Home

Gerechtshof Arnhem, 12-06-2012, BW9133, 11-00749

Gerechtshof Arnhem, 12-06-2012, BW9133, 11-00749

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
12 juni 2012
Datum publicatie
22 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BW9133
Zaaknummer
11-00749

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting.

Parkeren op zondag. Verschuldigdheid parkeerbelasting was onvoldoende kenbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00749

uitspraakdatum: 12 juni 2012

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 oktober 2011, nummer SBR 11/744,

in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Utrecht (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 55,10, waarvan € 4,10 parkeerbelasting en € 51 kosten van de naheffingsaanslag.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 28 oktober 2011 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2012 te Arnhem. Daarbij is de Ambtenaar verschenen en gehoord. Belanghebbende noch zijn gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde is voor deze zitting uitgenodigd bij per aangetekende post verzonden brief van 4 april 2012. Deze brief is verzonden aan het laatstelijk bij het Hof bekende adres van gemachtigde: a-straat te Q. In het dossier bevindt zich een ontvangstbevestiging, waaruit blijkt dat de brief op 5 april 2012 op het vorenbedoeld adres is uitgereikt en dat de gemachtigde voor de ontvangst ervan heeft getekend.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.8 Ter zitting heeft de Ambtenaar aangeboden het Aanwijzingsbesluit parkeerapparatuurplaatsen dat ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag gold, na te zenden. De Ambtenaar heeft op 10 mei 2012 dit stuk aan het Hof doen toekomen. Een afschrift van het stuk is aan de uitspraak gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op 28 februari 2010 heeft belanghebbende zijn voertuig met kenteken AA-BB-00 geparkeerd aan de Oudegracht te Utrecht. De Oudegracht is in de Verordening Parkeerbelastingen 2009 van de gemeente Utrecht (hierna: de Verordening) aangewezen als plaats waar tegen betaling mag worden geparkeerd. Op de bebording in het gebied en op de parkeerautomaten (hierna tezamen: de bebording) staat vermeld dat parkeerbelasting verschuldigd is van maandag tot en met zaterdag van 07:00 tot 01:00 uur en op koopzondagen van 12:00 tot 18:00 uur.

2.2 De parkeercontroleur van de gemeente Utrecht heeft op zondag 28 februari 2010 om 0:28 uur geconstateerd dat geen geldig betaalbewijs zichtbaar aanwezig was in het voertuig van belanghebbende. Hij heeft daarop de naheffingsaanslag opgelegd.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of de Ambtenaar terecht een naheffingsaanslag aan belanghebbende heeft opgelegd.

3.2 Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Ambtenaar bevestigend.

3.3 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Ambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.4 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van zowel de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar als de naheffingsaanslag.

3.5 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Op grond van artikel 225, lid 1, onderdeel a, van de Gemeentewet mag in het kader van de parkeerregulering een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

4.2 Ingevolge artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen – dat op grond van artikel 234, eerste lid, en artikel 236 van de Gemeentewet van toepassing is – kan de te weinig geheven belasting worden nageheven indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet betaald is. Ingevolge artikel 234, vierde lid van de Gemeentewet wordt de naheffingsaanslag berekend over een parkeerduur van ten minste een uur.

4.3 De Verordening Parkeerbelastingen 2009 van de gemeente Utrecht (hierna: de Verordening) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b. (…)

Artikel 9 Bevoegdheid tot het aanwijzen van parkeerplaatsen

De aanwijzing van een plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit."

4.4 In het Aanwijzingsbesluit parkeerapparatuurplaatsen van de Gemeente Utrecht van 13 oktober 2009 (hierna: het Aanwijzingsbesluit) is de Oudegracht ingedeeld in Rayon 1 van Gebied 1. In het Aanwijzingsbesluit is onder ander het volgende vermeld over de tijden waarop parkeerbelasting verschuldigd is:

“III. De tijden waarop op de bovengenoemde parkeerapparatuurplaatsen tegen betaling (…) mag worden geparkeerd te bepalen op, voor:

- rayons 1, 2 en 9: maandag t/m zaterdag van 07.00 tot 01.00 uur en koopzondagen van 12.00 tot 18.00 uur (…);

- (…)”

4.5 Belanghebbende stelt dat hij geen parkeerbelasting verschuldigd is, omdat hij op zondag heeft geparkeerd. Volgens de bebording en de toelichting op de parkeerautomaat is enkel op maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen parkeerbelasting verschuldigd. Zondag 28 februari 2010 was geen koopzondag.

4.6 De Ambtenaar is van mening dat voldoende kenbaar is dat ook op zondag tussen 00:00 en 01:00 uur parkeerbelasting verschuldigd is. Hij verwijst hiervoor naar het algemeen spraakgebruik en het betaalgedrag van andere belastingplichtigen die hun auto in de nacht van zaterdag op zondag na middernacht hebben geparkeerd.

4.7 Naar het oordeel van het Hof kan een belastingplichtige in redelijkheid twijfelen of op zondag parkeerbelasting verschuldigd is, indien op de bebording enkel is vermeld dat van maandag tot en met zaterdag parkeerbelasting verschuldigd is. Het enkele feit dat op de bebording een aangesloten tijdvak van 07:00 uur tot 01:00 uur is vermeld, brengt tegenover de uitdrukkelijke vermelding dat dit tijdvak enkel geldt van maandag tot en met zaterdag, nog niet mee dat ook op zondag parkeerbelasting verschuldigd is.

4.8 Gelet op hetgeen de Ambtenaar heeft aangevoerd, heeft hij naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt dat het voor belanghebbende op voorhand kenbaar is geweest dat hij op zondag na middernacht parkeerbelasting moest voldoen. De naheffingsaanslag dient te worden vernietigd.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 218 (= 1 procespunt (bezwaarschrift) ? € 218 ? wegingsfactor 1) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar, € 437 (= 1 procespunt (beroepschrift) ? € 437 ? wegingsfactor 1) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en € 437 (= 1 procespunt (hogerberoepschrift) ? € 437 ? wegingsfactor 1) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.092.

6. Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

– verklaart het tegen de uitspraak van de Ambtenaar ingestelde beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar,

– vernietigt de naheffingsaanslag,

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.092,

– gelast dat de gemeente Utrecht aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 41 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 112 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. W.A.P. Nieuwenhuizen, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 12 juni 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (R.F.C. Spek)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.