Home

Gerechtshof Arnhem, 24-01-2012, BV2724, 11-00542

Gerechtshof Arnhem, 24-01-2012, BV2724, 11-00542

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
24 januari 2012
Datum publicatie
3 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BV2724
Zaaknummer
11-00542

Inhoudsindicatie

Leges.

Berekening leges voor gedoogbeschikking ‘permanent wonen’ is terecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00542

uitspraakdatum: 24 januari 2012

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 juni 2011, nummer SBR 10/3678, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Manager Publiek van de gemeente Rhenen (hierna: de Ambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij schriftelijke kennisgeving de dato 2 augustus 2010 een bedrag van € 800 gevorderd aan “Leges gedoogbeschikking” voor het permanent bewonen van een recreatieverblijf.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 23 september 2010 het gevorderde bedrag gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het gerechtshof te Amsterdam heeft het hoger beroep ter behandeling doorgezonden naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof). De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2011 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Ambtenaar.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende woont sinds 1997 met zijn gezin in een recreatiewoning op recreatiepark A te Z. Hij staat sindsdien ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente Rhenen. Tot 2010 werd het permanent bewonen van recreatiewoningen gedoogd door de gemeente Rhenen. Vanaf 2010 wordt dit slechts nog gedoogd indien de bewoners in het bezit zijn van een gedoogbeschikking. Tegen permanente bewoning van een recreatiewoning zonder gedoogbeschikking wordt vanaf 2010 opgetreden.

2.2 Belanghebbende heeft op 24 mei 2010 een gedoogbeschikking aangevraagd. Hij heeft daarbij aangegeven bezwaar te zullen maken tegen de kosten die met het afgeven van een dergelijke beschikking zijn gemoeid.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Tussen partijen is kort gezegd in geschil of de gemeente Rhenen leges in rekening mag brengen in verband met het afgeven van de gedoogbeschikking en zo ja, of de hoogte van deze leges gematigd dient te worden. Belanghebbende stelt primair dat het afgeven van de gedoogbeschikking geen dienst vormt waarvoor leges kunnen worden geheven en subsidiair dat de hoogte van de leges in geen verhouding staat tot kosten die de gemeente heeft moeten maken in verband met het afgeven dan de gedoogbeschikking.

3.2 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de beschikking, subsidiair tot verlaging van het bedrag van de leges.

3.3 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Belanghebbende heeft aangevoerd dat geen sprake is van een dienst waarvoor op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet rechten kunnen worden geheven. Het Hof is van oordeel dat de Rechtbank in onderdeel 2.6 van haar uitspraak op goede gronden heeft geoordeeld dat bij het verlenen van de gedoogbeschikking aan belanghebbende het individualiseerbaar belang van de aanvrager voorop heeft gestaan, zodat niet om deze reden geoordeeld kan worden dat geen sprake is van een dienst. Het Hof neemt dit oordeel over en maakt de door de Rechtbank in onderdeel 2.6 van haar uitspraak gegeven overwegingen tot de zijne.

4.2 Belanghebbende heeft verder aangevoerd dat geen sprake is van een dienst in voormelde zin, aangezien de gedoogbeschikking geen verandering brengt in de rechtstoestand. De permanente bewoning van een recreatiewoning werd zowel vóór het afgeven van de gedoogbeschikking als daarna gedoogd. Andere overheidsinstanties zoals het Openbaar Ministerie konden en kunnen zowel voor als na het afgeven van de beschikking rechtshandhavend optreden. Het Hof volgt belanghebbende niet in deze zienswijze. Onweersproken heeft de Ambtenaar ter zitting gesteld dat vanaf 2010 permanente bewoning van een recreatiewoning alleen nog wordt gedoogd indien de bewoners in het bezit zijn van een toepasselijke gedoogbeschikking. Belanghebbende is er aldus van verzekerd dat de gemeente Rhenen ook ná 2010 de permanente bewoning van de recreatiewoning door belanghebbende zal gedogen, een zekerheid die niet bestond vóór het afgeven van de gedoogbeschikking. In die zin is de rechtstoestand veranderd en is naar ’s Hofs oordeel sprake van een dienst in de zin van artikel 229 van de Gemeentewet. Het feit dat andere instanties in beginsel niet gehouden zijn de gedoogbeschikking te respecteren, doet hieraan niet af, evenmin als het feit dat belanghebbende zich gedwongen voelde de dienst af te nemen.

4.3 Anders dan belanghebbende meent, is een rechtstreeks verband tussen de hoogte van de geheven leges en de omvang van de (kosten gemoeid met de) verleende diensten niet vereist. Voor ingrijpen door de belastingrechter is slechts plaats indien de tariefstelling in strijd is met enig wettelijk voorschrift of algemeen rechtsbeginsel of zodanig willekeurig of onredelijk is dat daarmee de door de wetgever gegeven bevoegdheid te buiten is gegaan. Daarvan is met het eenheidstarief van € 800 dat is opgenomen in onderdeel 2.3.18.1 van de tarieventabel die behoort bij de Verordening Leges 2010 van de gemeente Rhenen geen sprake. Nu gesteld noch gebleken is dat de tarieven zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde opbrengst hoger is dan de geraamde lasten ter zake en aldus de limiet van artikel 229b van de Gemeentewet zou zijn overschreden, kan hetgeen belanghebbende heeft gesteld omtrent de kosten die gemoeid waren met het afgeven van de gedoogbeschikking niet leiden tot verlaging van de geheven leges.

Slotsom

Gelet op het voorgaande is het hoger beroep ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

De beslissing is op 24 januari 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (R.A.V. Boxem)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 januari 2012.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.