Home

Gerechtshof Arnhem, 02-10-2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BZ4561 BX9656, 12-00169

Gerechtshof Arnhem, 02-10-2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BZ4561 BX9656, 12-00169

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
2 oktober 2012
Datum publicatie
10 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BX9656
Zaaknummer
12-00169

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Bevoegdheid van ambtenaar van samenwerkingsverband.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 12/00169

uitspraakdatum: 2 oktober 2012

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem van 8 maart 2012, nummer AWB 11/2828, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland te Tiel (hierna: de Heffingsambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De Heffingsambtenaar heeft in één geschrift bij beschikking de waarde van de onroerende zaak A-straat 1 te Z, een aanslag onroerende-zaakbelastingen en een aanslag watersysteemheffing voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld.

1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslagen. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de bezwaren afgewezen.

1.3. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4. Het hogerberoepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 29 maart 2012 ter griffie ingekomen.

1.5. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2012 te Arnhem. Belanghebbende is met bericht aan het Hof niet verschenen. De Heffingsambtenaar is verschenen, bijgestaan door T, taxateur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak A-straat 1 te Z (hierna de woning). Het is een appartement met een zolder over een gedeelte van de oppervlakte van het appartement, een berging en een parkeerplaats. De zolder is bereikbaar met een vlizotrap. De woning is gelegen op de bovenste etage van een gebouw met 42 appartementen.

2.2. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2010, voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op € 274.000.

2.3. De Heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd, opgemaakt door T. Daarin wordt de woning vergeleken met de appartementen A-straat 2, 3, 4 en 5 die in de periode van 18 februari 2008 tot en met 13 mei 2011 zijn verkocht. De appartementen A-straat 4 en 5 liggen op de bovenste etage van het gebouw en zijn de buurappartementen van belanghebbende. A-straat 4 heeft een via een vaste trap bereikbaar entresol met vide over een gedeelte van de oppervlakte van het appartement. Het is verkocht voor € 318.000 en overgedragen op 18 februari 2008. A-straat 5 heeft een zolder over de gehele oppervlakte van het appartement. Het is verkocht voor € 275.000 en overgedragen op 3 juni 2008. De waarde van de woning van belanghebbende is getaxeerd op € 274.200, als volgt gespecificeerd: appartement (280 m³ à € 840 =) € 235.200, berging € 3.000, parkeerplaats € 6.000 en zolder € 30.000.

2.4. In het verweerschrift in hoger beroep schrijft de Heffingsambtenaar dat de taxateur thans de woning inpandig heeft opgenomen, dat de zolder boven de helft van de woonkamer is gerealiseerd en dat de woonkamer als gevolg daarvan een grotere inhoud heeft dan die van A-straat 5. Voorts schrijft de Heffingsambtenaar dat de taxateur meent dat van deze omstandigheid geen waardeverminderende invloed uitgaat. Bij brief van 28 augustus 2012 stuurt de Heffingsambtenaar een gewijzigde specificatie: appartement (300 m³ à € 835 =) € 250.500, berging € 3.000, parkeerplaats € 6.000 en zolder € 15.000, tezamen € 274.500.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is de waarde van de woning in geschil.

3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Heffingsambtenaar, en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 255.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belastingsamenwerking Rivierenland te Tiel is een openbaar lichaam als bedoeld in de artikelen 61 en 62 in verbinding met artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, gaat het Hof voor de onderhavige procedure ervan uit dat de bevoegdheden tot het heffen van belastingen en de daarmee verband houdende bevoegdheden op de juiste wijze door de gemeente Culemborg en door het waterschap Rivierenland zijn overgedragen aan het samenwerkingsverband. Een redelijke uitlegging van de artikelen 232, vierde lid, en 239 van de Gemeentewet en de artikelen 124, vijfde lid, en 129 van de Waterschapswet, in onderlinge samenhang beschouwd, brengt dan mee dat het de Heffingsambtenaar is toegestaan de in 1.1 vermelde beschikking en aanslagen, op één aanslagbiljet te verenigen. Op diezelfde grond kan worden geoordeeld dat het de Heffingsambtenaar evenzeer is toegestaan de uitspraken op de bezwaarschriften in één geschrift te vervatten (artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).

4.2. Belanghebbende stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld. Hij stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheid dat de vliering niet als verblijfsruimte kan worden gebruikt, omdat er onvoldoende daglicht en onvoldoende ventilatie is en omdat deze een beperkte hoogte heeft en slechts bereikbaar is via een vlizotrap die de deuren naar toilet, badkamer en woonkamer blokkeert. Voorts is onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat de zolder kleiner is dan die van het referentiepand A-straat 5. Belanghebbende verdedigt een waarde van € 255.000.

4.3. De Heffingsambtenaar verdedigt dat de vastgestelde waarde van € 274.000 niet te hoog is. Hij verwijst naar het hiervoor onder 2.2 vermelde taxatierapport en de onder 2.3 vermelde aanvulling daarop.

4.4. Niet in geschil is dat de woning van belanghebbende een kleinere zolder heeft dan het referentiepand A-straat 5 en dat die omstandigheid op zichzelf een waardedrukkend effect heeft. Voorts is niet in geschil dat de woning van belanghebbende, afgezien van de zolder, een grotere inhoud heeft dan het referentiepand A-straat 5. De Heffingsambtenaar stelt dat deze grotere inhoud een waardevermeerderend effect heeft dat niet kleiner is dan het waardedrukkende effect van de kleinere zolder, doch heeft deze stelling niet onderbouwd. Tegenover de betwisting door belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar deze stelling naar het oordeel van het Hof dan ook niet aannemelijk gemaakt. In verband daarmee heeft de Heffingsambtenaar evenmin aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning van belanghebbende niet te hoog is vastgesteld.

4.5. Belanghebbende bepleit een waarde van € 255.000. Hij heeft deze waarde niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van het Hof heeft hij deze waarde evenmin aannemelijk gemaakt.

4.6. Omdat noch de Heffingsambtenaar noch belanghebbende de door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt, zal het Hof de waarde schattenderwijs vaststellen op € 265.000. Het Hof zal de vastgestelde waarde verminderen tot dat bedrag en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderen.

4.7. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar ook de aanslag in de watersysteemheffing gehandhaafd. Daarmee komt hij niet in strijd met artikel 131 van de Waterschapswet, nu deze uitspraak op bezwaar is vervat in hetzelfde geschrift waarin de uitspraak op het bezwaar met betrekking tot de WOZ is vervat (vergelijk Hoge Raad 28 juni 2002, nr. 36.957, LJN AE4722). Het Hof zal ook de aanslag watersysteemheffing verminderen.

5. Kosten

Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de vastgestelde waarde tot € 265.000;

- vermindert dienovereenkomstig de aanslag onroerendezaakbelastingen en de aanslag watersysteemheffing; en

- gelast de Heffingsambtenaar het griffierecht ad (€ 41 + € 115) € 156 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.P.M. Kooijmans en R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

De beslissing is op 2 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(A. Vellema) (J. van de Merwe)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.