tegen uitspraken op bezwaar betreffende de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2000 en 2001 volgt dat belanghebbende ook voor wat betreft het onderhavige jaar 2003 een compromis heeft bereikt met de Inspecteur. Daarin is terzake – voor zover hier van belang – de volgende overweging opgenomen:
‘Partijen hebben ter zitting een compromis gesloten met de volgende inhoud:
? De belastbare bedragen voor de jaren 2000, 2001, 2002 en 2003 worden vastgesteld op nihil. Het compensabele verlies van eiseres bedraagt per 1 januari 2004 nihil.
? (…)
De rechtbank zal voor wat betreft de jaren 2000 en 2001 dienovereenkomstig beslissen. (…) Omdat de jaren 2002 en 2003 geen onderdeel uitmaken van deze procedure kan de rechtbank hierover ook geen formele beslissing nemen. Verweerder zal voor deze jaren ambtshalve uitvoering aan dit compromis moeten geven. Hetzelfde geldt voor het vaststellen van het compensabele verlies van eiseres per 1 januari 2004 op nihil.
(…)’
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of belanghebbende in haar (hoger) beroep betreffende de aanslag vennootschapsbelasting 2003 kan worden ontvangen.
3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vaststelling van de aanslag vennootschapsbelasting 2003 overeenkomstig de ingediende aangifte op € 31.144 negatief.
3.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid hoger beroep
4.1 Het hoger beroep van belanghebbende heeft betrekking op een nihilaanslag. Een uitspraak op het hoger beroep kan belanghebbende niet in een gunstiger positie brengen dan waarin zij al verkeerde. Nu belanghebbende bijgevolg geen belang heeft bij een uitspraak op haar hoger beroep, zal het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4.2 In de onderhavige aanslag ligt besloten de beslissing van de Inspecteur om een beschikking te geven waarbij op de voet van artikel 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 het verlies is vastgesteld op € 31.144. Het hoger beroep moet worden geacht mede daartegen te zijn gericht. Belanghebbende heeft aangevoerd dat het verlies in het onderhavige jaar moet worden vastgesteld op laatstgenoemd bedrag. Bij het hoger beroep inzake de verliesvaststellingsbeschikking heeft zij derhalve evenmin een belang. Het Hof zal het hoger beroep in zoverre eveneens niet-ontvankelijk verklaren.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Ettema, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
De beslissing is op 25 oktober 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(C.E. te Brake) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 oktober 2011
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.