Home

Gerechtshof Arnhem, 31-01-2012, BV3557, 11-00300

Gerechtshof Arnhem, 31-01-2012, BV3557, 11-00300

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
31 januari 2012
Datum publicatie
10 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BV3557
Zaaknummer
11-00300

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Tweede uitspraak op bezwaar niet mogelijk. Rechtbank heeft te lage proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00300

uitspraakdatum: 31 januari 2012

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 april 2011, nummer AWB 10/565 WOZ BY1 A,

in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Twenterand (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z, per waardepeildatum 1 januari 2009 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2010, vastgesteld op € 229.000.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 4 mei 2010 de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 213.000 en de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken vergoed tot een bedrag van € 161.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Almelo (hierna: de Rechtbank). Nadat belanghebbende in beroep was gekomen heeft de Ambtenaar op 10 juni 2010 nogmaals uitspraak op bezwaar gedaan waarbij de vastgestelde waarde wederom is verminderd tot € 213.000 doch de vergoeding voor de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken is verhoogd tot een bedrag van € 218.

1.4 De Rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 4 mei 2010 bij uitspraak van 6 april 2011 gegrond verklaard en daarbij tevens het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 10 juni 2010 gegrond verklaard voor zover het de waarde van de woning betreft. Zij heeft daarbij de vastgestelde waarde van de woning verminderd tot € 197.000 en de Ambtenaar veroordeeld de proceskosten van het ingestelde beroep ter grootte van € 437, alsmede de betaalde griffierechten van € 41 te vergoeden.

1.5 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6 Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.7 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2011 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende. De Ambtenaar is zonder bericht van verhindering niet verschenen, hoewel hij daartoe wel is uitgenodigd bij niet-aangetekende brief van 18 oktober 2011 aan het laatstelijk uit het verweerschrift in hoger beroep bekende adres Postbus 67 te 7670 AB Vriezenveen, welke brief niet als onbestelbaar ter griffie is terugontvangen.

1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is eigenaar van de woning aan de a-straat 1 te Z (hierna: de woning). Belanghebbende heeft tegen de in het kader van de Wet WOZ voor de woning vastgestelde, in 1.1 vermelde, waardebeschikking van € 229.000 een bezwaarschrift ingediend.

2.2 Belanghebbende is tegen de uitspraak op het bezwaar van 4 mei 2010 waarin de vastgestelde waarde van de woning is verminderd tot een waarde van € 213.000 en de te vergoeden kosten van de bezwaarfase zijn gesteld op een bedrag van € 161 in beroep gekomen bij de Rechtbank. In zijn beroepschrift heeft belanghebbende onder andere verzocht de Ambtenaar op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) te veroordelen in de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in zowel de bezwaar- als de beroepsfase alsmede in de kosten van een uittreksel uit de openbare registers, groot € 2,95. Dit uittreksel betreft een koopsommenoverzicht afkomstig van het kadaster.

2.3 Na de indiening van het beroepschrift heeft de Ambtenaar in zijn aan de Rechtbank gerichte brief van 17 juni 2010 aangegeven dat hij de in 2.2 vermelde uitspraak heeft herzien. Deze herziene uitspraak is op 10 juni 2010 gedagtekend en heeft geleid tot een hogere vergoeding voor de in de bezwaarfase gemaakte kosten, namelijk € 218.

2.4 De Rechtbank heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief van 23 juni 2010 gevraagd of hij het met de in 2.3 vermelde beslissing van de Ambtenaar van 10 juni 2010 eens was.

2.5 Omdat op de in 2.4 vermelde brief van de Rechtbank niet is gereageerd, is de gemachtigde op 11 oktober 2010 schriftelijk uitgenodigd om bij de behandeling van het beroep op de zitting van 30 december 2010 van de Rechtbank aanwezig te zijn. Aldaar is de gemachtigde verschenen.

2.6 Tot het dossier behoort een aan de Rechtbank gerichte brief van de Ambtenaar gedateerd 23 november 2010 met, voor zover van belang, de volgende inhoud:

“Belanghebbende meent dat hij in aanmerking komt voor € 344,-- omdat hij beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

In de door hem bestreden uitspraak hebben wij proceskosten toegekend, maar geen rekening gehouden met het per 4 september 2009 gewijzigde Besluit proceskosten bestuursrecht. Op basis van dit besluit geldt in het kader van belastingzaken, en daarvan is in casu sprake, een hogere vergoeding, namelijk € 218,00. De bestreden uitspraak hebben we om deze reden herzien. U treft deze bijgaand aan. Het verschil ad. € 57,00 tussen het toegekende bedrag aan proceskosten ad € 161,00 en € 218,00 hebben we inmiddels betaalbaar gesteld. Indien er geen fiscaal compromis wordt afgesproken tussen ons en belanghebbende zal m.b.t. het ingediende beroepschrift alsnog een verweerschrift worden ingediend. Uit bijgaande stukken blijkt dat er een compromis is gesloten m.b.t. de woz-waarde deze wordt verlaagd tot € 197.000,--. Naar mijn mening is er dus geen geschil aanwezig.”

2.7 Bij de in 2.6 aangehaalde brief is een handgeschreven kopie gevoegd van een door belanghebbende en namens de Ambtenaar optredende personen getekend stuk met de volgende inhoud:

“a-straat 1. te Z

Compromis 197.000

Obv VKC naastgelegen vrijst woning.

a-straat 20

Akkoord voor WOZ waarde 197.000.”

2.8 De Rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat zij geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor het door de gemachtigde verschijnen ter zitting van 30 december 2010 omdat deze proceskosten redelijkerwijs niet gemaakt hoefden te worden. Zij heeft daartoe als volgt overwogen, waarbij onder “eiser” belanghebbende en onder “verweerder” de Ambtenaar dient te worden verstaan:

“Eiser heeft verklaard dat verweerder – bij brief van 8 juli 2010 inzake “fiscaal compromis WOZ-waarde beroep 10/565” – heeft bericht dat bij intrekking van het beroepschrift € 437,-- aan proceskosten en € 41,-- aan griffierecht zal worden vergoed. Gelet op vorenstaande is dat op dat moment geen onjuiste berekening van de te vergoeden proceskosten in beroep. Op grond van artikel 8:75 van de Awb komen alleen proceskosten die een partij redelijkerwijs heeft moeten maken in aanmerking voor vergoeding. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser de proceskosten die hij heeft gemaakt na de brief van 8 juli 2010 redelijkerwijs niet had hoeven maken. Daarom wordt geen vergoeding toegekend voor het verschijnen ter zitting van 30 december 2010.”

Tevens heeft de Rechtbank overwogen dat de gestelde kosten van het koopsommenoverzicht, groot € 2,95, niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen omdat geen gespecificeerde nota in het geding is gebracht.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of de Ambtenaar op grond van de in het Besluit opgenomen bepalingen, in aanvulling op de reeds door de Rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling, nog € 437 (kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in verband met het verschijnen ter zitting) en € 2,95 (kosten van uittreksels uit de openbare registers) aan belanghebbende dient te vergoeden.

3.2 Belanghebbende is van mening dat de Ambtenaar in deze kosten dient te worden veroordeeld.

3.3 De Ambtenaar is de tegengestelde mening toegedaan.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft belanghebbende ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot veroordeling van de Ambtenaar in de in 3.1 vermelde kosten.

3.6 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

Vooraf

4.1 De Rechtbank heeft overwogen dat, gelet op het bepaalde in artikel 6:18 juncto artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het beroep geacht moet worden mede te zijn gericht tegen de in 2.3 vermelde herziene uitspraak op bezwaar. Dit oordeel van de Rechtbank is onjuist, aangezien het stelsel van wettelijke bepalingen die het beroep in belastingzaken regelt, met zich brengt dat met het doen van uitspraak op een bezwaarschrift de behandeling van het bezwaar eindigt. Dit betekent dat een nadere beslissing die de Ambtenaar – zonder tussenkomst van de rechter – met betrekking tot vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar neemt niet is aan te merken als een beslissing waartegen op grond van artikel 7:1, lid 2, Awb beroep kan worden ingesteld (vergelijk: Hoge Raad, 20 januari 2012, nr. 10/02678, LJN BT1516).

Inhoudelijk

4.2 Met haar oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding wegens het verschijnen ter zitting door de gemachtigde omdat na de brief van 8 juli 2010 belanghebbende redelijkerwijs deze kosten niet had hoeven te maken, is de Rechtbank naar het oordeel van het Hof ten onrechte aan een tweetal zaken voorbij gegaan. Allereerst was het verschijnen ter zitting door de gemachtigde ingegeven door het feit dat belanghebbendes verzoek om vergoeding van zijn kosten van het koopsommenoverzicht door de Ambtenaar niet was gehonoreerd. Daarnaast heeft de Rechtbank belanghebbendes gemachtigde uitgenodigd om op de zitting van 30 december 2010 aanwezig te zijn. In het licht van deze omstandigheden kan, naar het oordeel van het Hof belanghebbende niet worden tegengeworpen dat zijn gemachtigde ter zitting is verschenen en daarmee kan voorts niet worden gezegd dat belanghebbende redelijkerwijs de kosten in verband met het verschijnen ter zitting door zijn gemachtigde niet had hoeven te maken. Alsdan bestaat grond die kosten aan belanghebbende te vergoeden. Artikel 1, onderdeel a, juncto artikel 2, eerste lid, onderdeel a van het Besluit en onderdeel A1, onder 8, van de bijlage van het Besluit bieden grond om een bedrag van (1 punt à) € 437 in een kostenveroordeling te begrijpen. Het totale bedrag dat voor vergoeding ter zake van kosten van door een derde (in eerste aanleg) beroepsmatig verleende rechtsbijstand in aanmerking komt, bedraagt derhalve: (2 punten in verband met het ingediende beroepschrift en het verschijnen ter zitting à € 437 ? 1 [gewicht van de zaak] =) € 874.

4.3 De Rechtbank heeft belanghebbende niet erin geslaagd geacht aannemelijk te maken dat de kosten van het koopsommenoverzicht door hem zijn gemaakt. Het Hof komt tot een ander bewijsoordeel. In hoger beroep heeft belanghebbende namelijk een betaalbevestiging overgelegd, waaruit blijkt dat belanghebbendes gemachtigde de € 2,95 voor het onderwerpelijke koopsommenoverzicht heeft betaald. Gemachtigdes verklaring ter zitting dat hij deze uitgaven bij belanghebbende in rekening brengt acht het Hof geloofwaardig zodat op grond van het bepaalde in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

De totale proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit te berekenen op € 1.310,50 (1 punt voor de bezwaarfase à € 218, 2 punten [beroepschrift en verschijnen ter zitting] ? € 437 ? 1 [gewicht van de zaak] ofwel € 874 voor het beroep in eerste aanleg en 2 punten [beroepschrift en verschijnen ter zitting] × € 437 × 0,25 [gewicht van de zaak] in hoger beroep ofwel € 218,50) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en op de kosten van het kadastrale uittreksel van € 2,95, in totaal derhalve € 1.313,45.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

– verklaart het tegen de uitspraak van de Ambtenaar ingestelde beroep gegrond;

– vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar;

– vermindert de vastgestelde waarde van de woning per 1 januari 2009 tot € 197.000;

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.313,45;

– gelast dat de gemeente Twenterand aan belanghebbende de betaalde griffierechten vergoedt, te weten € 41 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 112 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2012.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (A.J. Kromhout)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 januari 2012.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.