Home

Gerechtshof Arnhem, 15-05-2012, BW7832, 11-00654

Gerechtshof Arnhem, 15-05-2012, BW7832, 11-00654

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 mei 2012
Datum publicatie
8 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BW7832
Zaaknummer
11-00654

Inhoudsindicatie

Leges.

In behandeling nemen aanvraag vrijstelling bestemmingsplan voor permanente bewoning recreatiebungalow. Schending gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00654

uitspraakdatum: 15 mei 2012

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Zutphen van 24 augustus 2011, nummer 09/2012 LEGGW, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland (hierna: de Heffingsambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende een aanslag opgelegd in de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een persoonsgebonden ontheffing voor het mogen bewonen van een recreatiewoning.

1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar afgewezen.

1.3. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 22 september 2011 ter griffie ingekomen.

1.5. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2012 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, alsmede de Heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende is eigenaar van een recreatiebungalow op het in de gemeente Berkelland gelegen gedeelte van bungalowpark A (hierna: het park). Het geldende bestemmingsplan staat permanente bewoning van op het park gelegen recreatiebungalows niet toe.

2.2. De heer en mevrouw Y zijn eigenaar van een andere recreatiebungalow op het park. Met dagtekening 4 augustus 1995 hebben B&W van de voormalige gemeente Borculo aan de heer en mevrouw Y geschreven:

“Op 30 mei 1995 heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden betreffende de status van de recreatiewoningen op recreatieterrein A te Z. Wij bevestigen dat tijdens de bijeenkomst de volgende afspraken zijn gemaakt:

- De huidige situatie wordt bevroren.

- Permanente bewoning van een recreatiewoning door de huidige eigenaar wordt van gemeentewege gedoogd. Voor een nieuwe eigenaar is permanente bewoning niet toegestaan.

- Een recreatiewoning dient bij eventuele verkoop ook als recreatiewoning te worden verkocht.

- Bij verkoop van een recreatiewoning wordt aan de nieuwe eigenaar medegedeeld dat er niet permanent mag worden gewoond.”

2.3. Een brief met dezelfde inhoud, die wel als gedoogbeschikking of gedoogbrief wordt aangeduid, is destijds ook aan andere eigenaren van recreatiebungalows op het park verzonden.

2.4. Met dagtekening 5 juni 2008 heeft belanghebbende aan B&W van de gemeente Berkelland verzocht hem vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Borculo’ voor het gebruik van zijn recreatiebungalow als hoofdverblijf. Ook andere eigenaren van recreatiebungalows op het Park hebben vrijstelling aangevraagd, waaronder eigenaren die in het bezit waren van een op hun naam gestelde brief als hiervoor onder 2.2 aangehaald.

2.5. B&W hebben belanghebbende met dagtekening 27 juli 2009 de gevraagde vrijstelling verleend.

2.6. De Heffingsambtenaar heeft ter zake van het in behandeling nemen van de hiervoor onder 2.4 vermelde aanvraag van belanghebbende € 950 leges geheven. Ter zake van het in behandeling nemen van dergelijke aanvragen van eigenaren die in het bezit waren van een op hun naam gestelde brief als hiervoor onder 2.2 aangehaald, heeft de Heffingsambtenaar geen leges geheven.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd.

3.2. Belanghebbende stelt primair dat het in behandeling nemen van de aanvraag geen dienst is, als bedoeld in artikel 299 van de Gemeentewet, subsidiair dat de heffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en meer subsidiair dat het tarief zo hoog is dat de heffing onredelijk en willekeurig is.

3.3. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en vernietiging, subsidiair vermindering van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Naar het oordeel van het Hof houden de werkzaamheden van het gemeentebestuur bij de beoordeling van de hiervoor onder 2.4 bedoelde aanvraag van belanghebbende rechtstreeks en in overwegende mate verband met het individuele belang van belanghebbende. Voor het in behandeling van deze aanvraag mochten derhalve leges worden geheven.

4.2. De Heffingsambtenaar voerde het beleid geen leges te heffen voor het in behandeling nemen van een aanvraag om vrijstelling van het bestemmingsplan met het oog op permanente bewoning van een recreatiebungalow indien de aanvrager in het bezit was van een op die permanente bewoning betrekking hebbende gedoogbeschikking.

4.3. De Heffingsambtenaar heeft verklaard dat de bewoners van het Park die in het bezit zijn van een gedoogbeschikking in principe geen persoonsgebonden vrijstelling hoeven aan te vragen. De gemeente Berkelland heeft, om de eenduidigheid binnen de gemeente te bevorderen, deze bewoners verzocht de gedoogbeschikking kosteloos om te zetten in een persoonsgebonden vrijstelling. Volgens de Heffingsambtenaar gaat het hierbij niet om een aanvraag als bedoeld in de bij de legesverordening behorende tarieventabel. De Heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van gelijke gevallen, omdat de bewoners aan wie geen leges in rekening zijn gebracht, in tegenstelling tot hen aan wie wel leges is berekend, beschikten over een gedoogvergunning.

4.4. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Heffingsambtenaar met het hiervoor onder 4.2 bedoelde beleid handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De omstandigheid dat sommige aanvragers reeds een gedoogbrief hadden en anderen niet, is geen relevant onderscheid, aldus belanghebbende.

4.5. Met belanghebbende is het Hof van oordeel dat de Heffingsambtenaar handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel door ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag als hier aan de orde geen leges te heffen van houders van een gedoogbeschikking en wel van anderen. Voor beide groepen aanvragers dient het gemeentebestuur immers dezelfde dienst te verrichten en de hoeveelheid arbeid die daarmee is gemoeid verschilt niet. Ook komen aanvragers uit beide groepen door de verlening van de vergunning in een gunstiger positie te verkeren: belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat de gedoogbeschikking kan worden ingetrokken en de ontheffing van het bestemmingsplan niet, althans slechts onder striktere voorwaarden. Dat het gemeentebestuur de houders van een gedoogbrief heeft verzocht een aanvraag te doen, doet daaraan niet af.

4.6. Nu de Heffingsambtenaar het beleid voert geen leges te heffen van aanvragers die in een gelijke situatie verkeren als belanghebbende, handelt hij in strijd met het gelijkheidsbeginsel door van belanghebbende wel leges te heffen. Het gelijk is aan belanghebbende.

4.7. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep gegrond. De stelling van belanghebbende dat sprake is van willekeurige en onredelijke heffing, behoeft geen behandeling. Het Hof zal de uitspraak van de Rechtbank en de aanslag vernietigen.

5. Kosten

Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de aanslag; en

- gelast de gemeente Berkelland het griffierecht ad € 153 (€ 41 + € 112) aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, R.A.V. Boxem en M.C.M. de Kroon, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

De beslissing is op 15 mei 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(A. Vellema) (J. van de Merwe)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.