Gerechtshof Arnhem, 24-04-2012, BW5524, 1100581
Gerechtshof Arnhem, 24-04-2012, BW5524, 1100581
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 24 april 2012
- Datum publicatie
- 11 mei 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2012:BW5524
- Zaaknummer
- 1100581
Inhoudsindicatie
Sociale verzekeringen.
Modedetailhandelbedrijf. Indeling in sector 19: Grootwinkelbedrijf.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 11/00581
uitspraakdatum: 24 april 2012
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het beroep van
X B.V. te Z (hierna: belanghebbende)
tegen een uitspraak van
de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij brief van 16 december 2010 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht haar met ingang van 1 januari 2006 in te delen in sector 19: Grootwinkelbedrijf.
1.2. Bij beschikking van 28 februari 2011 heeft de Inspecteur belanghebbende meegedeeld dat zij met ingang van 1 januari 2009 is aangesloten bij sector 19: Grootwinkelbedrijf.
1.3. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.4. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Inspecteur is op 29 juli 2011 ter griffie ingekomen.
1.5. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2012 te Arnhem. Belanghebbende alsmede de Inspecteur zijn aldaar verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende exploiteert een filiaalbedrijf in de modedetailhandel. Zij was ingedeeld in sector 17: detailhandel en ambachten.
2.2. Sinds 2006 overschrijdt de loonsom van belanghebbende de grens die is vermeld in onderdeel 19 van Bijlage 1 bij de Regeling Wfsv.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil met ingang van welke datum belanghebbende wordt ingedeeld in sector 19: Grootwinkelbedrijf.
3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende verdedigt dat zij met ingang van 2006 in sector 19 wordt ingedeeld. De Inspecteur verdedigt dat belanghebbende pas met ingang van 1 januari 2009 in die sector wordt ingedeeld.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 95 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) wordt het bedrijfs en beroepsleven bij ministeriele regeling ingedeeld in sectoren.
4.2. Artikel 96 van de Wfsv luidt als volgt:
“1. Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten.
2. Indien een werkgever werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren, is hij van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan premieplichtig loon betaalt of vermoedelijk zal betalen.
3. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kunnen met betrekking tot de aansluiting van een of meer categorieën van werkgevers bij een sector regels worden gesteld die afwijken van het eerste of tweede lid.”
4.3. Artikel 5.2 van de Regeling Wfsv bepaalt:
“Tot elke sector van het bedrijfs- en beroepsleven worden gerekend de werkzaamheden, verricht in de takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan, welke in de bij deze regeling behorende bijlage 1 zijn vermeld.”
4.4. In Bijlage 1 bij de Regeling Wfsv (tekst voor het jaar 2006) staat onder meer:
“17. Detailhandel en ambachten, omvattende:
A. Detailhandel:
1. a. Winkelbedrijven (met inbegrip van een daaraan verbonden reparatieafdeling, voor zover deze reparatieafdeling uitsluitend of praktisch uitsluitend werkzaam is voor het eigen winkelbedrijf, doch met uitzondering van grootwinkelbedrijven en detailhandel in foto-artikelen, verbonden aan een fotografisch atelier); (…)
19. Grootwinkelbedrijf
Warenhuizen en filiaalbedrijven in de detailhandel die een loonsom WW van tenminste € 4.980.455 hebben”.
4.5. De Inspecteur wijst erop dat de werkzaamheden van belanghebbende, een filiaalbedrijf in de modedetailhandel, zowel kunnen behoren tot sector 17 (Detailhandel en ambachten) als tot sector 19 (Grootwinkelbedrijf), zodat belanghebbende (een bijzondere vorm van) een samengestelde onderneming drijft. Voorts wijst hij erop dat ingevolge artikel 96, tweede lid, van de Wfsv de werkgever met een samengestelde onderneming behoort tot de sector waarvoor in de regel het meest wordt verloond. Deze ‘in-de-regelbepaling’ brengt mee dat een werkgever pas in een andere sector wordt ingedeeld, wanneer hij gedurende drie achtereenvolgende jaren voldoet aan de voorwaarden voor indeling in die andere sector. Het doel daarvan is een duiventileffect te voorkomen. Op deze grond wordt belanghebbende pas ingedeeld in sector 19 (Grootwinkelbedrijf), nadat haar loonsom gedurende drie achtereenvolgende kalenderjaren de daarvoor geldende grens heeft overschreden, aldus de Inspecteur. De wachttijd van drie jaren voorkomt dat herberekeningen moeten worden gemaakt, althans zij beperkt het aantal malen dat dat moet gebeuren. Voorts wijst de Inspecteur erop dat in de toelichting op de Ministeriele regeling van 7 januari 2009, Stcrt. 9, staat: “Herindeling naar een andere sector vindt plaats indien een werkgever functioneel gedurende 3 jaren voldoet aan de vereisten zoals die gelden voor een andere sector dan zijn oorspronkelijke sector.”
4.6. Belanghebbende wijst erop dat zij geen andere activiteiten verricht dan de exploitatie van een modedetailhandel. Zij betwist op grond daarvan dat zij een samengestelde onderneming is, waarop artikel 96, tweede lid, van de Wfsv betrekking heeft. Belanghebbende verwijst in dit verband naar de uitspraak van de CRvB van 20 december 2004,
.4.7. Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende niet een werkgever als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Wfsv, die werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren. Daarbij acht het Hof mede van belang dat belanghebbende niet verschillende soorten werkzaamheden verricht waaraan het door haar betaalde premieplichtige loon kan worden toegerekend, wat wel nodig is voor de indeling op grond van die vermelde bepaling. Voorts acht het Hof geen wettelijke grondslag aanwezig voor een analoge toepassing van de in artikel 96, tweede lid, van de Wfsv opgenomen ‘in-de-regelbepaling’. De door de Inspecteur aangehaalde toelichting op een wijziging van de Regeling Wfsv doet daaraan niet af.
4.8. Nu belanghebbende met ingang van 1 januari 2006 voldoet aan de omschrijving van sector 19 (Grootwinkelbedrijf), is zij met ingang van die datum aangesloten bij die sector.
4.9. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan belanghebbende is.
5. Kosten
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep voor het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Gelet op artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen hiervoor in aanmerking de door belanghebbende gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting van het Hof. Het Hof stelt deze kosten overeenkomstig de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op 2½ punten (beroepschrift, repliek en verschijnen ter zitting) × 1 (gewicht van de zaak) × € 437, ofwel op € 1.092,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Niet gesteld of gebleken is dat andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gemaakt.
6. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat belanghebbende met ingang van 1 januari 2006 is aangesloten bij sector 19 (Grootwinkelbedrijf);
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 1.092,50; en
- gelast de Staat het griffierecht ad € 454 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.P.M. Kooijmans en R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 24 april 2012 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.