Home

Gerechtshof Arnhem, 01-11-2011, BU4065, 10/00453, 10/00454, 10/00455, 10/00456, 10/00457

Gerechtshof Arnhem, 01-11-2011, BU4065, 10/00453, 10/00454, 10/00455, 10/00456, 10/00457

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
1 november 2011
Datum publicatie
11 november 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BU4065
Zaaknummer
10/00453, 10/00454, 10/00455, 10/00456, 10/00457

Inhoudsindicatie

Loonbelasting.

Schending administratieplicht door beveilingsbedrijf. Omkering bewijslast. Looncorrecties zijn terecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 10/00453, 10/00454, 10/00455, 10/00456, 10/00457

uitspraakdatum: 1 november 2011

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem van 9 september 2010, nummers AWB 08/5215, 08/5216, 08/5869, 08/5871 en 08/5872, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd over het tijdvak 1 maart 2003 tot en met 31 december 2005. Voorts is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 30 april 2006.

1.3. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de heffingsrentebeschikking. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd.

1.4. Aan belanghebbende zijn aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2003, 2004 en 2005. Deze aanslagen impliceren beschikkingen waarbij de verliezen voor deze jaren op nihil zijn vastgesteld. Voorts is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.

1.5. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, de verliesvaststellingsbeschikkingen en de heffingsrentebeschikkingen. Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslagen verminderd tot nihil, voor elk van de jaren verliezen vastgesteld en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd.

1.6. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen niet-ontvankelijk verklaard, het beroep voor het overige gegrond verklaard, de naheffingsaanslagen verminderd, de Inspecteur opgedragen de verliesvaststellingsbeschikkingen vast te stellen en de heffingsrentebeschikkingen te verminderen.

1.7. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 18 oktober 2010 ter griffie ingekomen en is aangevuld bij brief van 20 december 2010.

1.8. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9. Van belanghebbendes gemachtigde zijn per fax op 28 juli 2011 en per brief op 29 juli 2011 nadere stukken ontvangen. Deze zijn op 29 juli 2011 in kopie doorgezonden aan de Inspecteur.

1.10. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2011 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door X Y en zijn gemachtigde, evenals de Inspecteur. Ter zitting zijn A en B gehoord als getuigen. Van de zitting is een proces verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende drijft sinds 1 maart 2003 onder de naam “X” een beveiligingsbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. De werkzaamheden bestaan uit het beveiligen van personen, het verrichten van surveillancediensten, het leveren van portiers voor de horeca, alsmede het incidenteel verrichten van chauffeursdiensten. De partner van belanghebbende, Y, is eveneens werkzaam binnen de onderneming. Zij verricht met name administratieve werkzaamheden.

2.2. Belanghebbende heeft met het personeel dat voor hem werkzaam is, geen arbeidsovereenkomsten afgesloten. Voor de personele bezetting maakte belanghebbende onder meer gebruik van uitzendkrachten via drie uitzendbureaus. Deze uitzendbureaus verleenden zogenoemde pay-roll dienstverlening aan belanghebbende. Het uitzendbureau sloot daartoe met belanghebbende een overeenkomst betreffende payrolling.

2.3. Personeel dat belanghebbende in dienst wilde nemen, sloot met het uitzendbureau een arbeidsovereenkomst. Belanghebbende zorgde ervoor dat het uitzendbureau over de benodigde gegevens van de betreffende arbeidskracht beschikte. Belanghebbende bepaalde ook hoeveel het personeel ging verdienen en waar zij werkzaamheden moesten verrichten. Belanghebbende gaf per personeelslid het aantal gewerkte uren door aan het uitzendbureau. Het uitzendbureau zorgde voor de loonbetalingen en deed aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen voor de betreffende personeelsleden. Ziek- en betermeldingen verliepen via belanghebbende, het verwerken daarvan via het uitzendbureau.

2.4. C verrichtte in 2003, 2004 en 2005 werkzaamheden in dienstbetrekking tot belanghebbende. Belanghebbende betaalde hem € 12,50 netto per uur. Belanghebbende heeft deze betalingen niet in de (kas)administratie van zijn onderneming vermeld. Evenmin heeft hij daarop loonheffing ingehouden. Hij heeft ook geen loonadministratie bijgehouden.

2.5. In augustus 2005 is bij de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (hierna: SIOD) een anonieme melding gedaan waarin onder meer is gemeld dat belanghebbende personeel inhuurt, terwijl dit personeel in werkelijkheid bij hem in loondienst werkzaam is. Naar aanleiding van deze melding is de SIOD een onderzoek gestart. De SIOD heeft onder meer geconstateerd dat belanghebbende aan personeel hogere vergoedingen betaalde (hierna: bijbetalingen) en dat het personeel meer uren werk verrichtte (hierna: zwarte uren) dan door belanghebbende aan het uitzendbureau werd doorgegeven. De bijbetalingen en de beloning voor de zwarte uren betaalde belanghebbende rechtstreeks contant aan de personeelsleden.

Belanghebbende heeft tegenover de SIOD onder meer het volgende verklaard:

“(blz. 29 van het SIOD-rapport) Het was de bedoeling om mijn personeel uit te betalen via dat pay-rollbedrijf. Daarnaast heb ik het personeel dat bij mij in dienst was nog extra betaald. Dus naast het uurloon heb ik mijn personeel nog zwart bijbetaald of volledig uitbetaald. (…) Ik heb zelf personeel in dienst gehad. Zo is C bij mij in dienst geweest. (…) Ik ontving zwarte omzet van mijn opdrachtgevers (…). Met dit zwarte geld betaalde ik mijn personeel weer uit. (…) (blz. 31) Als ik dat personeel heb aangenomen stuur ik ze naar Flexconnect of Tafel Twee en worden ze daar ingeschreven. (…) Ik spreek dan geen brutoloon af. Ik heb vooraf al met de nieuwe werknemer afgesproken wat hij of zij netto gaat verdienen. (…) (blz. 32) Op een bepaald moment was het wekelijks standaard dat er bij diverse opdrachtgevers standaard een aantal uren in rekening werden gebracht, terwijl ik en Elles wisten, dat er meer uren waren gemaakt. Elles wist dan ook dat de rest van de uren niet op de factuur moesten worden vermeld en dat de opdrachtgever deze zwart aan mij uitbetaalde. (…) Het zwarte gedeelte, de uren die ik zwart ontving van de opdrachtgever en dus ook zwart betaalde aan mijn personeel, gaf ik uiteraard niet door aan het uitzendbureau. (…) (blz. 36) Ik werk elke vrijdag en zaterdagavond meestal 5 en een half uur als portier aan de deur van een kroeg. Ik werk elk weekend. Daarnaast ben ik altijd bij evenementen aanwezig. (…) “X” heeft per jaar 7 tot 8 evenementen per jaar. (…) Ik denk dat ik toch wel gedurende 20 dagen per jaar en dan gemiddeld 6 tot 7 uren per dag. (…) (blz. 37) De ene keer was het “helft wit helft zwart”, maar er kon net zo goed een andere verhouding zijn. (…) Ik weet dat echter niet meer precies. Ik heb dat allemaal niet goed bijgehouden. Ik kan wel zeggen dat ik geklooid heb met de zwarte betalingen aan mijn personeel. (…) (blz. 38) Nu ik alles heb doorgenomen en alles nog eens bekijk is het zo dat ik gemiddeld tussen de 30% en 40% zwart factureerde aan de horeca. (…) (blz. 39) De horeca-uren worden door mij gefactureerd à € 32,50 en de reguliere uren overdag voor € 24,50 en ’s nachts voor € 30, . De “zwarte” uren, die ik niet factureer, reken ik af à € 25, per uur. (…) (blz. 41) Daarnaast heb ik het personeel dat bij mij in dienst was nog extra betaald. Dus naast hun uurloon heb ik mijn personeel nog zwart bijbetaald of volledig uitbetaald. (…) (blz. 42) De doorsnee horecaportier komt bij mij en vraagt dan aan mij wat ze netto van mij kunnen beuren. Zij kunnen dan van mij € 13,50 netto ontvangen. (…) Alles wat het personeel te weinig ontvangt van het uitzendbureau betaal ik zwart bij aan mijn personeel. Ik betaal dus zowel bij horecapersoneel als regulier personeel zwart bij (…). Daarnaast kwam het voor dat er personeel was dat via het uitzendbureau werkte waarvan ik een paar uur via het uitzendbureau liet betalen en een paar uur werd dan door mij in zijn geheel zwart uitbetaald. (…) Ook waren er werknemers bij die ik in zijn geheel zwart uitbetaalde. (…) (blz. 43) Ik betaalde het loon zwart uit. Dan ga je toch geen loonadministratie voeren. Ook werd het loon niet verantwoord in de kasadministratie. ”

Y voornoemd heeft aan de SIOD onder meer het volgende verklaard:

“(blz. 13) Ik kan moeilijk aangeven hoeveel uren ik in de week besteed aan regulier werk. Ik vervang af en toe mensen en wanneer het mij uitkomt. Ook ga ik wel eens aan het werk omdat het een leuk werk is. Ook ga ik af en toe mee werken in de horeca, maar dat is dan puur omdat het leuk is. (…) (blz. 29) “X” heeft dus personeel in dienst. Het loon wordt geheel zwart uitbetaald of het zijn zwarte bijbetalingen. Dit personeel is dus nooit aangemeld bij het UWV en dat is logisch want zwart personeel kun je dus niet aanmelden, dat zou dom zijn. (…) Alleen vanaf het begin zijn lonen geheel zwart of gedeeltelijk zwart betaald. (…) Het was zo dat X met verschillende opdrachtgevers afspraken had over de betaling van de werkzaamheden. Waarbij een gedeelte “wit” werd gefactureerd en een gedeelte “zwart” werd bijbetaald. Met “zwart” bedoel ik dat er geen belasting wordt betaald en dat deze betalingen buiten de boekhouding wordt gehouden. (…) (blz. 32) Ik bel dan zelf ook naar het uitzendbureau en zeg dat degene € 10, netto per uur mag verdienen. Als de sollicitant zegt dat hij meer wil verdienen dan wordt dat uurloon door ons opgehoogd naar € 13,50. Dus die € 3,50 betalen we gewoon “zo” bij. Met “zo” bedoel ik “zwart” bijbetaald. (…) (blz. 39) De zwarte uren werden doorgaans afgerekend tegen een tarief van € 25, . Deze tarieven hebben wij eigenlijk altijd, dus vanaf 2003, zo gehanteerd. (…) (blz. 44) Je kunt dus zien dat de uren die wij opgeven bij het uitzendbureau bijbetalen à € 3,50 en dat we daarnaast de zwarte uren uitbetalen tegen € 13,50 per uur. ”

M.H.G. Peeters (portier) verklaarde als getuige onder meer:

“(blz. 40) Hij bood mij vervolgens € 13,50 per uur. (…) Toen ik mijn eerste loonstrook kreeg van Werkwijzer was ik verrast. Ik zag namelijk dat ik geen € 13,50 netto per uur ontving, zoals afgesproken met X, maar € 10, bruto per uur wat neerkwam op ongeveer € 7,50 netto per uur. Ik ben toen naar X gegaan en die vertelde mij dat hij mij het verschil tussen die € 7,50 van het uitzendbureau en het afgesproken bedrag van € 13,50 per uur bij zou passen. Ik kreeg dit “zo” in het handje. (…) In werkelijkheid beurde ik meer loon dan op die loonstroken staat vermeld. X betaalde het meerdere dus zwart uit.”

2.6. T.L. Harlé (portier) verklaarde als getuige onder meer: “(blz. 40) Ik had met X dus een netto uurloon afgesproken. (…) Toen ik mijn tweede loonstrook kreeg van Flexconnect bleek het loon weer niet te kloppen. Weer heb ik X gezegd dat het niet klopte. (blz. 41) X heeft mij toen gezegd dat hij het verschil wel zou betalen. Het is dus zo dat ik door X contant het verschil in loon kreeg uitbetaald.”

2.7. Belanghebbende is bij vonnis van 11 oktober 2007 strafrechtelijk veroordeeld door de rechtbank in Arnhem voor - onder meer - valsheid in geschrifte en het opzettelijk niet en niet juist doen van aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen. De veroordeling voor het niet of niet juist doen van aangifte betreft de periode van 1 maart 2003 tot en met 17 mei 2006. Belanghebbende heeft geen hoger beroep tegen dit vonnis aangetekend.

2.8. Naar aanleiding van het SIOD-rapport heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de ingeleende arbeidskrachten bij belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam zijn en dat belanghebbende daarom als inhoudingsplichtige moet worden aangemerkt. De SIOD heeft een nadeelberekening gemaakt. Verweerder heeft deze nadeelberekening als uitgangspunt gehanteerd bij het opleggen van onderhavige (naheffings)aanslagen.

2.9. In de bezwaarfase heeft verweerder naar aanleiding van door belanghebbende ingebrachte stukken over het aantal gewerkte uren de naheffingsaanslagen verminderd. De Inspecteur is er daarbij van uitgegaan dat belanghebbende in de tijdvakken waarop de in geschil zijnde naheffingsaanslagen betrekking hebben 28.164 uren bewaking heeft geleverd. Van deze uren zijn er 8.869 via de uitzendbureaus verloond, 872 uur hebben betrekking op door C verrichte werkzaamheden. Van de overblijvende (28.164 – 8.869 – 872 =) 18.423 uren zijn er volgens de Inspecteur 519 door stagiairs onbetaald verricht en 4.392 door belanghebbende en Y. Daaruit trekt de Inspecteur de conclusie dat over 13.512 uren belanghebbende buiten zijn boekhouding om bewakers heeft betaald. Uitgaande van een beloning van € 13,50 per uur, heeft belanghebbende € 182.412 beloning betaald. De Inspecteur heeft dit aangemerkt als nettoloon en op basis van eindheffing naheffingsaanslagen opgelegd, berekend naar het tabeltarief (artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 1°, en derde lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet)).

2.10. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 maart 2003 tot en met 31 december 2005 verminderd tot € 194.866, als volgt te specificeren:

2003

Loon over zwarte uren 13% van € 182.412 € 23.714

C 160 uren à € 12,50 € 2.000

€ 25.714 x 131,2% € 33.736.77

2004

Loon over zwarte uren 24% van € 182.412 € 43.779

C 416 uren à € 12,50 € 5.200

totaal € 48.979 x 129,7% € 63.525,76

2005

Loon over zwarte uren 39% van € 182.412 € 71.141

C 296 uren à € 12,50 € 3.700

totaal € 74.841 x 130,4% € 97.592,66

afrondingsverschillen € 10,81

naheffing € 194.866,00

2.11. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 30 april 2006 verminderd tot € 47.412, als volgt te specificeren:

loon over zwarte uren 24% van € 182.412 € 43.779 x 108,3% € 47.412

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen te hoog zijn. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat het hoger beroep zich slechts richt tegen de beslissingen van de Rechtbank met betrekking tot de naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de daarmee samenhangende heffingsrente.

3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en overigens overeenkomstig zijn conclusie in eerste aanleg. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Niet in geschil is dat C in 2003, 2004 en 2005 werkzaamheden in dienstbetrekking voor belanghebbende heeft verricht en dat belanghebbende aan hem loon heeft betaald van € 12,50 netto per uur. Belanghebbende heeft een opgaaf aan de Inspecteur verstrekt (bijlage 11 bij het verweerschrift van de Inspecteur in eerste aanleg) waarin is vermeld dat C 838,75 uren voor hem heeft gewerkt. Belanghebbende heeft deze betalingen niet in de (kas)administratie van zijn onderneming vermeld. Evenmin heeft hij daarop loonheffing ingehouden. Hij heeft ook geen loonadministratie bijgehouden.

4.2. Ook is niet in geschil dat belanghebbende een gedeelte van de omzet contant heeft ontvangen en deze ontvangsten niet heeft vermeld in de administratie van zijn onderneming. Ook reeds in 2003 is een aantal malen omzet niet verantwoord in het kasboek, zo heeft belanghebbende verklaard tegen de SIOD (zie blz. 76 van het proces-verbaal). Y heeft verklaard (blz. 39) dat vanaf het begin van de onderneming in 2003 zwarte uren voor € 25 werden afgerekend. Daaruit leidt het Hof af dat ook reeds in 2003 niet de volledige omzet werd verantwoord.

4.3. Voorts is niet in geschil dat belanghebbende aan bewakers die voor hem werkten bedragen contant heeft betaald naast het door het uitzendbureau betaalde loon. Volgens de hiervoor genoemde bijlage 11 betreft dit 567 uren. Deze betalingen zijn niet vermeld in de (kas)administratie van de onderneming van belanghebbende. De Inspecteur heeft gesteld dat deze betalingen plaatsvonden in het gehele tijdvak waarop de naheffingsaanslagen betrekking hebben. Belanghebbende heeft dat betwist en gesteld dat deze betalingen slechts plaatsvonden vanaf 2005. Voor die stelling is geen steun te vinden in de verklaring in het SIOD-rapport. Integendeel. Daaruit blijkt dat ook reeds in 2003 zwarte omzet werd gerealiseerd (zie hiervoor onder 4.2), terwijl belanghebbende heeft verklaard de zwarte omzet aan te wenden voor uitbetaling van personeel (blz. 29).

4.4. Verder staat vast dat de bewakers die voor belanghebbende werkten meer uren hebben gewerkt dan aan het uitzendbureau werd doorgegeven en dat belanghebbende hen voor deze uren contant heeft betaald. Volgens de hiervoor genoemde bijlage 11 is in totaal € 5.644 bijbetaald. Deze betalingen zijn niet vermeld in de (kas)administratie van de onderneming van belanghebbende.

4.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat belanghebbende in de tijdvakken waarop de in geschil zijnde naheffingsaanslagen betrekking hebben geen juiste kasadministratie heeft bijgehouden. Voorts heeft belanghebbende ten onrechte geen loonadministratie gevoerd voor – in elk geval – het aan C betaalde loon. Belanghebbende heeft daardoor niet voldaan aan de administratieplicht. Naar het oordeel van het Hof zijn deze gebreken zo omvangrijk en ernstig dat zij rechtvaardigen dat de bewijslast wordt omgekeerd. Daaraan doet niet af dat belanghebbende – naar hij stelt – redelijkerwijs kon menen dat de andere bewakers dan C niet tot hem in dienstbetrekking stonden, aangezien ook in dat geval de betalingen in de kasadministratie moeten worden vermeld. Het hoger beroep moet derhalve ongegrond worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (artikel 27e en artikel 27j, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).

4.6. Belanghebbende heeft in hoger beroep betwist dat de arbeidskrachten die arbeid verrichten buiten de aan de uitzendbureaus doorgegeven uren, dat deden in dienstbetrekking tot belanghebbende. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende met deze arbeidskrachten was overeengekomen dat zij gedurende deze uren arbeid zouden verrichten volgens de door belanghebbende te geven aanwijzingen en dat belanghebbende hen daarvoor zou betalen. Belanghebbende heeft in elk geval het tegendeel niet aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken. Deze overeenkomst is naar het oordeel van het Hof een arbeidsovereenkomst. Belanghebbende had op de desbetreffende lonen loonheffing moeten inhouden en deze moeten afdragen. Nu dat niet is gebeurd, heeft de Inspecteur terecht deze loonheffing nageheven.

4.7. De in geding zijnde naheffingsaanslagen zijn, na vermindering door de Rechtbank, berekend op de wijze zoals hiervoor onder 2.13 en 2.14 vermeld. Belanghebbende heeft gesteld dat de naheffingsaanslagen te hoog zijn.

4.8. Belanghebbende stelt dat uit de agenda’s blijkt dat het totaal door ingeleende werknemers en C extra gewerkte uren 4.250 moet zijn geweest (pln rb 4.10). Voorts zijn volgens hem slechts 565 of 567 uren volledig zwart betaald. De Inspecteur betwist dat de agenda’s en de opsomming door belanghebbende een juist en volledig beeld geven van het aantal gewerkte uren. Belanghebbende heeft dienaangaande geen nader bewijs bijgebracht. Belanghebbende heeft zijn standpunt naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt, laat staan de juistheid ervan doen blijken.

4.9. Voorts stelt belanghebbende dat de Inspecteur bij de berekening van de hoogte van de naheffingsaanslagen is uitgegaan van te lage aantallen door belanghebbende en Y gemaakte uren. Belanghebbende stelt dat dit 5.710 uren zijn. De Inspecteur is aanvankelijk ervan uitgegaan dat belanghebbende en Y tezamen op jaarbasis 1.000 uren bewakingswerk hebben verricht, ofwel 3.075 uren in de tijdvakken waarop de in geschil zijnde naheffingsaanslagen betrekking hebben. Dat stemt overeen met de verklaringen die zij dienaangaande tegenover de SIOD hebben afgelegd. Naar aanleiding van de bezwaren van belanghebbende is de Inspecteur nadien ervan uitgegaan dat belanghebbende en Y 4.392 bewakingsuren hebben gemaakt. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken, dat de Inspecteur te weinig uren in aanmerking heeft genomen. Naar het oordeel van het Hof is het uitgangspunt van de Inspecteur redelijk. De omstandigheid dat belanghebbende in latere jaren zelf meer uren zou hebben gemaakt, brengt niet mee dat hij dat in de onderhavige jaren ook heeft gedaan.

4.10. Voorts stelt belanghebbende dat de Inspecteur bij de berekening van de hoogte van de naheffingsaanslagen is uitgegaan van te lage aantallen door stagiair(e)s gemaakte uren. Zie onderdeel 4 pleitnota voor de Rechtbank. De Inspecteur heeft aanvankelijk hiervoor geen uren in aanmerking genomen. Naar aanleiding van de bezwaren van belanghebbende is de Inspecteur nadien ervan uitgegaan dat stagiair(e)s onbetaald 519 uren arbeid hebben verricht. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken, dat de Inspecteur te weinig uren in aanmerking geen genomen. Naar het oordeel van het Hof is het uitgangspunt van de Inspecteur redelijk.

4.11. Belanghebbende stelt nog (onderdelen 4.6 tm 4.8 pleitnota Rechtbank) dat C niet 872 uren, zoals de Inspecteur stelt, maar slechts 839 uren voor belanghebbende heeft gewerkt. Dat kan evenwel niet leiden tot vermindering van de naheffingsaanslag, omdat de uren die C minder heeft gemaakt (à 12,50 netto) dan door andere werknemers (à 13,50 netto) zijn gemaakt. Het totale aantal gewerkte uren staat immers vast.

4.12. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur ten onrechte ervan is uitgegaan dat de uitbetaalde bedragen als nettoloon zijn te beschouwen. Het Hof begrijpt dat belanghebbende bedoelt te stellen dat de Inspecteur de naheffingsaanslagen ten onrechte heeft berekend op basis van het tabeltarief en niet het enkelvoudige tarief op grond van artikel 31, derde lid, tweede volzin van de Wet. De Inspecteur heeft daartegenover gesteld dat belanghebbende steeds heeft bedoeld nettolonen uit te betalen. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij de belasting en premie later dan bij de uitbetaling van het loon voor zijn rekening heeft genomen. Het Hof acht op grond van de hiervoor onder 2.5 tot en met 2.8 aangehaalde verklaringen juist aannemelijk dat belanghebbende met de bewakers steeds nettoloonafspraken heeft gemaakt.

4.13. Uit het vorenoverwogene volgt dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de in geding zijnde naheffingsaanslagen, na vermindering door de Rechtbank, te hoog zijn. Ook acht het Hof de berekeningen en de daarbij gehanteerde uitgangspunten die ten grondslag liggen aan deze naheffingsaanslagen, redelijk.

4.14. Belanghebbende heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel. Hij wijst erop dat hij en de Inspecteur nadat de Rechtbank uitspraak had gedaan overleg hebben gevoerd en hebben onderhandeld over een mogelijk te sluiten vaststellingsovereenkomst. Hij stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur bij hem het vertrouwen heeft gewekt te zullen overgaan tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst en dat de Inspecteur gehouden was de onderhandelingen voort te zetten. De Inspecteur wijst er daartegenover op dat hij belanghebbende een aanbod heeft gedaan, maar dat belanghebbende dat van de hand heeft gewezen. Voorts betwist de Inspecteur dat hij het vertrouwen heeft gewekt dat hij instemde met de door belanghebbende gepresenteerde gegevens.

4.15. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur vertrouwen heeft gewekt dat een compromis zou worden bereikt als door belanghebbende gewenst. Dat belanghebbende niet tevreden was met het aanbod dat de Inspecteur heeft gedaan, is immers eigen aan onderhandelingen. De Inspecteur was naar het oordeel van het Hof niet gehouden nog een nader aanbod te doen.

4.16. Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank een juiste beslissing genomen. Het Hof zal dan ook de uitspraak van de Rechtbank bevestigen.

4.17. Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente (zie Hoge Raad 27 november 2009, nr. 07/13621, LJN BJ7907). Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond.

5. Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.

6. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.P.M. Kooijmans en M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

De beslissing is op 1 november 2011 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (J. van de Merwe)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 november 2011.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.