Gerechtshof Arnhem, 11-09-2012, BX7787, 11/00528 en 11/00529
Gerechtshof Arnhem, 11-09-2012, BX7787, 11/00528 en 11/00529
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 11 september 2012
- Datum publicatie
- 19 september 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2012:BX7787
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZUT:2011:BR1647, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/00528 en 11/00529
Inhoudsindicatie
Reclamebelasting.
Gemeente Voorst. Eenheidstarief leidt niet tot willekeurige en onredelijke belastingheffing.
Uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummers 11/00528 en 11/00529
Uitspraakdatum: 11 september 2012
Eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X B.V. te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank) van 8 juni 2011, nummers 11/146 en 11/147 RECLBL, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Voorst (hierna: de Ambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor elk van de belastingjaren 2009 en 2010 een aanslag in de recla-mebelasting van de gemeente Voorst opgelegd ten bedrage van € 1 175.
1.2. De bezwaren van belanghebbende zijn door de Ambtenaar ongegrond verklaard.
1.3. Het beroep tegen de uitspraken op bezwaar is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. Tot de stukken van het geding behoren het van de Rechtbank ontvangen dossier, het verweerschrift in hoger beroep met één bijlage en de nadere stukken die op 2 mei 2012 van de gemachtigde van belanghebbende zijn ontvangen en op dezelfde dag in kopie doorgezonden aan de gemachtigde van de Ambtenaar.
1.5. Bij het onderzoek ter zitting op 31 mei 2012 te Arnhem zijn verschenen de Ambtenaar met zijn gemachtigde. De gemachtigde van belanghebbende is daar niet verschenen, na bericht van verhindering in de onder 1.4 genoemde nadere stukken.
1.6. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende drijft een kantoor aan de a-straat 1 te Twello.
2.2. Aan de gevel van het kantoor is vanaf de openbare weg een openbare aankondiging zicht-baar die verwijst naar de praktijk.
2.3. Het kantoor behoort tot het gebied als bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebe-lasting Twello centrum 2009 die is vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 2008 (hierna: de Verordening). De Verordening is bekendgemaakt doordat op bladzijde 39 van de De Stentor van 29 december 2008, is aangekondigd dat de Verordening is opgenomen in het Gemeenteblad nummer 363, dat dit in de hal van het gemeentehuis kosteloos ter inzage ligt en dat de gemeente-lijke regelgeving ook op www.voorst.nl beschikbaar is.
2.4. Van de Verordening luiden de artikelen 1, 2 en 5, voor zover hier van belang:
‘Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder
a. (…);
b. vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;
(…).
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing op het centrumgebied van Twello. Het centrumgebied van Twello is aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart. Het centrumgebied van Twello wordt begrensd door (een deel van) de Twellose beek en (een deel van) de spoor-lijn Apeldoorn-Deventer alsmede door (een deel van) de Domineestraat, door (een deel van) de H.W. Iordensweg en de Michiel de Ruyterstraat te Twello, met dien verstande dat de direct aan die wegen grenzende vestigingen tot het centrumgebied van Twello worden gerekend.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1. De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag per vestiging (…).
2. Voor de toepassing van dit artikel worden, indien meerdere gebouwen of bouwwerken of delen daarvan naast elkaar zijn gelegen en tezamen door dezelfde belastingplichtige wor-den gebruikt als één geheel, die gebouwen en bouwwerken aangemerkt als één vestiging.
3. Het tarief van de reclamebelasting bedraagt € 1.175,–.’
2.5. Het voorstel van het college van burgemeester en wethoudersvan 18 november 2008 aan de raad tot invoering van de reclamebelasting houdt onder meer in:
‘2.1 De bij de verordening behorende toelichting geeft een verduidelijking op de verorde-ning reclamebelasting Twello centrum 2009.
De reclamebelasting is binnen de gemeente Voorst een “nieuwe heffing”. In de toelichting wordt uitgebreid ingegaan op de objectieve en redelijke overwegingen die ten grondslag lig-gen aan de invoering van de reclamebelasting. Ook wordt in de toelichting ten aanzien van al-le artikelen aangegeven van wat nu precies in de verordening wordt bedoeld en waarom be-paalde keuzes zijn gemaakt.’
2.6. De zo-even bedoelde toelichting luidt, voor zover hier van belang:
‘Voor de, objectieve en redelijke, afbakening van het centrumgebied is aangesloten bij de “nieuwe” toekomstvisie ten aanzien van het centrum van Twello. (…) Als centrumgebied is aangewezen het gebied binnen en aangrenzend aan de (centrum) verkeersring (…). Alles aan en binnen de ring is aangemerkt als dorps en dynamisch gebied. De verkeersring, inclusief de aanliggende bebouwing, is aangemerkt als rand van het centrum. Bijkomend is dat de grenzen van het centrumgebied ook nog eens min of meer natuurlijk-logisch zijn. De spoorlijn Apel-doorn-Deventer en de Twellose beek zijn in dat verband de natuurlijke elementen en de Mi-chiel de Ruyterstraat, de H.W. Iordensweg en een deel van de Domineestraat maken onder-deel uit van de centrum verkeersring.
De gemeente ziet het nieuwe centrum gebied vanaf 2007 als dorps en dynamisch gebied waarbinnen de toekomstige vraag, bijvoorbeeld ook ten aanzien van de integrale gebiedsont-wikkeling, wordt geaccommodeerd met flexibiliteit. Het gebied waar het (kleine) onderne-merschap, anders dan dat in de grote steden, wordt gestimuleerd. Het gebied waarbinnen de gemeente het initiatief neemt voor verbetering van de verblijfswaarde. Het gebied waar ver-nieuwing, kwaliteitsverhoging en schaalvergroting duidelijk merkbaar zijn. Het gebied waar de nieuwe en toekomstige ontwikkelingen, zoals de komst van het NS-station, de aanleg en inrichting van het gehele stationsplein, de herinrichting van de stationsstraat, de herontwikke-ling van het Dumecoterrein, inclusief het hoge kwaliteitsniveau, de herontwikkeling van de kruising van de Duistervoordseweg met de centrumring als één van de toegangspoorten, de bouw van de parkeergarage (als onderdeel van de parkeerfilosofie), de maatregelen en voor-zieningen ten aanzien van de parkeerregulatie en de verkeerscirculatie alsmede de kosten van kwaliteitsaspecten bijvoorbeeld in de sfeer van feestverlichting en dergelijke, dragen in hoge mate bij tot een in ruime zin florerend Twello in het hart van de regio Stedendriehoek. Met de gerealiseerde en toekomstige investeringen en de voorzieningenimpuls die direct effect heeft op en uitstraalt over het gehele centrumgebied van Twello, is er sprake van een concrete sa-menhang tussen gebied, voorzieningen en kosten, om daarmee een objectieve gebiedbeper-kende toepassing van de reclamebelasting te rechtvaardigen.
In de verordening is in het derde lid van artikel 5 gekozen voor een uniform tarief. Dit bedrag wordt betaald ongeacht de omvang, aard of aantal van de openbare aankondigingen. (…) On-danks dat binnen de wetgeving ten aanzien van de reclamebelasting geen beperking is voor-geschreven, dient de gemeentelijke wetgever bij het opnemen van de heffingsmaatstaven in-clusief het tarief, rekening te houden met de algemene rechtsbeginselen, zoals het gelijk-heidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. (…) Voor de in de verordening opgenomen hef-fingsmaatstaf in relatie tot en in combinatie met het vaste tarief is bewust gekozen. De keuze is de resultante van het feit dat de belastingheffing niet mag leiden tot een onredelijke en wil-lekeurige belastingheffing die de wetgever (…) niet op het oog kan hebben gehad. Vooron-derzoek naar de keus voor de te hanteren heffingsmaatstaf in relatie tot het tarief heeft het volgende uitgewezen. Openbare aankondigingen binnen het centrumgebied van Twello zijn niet preventief gereguleerd, wel repressief in gevallen van veiligheid, gevaar of ernstige hin-der. Kenmerk van deze feitelijke non-regulatie is, dat het aantal als ook de grootte van de openbare aankondigingen, in m² oppervlakte en/of in lengte van de aankondiging, per vesti-ging volstrekt willekeurig is. Onder inachtneming van die willekeurigheid in de aankondigin-gen, temeer omdat met specifieke omstandigheden geen rekening kan worden gehouden, leidt het invoeren van een tariefdifferentiatie reclamebelasting op basis van het aantal en/of de grootte van de aankondiging(en) juist tot een onredelijke belastingheffing. (…) De gemeente-raad is van mening dat het in de verordening opgenomen tarief reclamebelasting redelijk, bil-lijk en niet willekeurig is. (…) Aangezien het (…) uniforme tarief (…) gebaseerd is op een fractie van de op het centrumgebied gerealiseerde en nog te realiseren investeringen alsmede de toezegging om ten minste gedurende 10 jaar geen betaald parkeren in te voeren wordt het in de verordening opgenomen tarief redelijk en billijk geacht. (…)’
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Partijen houdt verdeeld, of de reclamebelasting terecht van belanghebbende is geheven en of het in artikel 5, derde lid, van de Verordening neergelegde eenheidstarief verenigbaar is met algemene rechtsbeginselen, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel. Belanghebbende beant-woordt deze vragen ontkennend en de Ambtenaar bevestigend.
3.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.
3.3. Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.4. In hoger beroep concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Ambtenaar alsmede van de aanslagen, kosten rechtens.
3.5. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Voorop moet worden gesteld dat de reclamebelasting in artikel 227 van de Gemeentewet is voorzien als een algemene belasting. In de besteding van de opbrengst van die belasting is de gemeente vrij. Evenzeer mag de gemeente die opbrengst besteden aan activiteiten en voorzienin-gen binnen een bepaald gedeelte van haar grondgebied. Het karakter van een algemene belasting staat er evenmin aan in de weg dat de heffing van deze belasting is beperkt tot een gedeelte van het gemeentelijke grondgebied, mits voor die beperking een objectieve en redelijke rechtvaardi-ging bestaat.
4.2. Ingeval – zoals hier – de gemeente besluit de opbrengst van een reclamebelasting te beste-den op een wijze als zo-even bedoeld en zij het object van de heffing beperkt tot openbare aan-kondigingen in het desbetreffende gedeelte van haar grondgebied, is sprake van de zo-even bedoelde objectieve en redelijke rechtvaardiging, indien die gemeente in redelijkheid heeft mo-gen uitgaan van de veronderstelling dat op deze wijze degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken.
4.3. Dat van die veronderstelling is uitgegaan toen de raad van Voorst het onder 2.3 genoemde besluit nam, volgt uit de hiervoor onder 2.6 aangehaalde toelichting.
4.4. Deze toelichting leidt, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011, nr. 10/04446 (LJN BR4564), tot het oordeel dat de raad ook in redelijkheid heeft mogen uitgaan van deze veronderstelling, zodat de beperking van het gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven tot het centrum van Twello objectief en redelijk gerechtvaardigd is.
4.5. Belanghebbende voert aan dat het eenheidstarief in haar geval, mede in het licht van de verhouding van haar omzet ten opzichte van die van de grotere bank en winkelvestigingen in Twello-centrum, haar onevenredig zwaar treft en in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
4.6. Bij de beoordeling hiervan heeft als uitgangspunt te gelden dat volgens artikel 219, lid 2, van de Gemeentewet het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
4.7. Aan belanghebbende kan worden toegegeven dat de omzet niet tot de door dat artikel verboden maatstaven behoort, zoals wordt bevestigd door het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2002, nr. 36 969 (LJN AD8550; BNB 2002/306*). Dit betekent evenwel niet, dat de omzet een verplichte maatstaf voor de reclamebelasting zou zijn. De vrijheid die de gemeenteraad heeft bij het kiezen van een heffingsmaatstaf brengt mee, dat daarbij mede mag worden gelet op han-teerbaarheid en uitvoerbaarheid van de Verordening, mede met het oog op de kosten die in de uitvoeringssfeer aan de keuze voor een gedifferentieerde maatstaf zouden zijn verbonden. De Ambtenaar heeft daarover ter zitting aangevoerd, en het Hof acht geloofwaardig, dat bij de keuze voor een gedifferentieerd tarief de perceptiekosten tot 12% hoger zouden zijn in verband met het opnemen en controleren van meetgegevens en het omzetten daarvan tot een voor de belastinghef-fing bruikbare gegevensstroom.
4.8. Ook overigens kan van het eenheidstarief van € 1 175 niet gezegd worden dat het moet leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad, of dat daarmee enig algemeen rechtsbeginsel zou zijn geschonden.
5. Slotsom
Het hoger beroep is ongegrond. De Rechtbank heeft het beroep terecht ongegrond verklaard.
6. Kosten
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen aanleiding.
7. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. A.J. Kromhout in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2012.
De griffier, De voorzitter,
(W.J.N.M. Snoijink) (M.G.J.M. van Kempen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassa-tie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.