Home

Gerechtshof Arnhem, 11-09-2012, BX7758, 11-00852

Gerechtshof Arnhem, 11-09-2012, BX7758, 11-00852

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
11 september 2012
Datum publicatie
19 september 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BX7758
Zaaknummer
11-00852

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Autokostenfictie. Eigen bijdrage aan werkgever. Vooruitbetaling op aankoopsom . Vergrijpboete is terecht opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 11/00852, 11/00853, 11/00854 en 11/00855

uitspraakdatum: 11 september 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 22 november 2011, nummers AWB 08/5566, 08/5567, 08/5568 en 08/5620 in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar onder meer een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 74.301, € 58.944, € 49.832 en € 73.720 Daarbij zijn over genoemde jaren voorts vergrijpboeten aan belanghebbende opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 2.126, € 2.204, € 1.798 en € 1.509 en is hem heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van respectievelijk € 970, € 860, € 604 en € 401.

1.2. De navorderingsaanslagen, vergrijpboeten en beschikkingen heffingsrente zijn, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

1.3. De door belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank ongegrond verklaard. De vergrijpboeten zijn door de Rechtbank wegens overschrijding van de redelijke termijn verminderd tot onderscheidenlijk € 1.594, € 1.653, € 1.348 en € 1.131.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof). De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5. Tot de stukken van het geding behoren, naast voormelde stukken, voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.

1.6. Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 16 augustus 2012 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur.

1.7. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende was in de onderhavige jaren (2001 tot en met 2004) als directeur in dienstbetrekking werkzaam bij de vennootschap X Beheer B.V. (hierna: de werkgever). Belanghebbende is voorts enig aandeelhouder van deze vennootschap en middellijk aandeelhouder van de vennootschap Accountantskantoor X B.V.

2.2. De werkgever heeft in de onderhavige jaren aan belanghebbende een personenauto ter beschikking gesteld. De auto is ook voor privé-doeleinden aan belanghebbende ter beschikking gesteld. Het betrof – achtereenvolgens – de volgende auto’s:

- van 1 januari 2001 tot en met 29 mei 2001 een Audi A6 met kenteken AB-CD-12 met een cataloguswaarde van € 39.254;

- van 1 juni 2001 tot en met 14 mei 2004 een Audi A6 met kenteken 34-EF-GH met een cataloguswaarde van € 48.787;

- van 15 mei 2004 tot en met 31 december 2004 een Lexus RX300 met kenteken 56-IJ-KL met een cataloguswaarde van € 69.252.

2.3. De werkgever heeft de auto’s geleased bij M B.V. (hierna: M). M is een leasemaatschappij die is opgericht door de heer N. Hij was destijds tevens mede-eigenaar van het garagebedrijf O B.V. In 1986 heeft N de aandelen in M verkocht aan P. P verzorgt voor M de administratieve en financiële afhandeling van de leasecontracten. In 2000 is N uitgetreden uit het garagebedrijf O B.V. Sindsdien zijn de aandelen in O B.V. in handen van de zonen van O, te weten Q en R. O B.V. levert de auto’s ter zake van de door M afgesloten leasecontracten.

2.4. Sommige leasecontracten van M kenmerken zich door een korte leaseperiode, een hoge leaseprijs en een lage restwaarde van de auto. Na afloop van de leaseperiode kan de berijder de auto – na tussenkomst van O B.V. – overnemen voor een bedrag dat (nagenoeg) gelijk is aan de (berekende lage) restwaarde van de auto.

2.5. In het onderhavige geval is sprake van dergelijk leasecontracten.

2.6. De Belastingdienst/FIOD-ECD heeft in 2004 een strafrechtelijk onderzoek ingesteld bij M naar de door haar aangeboden leasecontracten met de bovengenoemde kenmerken. In het kader van dit onderzoek is een aantal personen gehoord, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Volgens die processen-verbaal zijn onder meer de volgende verklaringen afgelegd.

Verklaring N (oprichter M) d.d. 24 augustus 2004

“(…)

(Nadat hem is getoond bijlage D-001 pagina’s 007, 010, 011 zijnde een kopie van een offerte inzake “een willekeurige Mercedes E 240, Elegance automaat, d.d. 18-07-2002”, met op bladzijde 007 onderaan, de tekst: “S, Business-unit manager” en een handtekening door de tekst “M B.V.” en op de bladzijde 010 onder andere twee verschillende leaseprijzen per maand. Op dit stuk komt wederom de naam S voor. Op bladzijde 011 is een berekening gemaakt van een netto-voordeel ad € 15.098,07. En hem gevraagd om commentaar?)

“Kijk hier op pagina 10 van uw bijlage D/1, wat ik doe is het volgende: voor de berekening ga ik uit van de normale lease-prijs voor de zaak met een looptijd van 48 maanden, eventueel variërend in verband met het gereden aantal kilometers. Dat lease bedrag mag het de zaak kosten en geen cent meer. De zaak bedoel ik de gene die de auto least.

De normale lease prijs is inclusief alle autokosten, ik bedoel dus de lease-prijs zoals die normaal is opgebouwd. Autokosten zijn de rente, aanschafprijs en restwaarde, benzinekosten, verzekeringen en belasting en zo.

Dan heb je dus 48 maal de normale lease-prijs = bedrag “x”.

Vervolgens neem ik de fiscale cataloguswaarde die gehanteerd wordt voor de fiscale bijtelling voor de werknemer, maal, toentertijd, 20%, nu 25%, en gedeeld door 12 om naar het maandbedrag toe te rekenen.

De zaak draagt dan af aan de leasemaatschappij zijn eigen kosten plus de bijdrage in de autokosten. Dus de normale leaseprijs door de zaak en de bijdrage van de werknemer die op het netto loon wordt ingehouden van de werknemer.

Dan vraag je hoeveel maanden moet ik betalen. Daar reken je looptijd bij uit en je hebt het te betalen maandbedrag

(…)

Met dit systeem heb je alleen maar winnaars. De werkgever verdient er geld aan omdat zijn maandbedrag lager is namelijk berekend naar 26 maanden in plaats van 48 maanden en de werknemer rijdt altijd in een nieuwe auto. De auto wordt tenslotte al na 26 maanden ingeruild in plaats van 48. En ik heb meer omzet. De werknemer kan de auto tenslotte overnemen voor de lage prijs, hij heeft al 26 maanden betaald om de auto over te nemen aan het einde van de periode.

Dit systeem gebruik ik al sinds 1978 en ik heb er wel met duizend cliënten en hun accountants over gesproken. (…)

De accountant van de klant zit ook altijd bij de bespreking. Ik zeg erbij dat de inspecteur hoogstens kan zeggen dat de eigen bijdrage is afgetrokken van die 20% en dat dat eventueel niet toelaatbaar zou zijn. Ook zeg ik erbij dat ze dan de heffingsrente moeten betalen als het teruggedraaid wordt, maar dan zeg ik: ach je bent wel een creatieve fiscale ondernemer.

(…)

U vraagt mij wat er aan het einde van contractperiode gebeurd. Die werknemer heeft al die tijd betaald om die restwaarde van de auto te laten zakken. Hij heeft eigenlijk de auto al voor een groot deel betaald. Als u kijkt op uw pagina 10 van bijlage D/1 ziet u een gecalculeerde restwaarde en een veel lager bedrag als afgesproken restwaarde. Die werknemer heeft al die tijd betaald om die auto voor die restwaarde over te nemen. Het belangrijkste in dit systeem is dat hij niets uit dienstbetrekking heeft gekregen, hij heeft zelf betaald voor die auto.

De werknemer betaalt uiteindelijk het restant, je zou het een financiering voor die werknemer kunnen noemen. Hij gebruikt de zaak als doorgeefluik maar omdat hij het via de zaak doet mag hij het aftrekken van zijn privé gebruik auto.

(…)

De eigen bijdrage in de autokosten zoals wij die hanteren is bedoeld voor de nivellering van de fiscale 20% bijtelling. En diezelfde bijdrage van de werknemer wordt vervolgens gebruikt voor de betaling van de leaseprijs. De leaseprijs wordt daardoor veel hoger, zodat de restwaarde van de auto omlaag gaat met de eigen bijdrage van de werknemer.

(…)

Het systeem heb ik samen bedacht met ene T in 1978.

(…)

Voor verdere veiligheid ga ik vervolgens ook nog eens met de accountant of de fiscaal adviseur van de klant praten. Ik stel als voorwaarde aan de klant dat zijn accountant meekomt bij het gesprek anders doe ik het niet.

(…)

Er zijn ook veel accountants die zelf klanten aanleveren voor dit systeem. (…) Eén ervan is X in Z. De contacten daar zijn met X junior dacht ik.(…)

Als er een nieuwe klant wordt aangeleverd, ga ik er zelf heen. Ik wil niet dat andere mensen dit systeem uitleggen want als het niet goed wordt uitgelegd, wordt het niet goed uitgevoerd en ontstaan er problemen. Bij bestaande klanten kan S het wel uitvoeren, dan is al bij iedereen bekend hoe het precies werkt. (…)”

Verklaring Q (mede-eigenaar O B.V.) d.d. 23 augustus 2004

“(…)

Bij het aangaan van het contract kun je naar een bepaald resultaat toerekenen door te spelen met de duur van het contract en de restwaarde van de auto. Zo kun je zorgen dat de klant voor de inkomstenbelasting op nul uitkomt, ik bedoel dat de bijtelling van de klant voor het privé gebruik auto wordt genivelleerd door de bijdrage van de klant voor de aanschaf van de auto. Zo komt de klant uit op een bijtelling van nihil of bijna nihil en kan hij eventueel aan het einde van de contractsperiode de auto voor de resterende waarde, zijnde de restwaarde plus eventuele kosten, overnemen. Gedurende de contractsperiode heeft de klant tenslotte al betaald voor de overname van de auto.

(…)

S heeft tegen mij gezegd dat accountantskantoor X spontaan klanten aanlevert bij ons voor deze constructie.

(…)

(Nadat hem is gevraagd wat is precies het begrip “versnelde afschrijving” in de context van de lease contracten?)

Sneller afschrijven dan normaal. Omdat hier kortlopende contracten afgesloten worden heb je een versnelde afschrijving. De afschrijving over het eerste jaar is enorm. U vraagt mij of het bedrijfseconomisch geaccepteerd is, maar dat is het natuurlijk wel omdat het al betaald is. Door de betaling van die leaseprijs is die waarde van de auto al afgeschreven. De auto kan sneller afgeschreven worden omdat de klant al de leaseprijs heeft betaald.

Verklaring S (business unit manager M) d.d. 23 augustus 2004

“(Getoond wordt bijlage D-001 pagina’s 007, 010, 011 zijnde een kopie van een offerte inzake een willekeurige Mercedes E 240, Elegance automaat, d.d. 18-07-2002, met op bladzijde 007 onderaan, de tekst: “S, Business-unit manager” en een handtekening door de tekst “M BV” en op de bladzijde 010 onder andere twee verschillende leaseprijzen per maand. Op dit stuk komt wederom de naam S voor. Op bladzijde 011 is een berekening gemaakt van een netto-voordeel ad € 15.098,07. Wie heeft dit stuk opgemaakt en ondertekend?)

“Dit stuk is door mij opgemaakt.

(…)

De leaseprijzen op paginanummer 10 zijn in de linkerkolom de gewone leaseprijzen en de rechterkolom betreft de versnelde leaseprijzen. De reden dat iemand een hoger bedrag aan lease per maand betaalt is dat hij of zij na afloop van de leasetermijn de auto kan overnemen tegen de restwaarde. Hij heeft immers al vooruitbetalingen gedaan op de aankoopsom.

(…)

De extra stortingen door de klant worden door ons afgeschreven op de restwaarde, zodat wij toewerken naar een lagere restwaarde (…) De leaseprijs (…) wordt op de factuur als één bedrag vermeldt zijnde de leaseprijs per maand.

(…)

De reden dat M factureert aan O en O de auto voor hetzelfde bedrag doorverkoopt, is omdat het contractueel is vastgelegd dat O elke auto van M tegen restwaarde kan overnemen. (…)”.

Verklaring U (een werknemer van O B.V.)

‘(…)

De constructie komt neer op het volgende: Een klant die een auto leasde wordt het standaard leasebedrag plus een verhoging door P in rekening wordt gebracht, volgens mij is dat de basis van de constructie, bijvoorbeeld een standaard leasebedrag van € 1.000, waarop vervolgens de klant wordt verteld dat als ze alvast € 500 per maand op de uiteindelijke aanschafprijs van de auto bij afloop van de leaseperiode. Dus bij een leaseperiode van 24 maanden heb je dan € 12.000 betaald voor de uiteindelijke aanschaf van de auto. (…) Verder bedenk ik mij net dat de extra leasetermijn zodanig is dat deze gelijk is aan de fiscale bijtelling van de klant/berijder. (…) ‘.

2.7. In een op 18 juli 2002 gedagtekende voorbeeldofferte afkomstig van M – betreffende een Mercedes E 240 Elegance Automaat – wordt de werking van de leaseconstructie alsmede de door de werkgever en werknemer te behalen (fiscale) voordelen uiteengezet. De offerte behelst onder meer het volgende.

‘Mercedes E 240 Elegance Automaat

(…)

Leaseprijs per maand

30.000 km/jaar “ Looptijd 26 maanden € 1465,25 2.464.51

30.000 km/jaar “ Looptijd 30 maanden € 1.407,45 2.198,12

30.000 km/jaar “ Looptijd 36 maanden € 1.358,81 1.936,03

30.000 km/jaar “ Looptijd 48 maanden € 1.276,01 1.614,99

De gecalculeerde restwaarden exclusief BTW

30.000 km/jaar “ Looptijd 26 maanden € 30.964,00 5.020,00

30.000 km/jaar “ Looptijd 30 maanden € 29.707,00 5.020,00

30.000 km/jaar “ Looptijd 36 maanden € 26.104,00 5.020,00

30.000 km/jaar “ Looptijd 48 maanden € 21.206,00 5.020,00

(…)

toelichting

contract 26 maanden – 30.000 km/jaar lease-prijs per maand € 2.464,51, restwaarde € 5.020

maandelijkse facturatie door M aan : gedurende 26 maanden

bedrag € 2.464,51

Intern gaat u dit bedrag splitsen in :

Kosten zaak € 1.276,01

‘bijdrage in de autokosten” € 1.188,50

------------

Lease-prijs per maand € 2.464,51

Zaak betaald uiteindelijk 26 × € 1.276,01 = € 33.176,26

Privé

Bijdrage in de autokosten € 1.188,50 x 26 € 30.901,00

Restwaarde € 5.020,00

---------------

Betaald € 35.921,00

Verkoop auto voor minimale waarde handelsprijs € 35.000,00

----------------

Netto kosten € 921,00

Normaal privé kwijt geweest:

25% over 57.048 = 14.262 × 52% = 7.416,24 × 2,16 = 16.019,07

Netto voordeel 16.019,07 – 921 = € 15.098,07 in 26 maanden`.

2.8. Belanghebbende heeft de Audi A6 met kenteken AB-CD-12 op 31 mei 2001 – na het verstrijken van de leaseperiode – gekocht van M dan wel van O B.V. voor een bedrag van € 2.710,88. De waarde in het economische verkeer van de auto bedroeg volgens de gegevens van de Autotelex op dat moment ongeveer € 20.420. Belanghebbende heeft deze auto direct doorverkocht aan V Automobielbedrijven voor een bedrag van € 20.987,33.

Belanghebbende heeft de Audi A6 met kenteken 34-EF-GH op 15 mei 2004 – na het verstrijken van de leaseperiode – gekocht van M dan wel van O B.V. voor een bedrag van € 6.105,67. De waarde in het economische verkeer van de auto bedroeg volgens de gegevens van de Autotelex op dat moment ongeveer € 19.400. Belanghebbende heeft deze auto direct doorverkocht aan W B.V. voor een bedrag van € 23.133.

Belanghebbende heeft de Lexus RX 300 met kenteken 56-IJ-KL op 15 mei 2007 – na het verstrijken van de leaseperiode – gekocht van M dan wel van O B.V. voor een bedrag van € 5.300. De waarde in het economische verkeer van de auto bedroeg volgens de gegevens van de Autotelex op dat moment ongeveer € 40.000. In het kentekenregister heeft deze auto van 15 mei 2007 tot en met 2 april 2009 op naam van belanghebbende gestaan.

2.9. Belanghebbende was als accountant in een leidinggevende functie werkzaam binnen het – door N in zijn verklaring genoemde – accountantskantoor X. Samen met zijn zoon heeft belanghebbende de contacten met M onderhouden. Het accountantskantoor X heeft actief klanten geworven voor deelname aan het leasesysteem van M. De aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2001 tot en met 2004 zijn door belanghebbende zelf ingevuld en ingediend (respectievelijk vóór 1 maart 2003, 1 maart 2004, 1 maart 2005 en 1 maart 2006). In de aangiften van belanghebbende zijn ter zake van de ter beschikking gestelde auto’s de volgende ‘bijtellingen’ in aanmerking genomen:

2001 2002 2003 2004

Autokostenforfait € 7.843 € 8.537 € 8.537 € 13.604

Af: vergoeding aan werkgever € 4.819 € 4.819 € 4.819 € 6.237

Aangegeven bedrag bijtelling € 3.024 € 3.718 € 3.718 € 7.366

De aangiften voor de jaren 2001 tot en met 2004 zijn door belanghebbende berekend naar – onder meer – de volgende belastbare inkomens uit werk en woning € 66.123, € 50.466, € 41.354 en € 67.915. De primitieve aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 zijn overeenkomstig de aangiften vastgesteld.

2.10. Naar aanleiding van de bevindingen van het strafrechtelijke onderzoek bij M heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de door belanghebbende aan zijn werkgever betaalde eigen bijdragen niet kunnen worden aangemerkt als vergoedingen voor het gebruik voor privédoeleinden van de auto’s, maar moeten worden aangemerkt als vooruitbetalingen op de koopsom om de auto’s na afloop van het leasecontract van O B.V. te kunnen overnemen. Voorts heeft de Inspecteur de aangegeven bedragen van het autokostenforfait gecorrigeerd. Dit heeft geleid tot de volgende bedragen.

2001 2002 2003 2004

Autokostenforfait € 11.202 € 12.196 € 12.196 € 13.171

Af: vergoeding aan werkgever € 0 € 0 € 0 € 0

Bijtelling € 11.202 € 12.196 € 12.196 € 13.171

2.11. In verband hiermee zijn de onderhavige navorderingsaanslagen aan belanghebbende opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn berekend naar – onder meer – een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 74.301, € 58.944, € 49.832 en € 73.720. Daarbij zijn voorts vergrijpboeten van 50% opgelegd, welke belopen € 2.126, € 2.204, € 1.798 en € 1.509.

2.12. Tegen deze navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar aangetekend.

2.13. De Rechtbank heeft belanghebbende eveneens in het ongelijk gesteld. Niettemin heeft de Rechtbank wegens overschrijding van de redelijke termijn de onderwerpelijke vergrijpboeten verminderd met 25% tot € 1.594, € 1.653, € 1.348 en € 1.131.

2.14. Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Hangende het hoger beroep – naar aanleiding van de door belanghebbende in het hogerberoepschrift vermelde gegevens – heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen, vergrijpboeten en beschikkingen inzake de heffingsrente over de jaren 2001, 2002 en 2003 ambtshalve verminderd. Daarbij zijn de volgende bijtellingen in aanmerking genomen.

2001 2002 2003

Autokostenforfait € 7.843 € 8.537 € 8.537

Af: vergoeding aan werkgever € 0 € 0 € 0

Bijtelling € 7.843 € 8.537 € 8.537

Dit heeft voor de jaren 2001, 2002 en 2003 geleid tot een nadere vaststelling van het belastbare inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 70.942, € 55.285 en € 46.173. De heffingsrentebeschikkingen zijn dienovereenkomstig verminderd en de vergrijpboeten voor de jaren 2001, 2002 en 2003 tot € 939, € 939 en € 758. Daarbij is rekening gehouden met de door de Rechtbank verleende vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. In hoger beroep zijn tussen partijen uitsluitend nog de opgelegde vergrijpboeten in geschil. Volgens belanghebbende kan hem te dezen geen opzet worden verweten. De Inspecteur acht opzet aan de zijde van belanghebbende aanwezig.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot – kort gezegd – vernietiging van de boetebeschikkin¬gen.

3.4. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende heeft zich verenigd met het oordeel van de Rechtbank dat de door hem aan de werkgever betaalde bedragen niet kunnen worden aangemerkt als een ‘vergoeding die de belastingplichtige voor het gebruik voor privé-doeleinden is verschuldigd’ in de zin van artikel 3.145 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voorts heeft belanghebbende zich desgevraagd akkoord verklaard met de navorderingsaanslagen zoals deze in de hogerberoepsfase ambtshalve door de Inspecteur zijn verminderd.

4.2. Partijen houdt nog slechts verdeeld of de onderwerpelijke vergrijpboeten terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende te dezen opzet kan worden verweten.

4.3. Gelijk de Rechtbank heeft geoordeeld, beantwoordt het Hof deze vraag bevestigend. In aanmerking genomen dat belanghebbende

– zelf de aangiften heeft ingediend;

– werkzaam is als accountant binnen het kantoor X in een leidinggevende functie;

– samen met zijn zoon de contacten met M heeft onderhouden en met N gesprekken heeft gevoerd over de constructie;

– het kantoor X actief de lease-constructie ‘in de markt heeft gezet’ door klanten te werven voor de deelname aan het leasesysteem;

– de door hem geleasde auto’s na het verstrijken van de leaseperiode voor een veel lager bedrag heeft kunnen kopen dan de waarde in het economische verkeer van de auto’s en deze auto’s voor een aanzienlijk hoger bedrag heeft doorverkocht aan derden,

acht het Hof met de Inspecteur aannemelijk dat belanghebbende wist dat de door hem aan zijn werkgever betaalde bedragen geen vergoedingen vormden die hij voor het gebruik van de auto’s voor privé-doeleinden was verschuldigd. Van een zogenoemd pleitbaar standpunt is geen sprake. Door in de onderwerpelijke aangiften niettemin – kort gezegd - de ‘eigen bijdragen’ in aftrek te brengen had belanghebbende – naar het Hof aannemelijk acht - (op zijn minst) wetenschap van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven en heeft hij die kans toen (telkens) bewust aanvaard (op de koop toegenomen). Gelet hierop heeft de Inspecteur terecht de onderhavige vergrijpboeten opgelegd. Een boete van 50% van de nagevorderde belasting – zoals door de Inspecteur opgelegd – acht het Hof in beginsel passend en geboden. In de door de Rechtbank verleende vermindering van de boeten wegens overschrijding van de redelijke termijn kan het Hof zich vinden. Voor een verdere vermindering ziet het Hof geen grond.

4.4. Het hoger beroep wordt mede geacht te zijn gericht tegen de in rekening gebrachte heffingsrente. In aanmerking genomen dat de navorderingsaanslagen ambtshalve zijn verminderd door de Inspecteur, dient de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd. De Inspecteur heeft zulks bij de ambtshalve verleende vermindering gedaan. Voor een verdere vermindering bestaat geen grond nu belanghebbende geen zelfstandige grieven heeft aangevoerd tegen de beschikkingen heffingsrente.

5. Slotsom

Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond. De navorderingsaanslagen, vergrijpboeten en beschikkingen inzake de heffingsrente over de jaren 2001, 2002 en 2003 dienen te worden gehandhaafd zoals deze door de Inspecteur ambtshalve zijn verminderd. Voor wat betreft het jaar 2004 dient de uitspraak van de Rechtbank te worden bevestigd.

6. Proceskosten

In aanmerking genomen dat belanghebbende eerst in de fase van het hoger beroep de aan de ambtshalve verleende verminderingen ten grondslag liggende gegevens heeft verstrekt, acht het Hof geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof:

– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2004;

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de jaren 2001, 2002 en 2003;

– verklaart het beroep bij de Rechtbank in zoverre gegrond;

– vernietigt de uitspraken op bezwaar over de jaren 2001, 2002 en 2003;

– handhaaft de navorderingsaanslagen, de vergrijpboeten en de beschikkingen inzake de heffingsrente over de jaren 2001, 2002 en 2003 op de bedragen waartoe deze nader ambtshalve door de Inspecteur zijn verminderd;

– gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden de door hem voor de procedure bij de Rechtbank en het Hof betaalde griffierechten van in totaal € 151 (€ 39 en € 112).

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. A.J. Kromhout en mr. J.B.H. Röben in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2012.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.